Phra Khruba Sri Wichai

Op de elfde dag van de wassende maan in de zevende maanmaand, in het Jaar van de Tijger, in het 97e jaar van het Ratanakosin Tijdperk werd in het dorpje Ban Pang, Li district, Lampun, een jongetje geboren.

In het hutje was de hele familie verzameld, Nai Khwai, de vader, Nang Usa, de moeder, Mae Chang, de vroedvrouw, en vele anderen.  Toen de duisternis inviel brak er een regenstorm los, het water kletterde op het dak, er was donder en bliksem, en het hutje schudde onder de krachtige windvlagen.

Op het moment dat het jongetje de moederschoot verliet en zijn eerste schreeuw liet horen verstomde de storm en er viel een diepe stilte.  Het jongetje werd ‘Fuan’ genoemd en soms ‘Fa Rong’ wat beide ‘Donder’ betekent.

Dit was op 11 juni 1878.

Zijn jonge jaren

Fuan was in veel opzichten een gewone dorpsjongen. Hij hoedde de waterbuffels, speelde op een fluit en de driesnarige sueng en zong de plaatselijke liedjes genaamd joi. Maar ongewoon was dat hij al op jonge leeftijd de wens uitsprak toe te mogen treden tot het monnikendom. Zijn ouders verzetten zich daar tegen omdat hij nodig was voor hun levensonderhoud. Fuan liefhebberde wat in zwarte magie. Pas op zijn zeventiende zwichtten zijn ouders en Fuan betrad de Ban Pang tempel als dek wat, een bediende van een monnik. Op zijn achttiende werd hij ingewijd als noviet en op zijn eenentwintigste als volwaardig monnik. In deze tijd kreeg hij voor het eerst onderwijs, in het Lanna schrift, het Standaard Thais en Pali teksten.

Zijn leraren noemden hem intelligent, ijverig en nederig. Hij was graag op zichzelf en mediteerde veel, vooral vipassana, inzicht gevende meditatie, Hij at één keer per dag een vegetarische maaltijd, en kauwde zelfs geen tabak of miang, gefermenteerde theebladeren.  In 1902, op 24-jarige leeftijd, werd hij abt. Hij werd nu Phra Khruba Sri Wichai genoemd. ‘Khruba’ betekent ‘Geëerde Leraar’.

Zijn dorpsgenoten aanbaden hem en hij kreeg al gauw veel volgelingen uit de wijdere omtrek waaronder ook veel bergvolkeren als Hmong, Lahu, Karen, Lisu en Khmu.

Zijn aanvaringen met de boeddhistische en wereldlijke autoriteiten

Eerst een uiterst korte inleiding op de geschiedenis van Lanna

Het koninkrijk Lanna  (láan naa, ‘De Miljoen Rijstvelden’) of Chiang Mai, met ongeveer de omvang van het huidige noorden van Thailand, was al sinds de 13e eeuw onafhankelijk hoewel tussen 1550 en 1800 een vazalstaat van Birma en daarna tot 1900 een vazalstaat van Bangkok. Er waren diverse oorlogen met het rijk Ayutthaya. Chiang Mai had veel meer economische en intellectuele verbindingen met de staten ten westen (Shan staten, nu Birma), ten oosten (nu Laos) en ten noorden (nu Zuid-Yuan, China). De Ayutthianen noemden de mensen in Chiang Mai ‘Laotianen’.

Vanaf 1890 of zo begon koning Chulalongkorn een programma om zijn macht te vestigen in heel Siam om interne en externe redenen, dat laatste de dreiging van de koloniale machten Engeland en Frankrijk. Ambtenaren, politie, belastinginners en soldaten werden naar de perifere gebieden gestuurd waar zij de lokele heersers geleidelijk opzij zetten. Dat leverde een aantal kortdurende opstanden op in het noorden en in de Isaan.

De Sangha wet van 1902 vereiste dat alle, tot nu toe vrij onafhankelijk opererende boeddhistische gemeenschappen, zich moesten schikken naar de regels vanuit Bangkok. Er kwam er een Onderwijswet (1913) die voorschreef dat alle scholen het door Bangkok gemaakte curriculum moesten volgen, Standaard (Bangkok) Thais moesten gebruiken en de nationalistische visie van Bangkok moesten uitdragen. Op een paar plaatsen in het noorden vernietigden bewoners scholen.

