Hollanders op de markt in Bantam

De laatste decennia zijn er behoorlijk wat studies van de persen gerold over de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) in Zuidoost-Azië waarbij ook – bijna onvermijdelijk – de aanwezigheid van de VOC in Siam aan bod kwam. Vreemd genoeg is er tot op vandaag weinig gepubliceerd over Cornelis Specx, de man die we gerust als de wegbereider voor de VOC in de Siamese hoofdstad Ayutthaya mogen beschouwen. Een euvel, dat ik bij deze wil rechtzetten.

Cornelis Specx (ca. 1575-1608) was de zoon van Antwerpenaren die zich als vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden in Dordrecht hadden gevestigd. De familie Specx  of Speckx was een bekend handelaarsgeslacht en wilde haar kapitaal, dat flinke klappen had gekregen door het uitbreken van de oorlog met Spanje, natuurlijk zo veel mogelijk consolideren en waar mogelijk uitbreiden.  Dit was een kolfje naar de hand van Cornelis. Hij was zonder twijfel een kerel, die werd verlokt door de roep naar avontuur en fortuin dat in die tijden voor een ondernemend heerschap in de wijde wereld te rapen viel. In 1601 monsterde hij aan op één van de drie schepen die met de hulp van de Staten van Zeeland waren uitgerust door de eveneens uit Antwerpen gevluchte reder en koopman Balthasar de Moucheron (1552- ca. 1630), een belangrijke vennoot van de Zeeuwsche Compagnie die eerder al, zij het met wisselend succes, expedities naar Guinea, Mozambique, Brazilië en India had georganiseerd.

Specx was ingescheept onder het bevel van mede-Antwerpenaar Joris van Spilbergen (1568-1620). Van Spilbergen bracht zijn missie tot een goed einde. Hij was de eerste Nederlandse kapitein die voet aan land zette in Sri Lanka waar hij goede diplomatieke- én handelsbetrekkingen wist aan te knopen met Vimala Dharma Suriya, de  maharadja van Kandy. De exploten van Van Spilbergen vielen absoluut niet in goede aarde bij de Portugezen die zich heer een meester waanden over het immense gebied ten oosten van Kaap de Goede Hoop en mogelijke concurrentie van de ‘ketterse’ Hollanders konden missen als de pest. Maharadja Dharmapalla, de met een Portugese vrouw gehuwde vader van Vimala Dharma Suriya, had in 1580 immers per testament zijn koninkrijk vermaakt aan de Portugese kroon. Alsof dit niet volstond zeilde Joris Van Spilbergen daarna, met een grote lading kostbare edelstenen aan boord die hij van de Sri Lankaanse heerser als geschenk had gekregen, naar Atjeh in het noorden van Sumatra waar hij handelsbetrekkingen aanknoopte met de sultan.

Het is niet meteen duidelijk wat er met Specx in