De Khruba werd voor het eerst gearresteerd in 1907 met de beschuldiging dat hij monniken inwijdde op eigen gezag zonder toestemming van de hogere boeddhistische autoriteiten in het district Li en de stad Lamphun zoals de nieuwe Sangha wet voorschreef. Zijn volgelingen beschouwden het als een politieke vervolging of als jaloezie gezien zijn grote populariteit. Hij werd vrijgesproken omdat hij met een ‘puur hart’ had gehandeld, maar werd als abt afgezet.

Een aantal jaren later was het weer raak. De Khruba had een vergadering van monniken in Lamphun niet bijgewoond. Hij verontschuldigde zich door te zeggen dat hij in de tijd mediteerde en geen abt meer was. Zijn gedwongen gang naar Lamphun  werd een optocht met honderden volgelingen waarbij in Lamphun rellen uitbraken ondanks de aanwezigheid van veel politie. De autoriteiten besloten dat het veiliger was hem naar Chiang Mai te brengen. Dat gebeurde in een auto ter beschikking gesteld door Chao Kaew Nawarat, een telg van het oude koningsgeslacht van Chiang Mai. De Khruba werd opgesloten in Wat Sri Donchai in een kuti (monnikenhutje) met grote gaten in het dak. Ook hier bezochten vele volgelingen hem wat de autoriteiten uiteindelijk deed besluiten om hem per trein naar Bangkok te sturen voor een proces voor de Opperste Sangha Raad. Hij werd opgenomen in Wat Benjambopit (de ‘Marmeren Tempel’).

De Bangkok Times kreeg lucht van zijn zaak. Ik citeer een aantal zinnen uit een verslag in die krant van 7 juni 1920:

Nieuws uit Chiang Mai

In het Noorden

Een populaire monnik

Phra Sri Vichai wordt grotelijks geëerd in het Noorden, en zijn invloed is daar enorm, zegt men. Maar om één of andere reden spreken de beambten afkeurend over hem. Sterker nog, hij werd verbannen naar Bangkok……… Misschien dat de autoriteiten nerveus werden….. Maar de regering zou toch blij moeten zijn met zo’n machtige man die het goede in het land bevorderd…… Het is zo dat sommige vooraanstaande monniken hem proberen neer te zetten als een verrader van de godsdienst en de koning. Maar dat is niet waar. Men kan veilig vertrouwen op het volk in dit soort zaken. Als een vrouw een misstap begaat weten de buren het eerder dan de echtgenoot. Evenzo weet het gewone volk eerder dan de regering wanneer een leek of een monnik de fout ingaat….. Natuurlijk is het zo dat ambtenaren altijd denken gelijk te hebben. Wat er ook onwaar mag zijn in wat hierboven geschreven staat, het geeft weer wat men in het Noorden gelooft.

In het proces voor de de Sangha Raad werd de Khruba op 5 punten schuldig bevonden, maar omdat hij schuld bekende en al gestraft was door zijn opsluiting in Chiang Mai (‘een te zware straf’ concludeerde de Raad) ging hij verder vrij uit. Op 3 andere punten werd hij vrijgesproken.

Phra Khruba Sri Wichai keerde op 21 juli 1923 naar het Noorden terug. Hij werd uitgewuifd door een grote menigte in Bangkok en hartelijk ontvangen in Lampun en Ban Pang. Hij was nu 42 jaar oud.

In 1935 werd de Khruba opnieuw naar Bangkok ontboden. Een soortgelijk proces volgde. Hij zou gezegd hebben ‘Ik kan niet handelen volgens de Sangha wet’, een uitspraak die hij later verloochende. Hij besloot zich nu te onderwerpen aan de autoriteit van de Sangha.

Hij ondertekende de uitspraak en de belofte zich verder aan de regels van de Sangha te houden met zijn naam in het Lanna schrift.

Één vrijspraak was interessant. Hij was er van beschuldigd geen feestversiering te hebben aangebracht op zijn tempel en geen trommels te hebben geroerd ter ere van de troonsbestijging van koning Rama VI in 1910 ondanks een oproep daartoe van de gouverneur. Een verplicht eerbetoon zou oneervol zijn geweest, concludeerde de Raad.

De aanleg van de weg naar Doi Suthep

Bouwwoede

In de loop van zijn leven maakte de Khruba ook een nieuwe versie van de Yuan (Noord-Thaise) vertaling van de Traipitaka (‘De Drie Manden’) de religieuze teksten waarop het Thaise Theravada boeddhisme zich baseert. Maar het meest bekend is hij gebleven vanwege zijn bouwactiviteiten.

In de jaren tussen 1923 en 1935 hield de Khruba zich bezig met het renoveren van tempels in het hele noorden, van Mae Hong Song tot Phayao en van Fang tot Phichit. Sommige bronnen noemen 126 tempels en andere bronnen spreken over 261 tempels. Dat gaf dan weer problemen omdat vele abten van tempels aangaven dat zij Phra Khuba Sri Wicha als de hoogste boeddhistische autoriteit beschouwden en niet de officiële Sangha, maar dat werd de Khruba niet meer kwalijk genomen.

De meeste mensen in het Noorden, dat wil zeggen de oudere generatie, kennen zijn naam. Zij noemen als zijn grootste prestatie de aanleg van de 12 kilometer lange weg naar Phra Thaat Doi Suthep. Daar werd mee begonnen om 10 uur ‘s ochtends op 9 november 1935, een gunstige tijd. De premier van Thailand, Phraya Phahon, stak de eerste schop in de grond. Het karwei, uitgevoerd door 6.000 vrijwilligers met eenvoudige handwerktuigen en enkele explosies, werd in 6 maanden geklaard. Aan de voet van Doi Suthep bij het begin van die weg naar boven staat een druk bezochte schrijn waarin de Khruba’s geschiedenis uit de doeken wordt gedaan. Toen ik onlangs langs Doi Saket reed, 15 kilometer van Chiang Mai, stond er een rij borden langs de weg waarin werd opgeroepen verdienste te verwerven door geld te geven voor een nieuw groot standbeeld van Phra Khruba Sri Wicha. Niet lang voor zijn overlijden werkte hij nog mee aan het bouwen van een brug over de Ping Rivier om het verkeer tussen Lampun en Chiang Mai te vergemakkelijken.

De crematie van Khruba Sri Wichai

Overlijden

Toen zijn gezondheid in 1937 achteruit ging, sprak hij zijn volgelingen als volgt toe: ‘Mijn geliefde volgelingen. Ik denk niet dat ik zal overleven. Deze keer is mijn toestand te ernstig. Ik vraag jullie om ons werk voort te zetten. Verwerf verdienste en wees liefdadig. Ik weet  heel goed dat mijn lichaamsdelen het nu laten afweten.’

Hij blies de laatste adem uit tijdens een afnemende maan in de achtste maanmaand in het Jaar van de Tijger, 29 februari 1938 op het moment dat er een heftig onweer losbarstte boven zijn kuti. 

Koning Ananda sponsorde de ceremonie en de latere crematie. De Khruba lag 7 jaar opgebaard in Wat Cham Thewi in Lampun waar op 21 maart 1946 de crematie plaatsvond. Nog voordat het vuur was gedoofd stortten zijn volgelingen zich op de as om relikwieën te bemachtigen.

In diezelfde tijd werd de naam van het land veranderd van Siam in Thailand. Chiang Mai was nu definitief een deel van de trotse staat Thailand.

4 reacties op “Phra Khruba Sri Wichai, de heilige van Lanna en de verloren strijd voor religieuze zelfstandigheid in het Noorden”

  1. Tino Kuis zegt op

    Citaat:
    ‘Één vrijspraak was interessant. Hij was er van beschuldigd geen feestversiering te hebben aangebracht op zijn tempel en geen trommels te hebben geroerd ter ere van de troonsbestijging van koning Rama VI in 1910 ondanks een oproep daartoe van de gouverneur. Een verplicht eerbetoon zou oneervol zijn geweest, concludeerde de Raad.’

    Ik leef mee met alle Thais die het heengaan van hun geliefde koning betreuren. Ik kleed mij in wit en zwart. Tegelijkertijd vind ik dat verplichte rouw geen echte en eervolle rouw is. Laat iedereen zijn verdriet uiten op zijn/haar eigen manier. Dat kan ook door dans en muziek.

    • Slagerij van Kampen zegt op

      Interessant is natuurlijk hoe de monnik uiteindelijk door het systeem wordt ingekapseld en zelfs wordt geëerd. Hij ondertekende uiteindelijk de belofte zich verder aan de regels vena de Sangha te houden. De rebel getemd!

  2. Rob V. zegt op

    Weer een mooi stukje Tino. Ik heb het zelf ook niet echt op met autoriteit en dictaten. De intentie van iemands handelen is het belangrijkst en gaat boven alles zolang een ander geen schade wordt toegebracht. De wens om allen in dezelfde pas te laten lopen is een teken van angst, laat de mensen zoals ook deze monnik doen wat voor hen juist voelt. Volg het hart en de wereld zal een klein stukje beter zijn.

  3. l.lagemaat zegt op

    Een leerzaam en interessant stukje!


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website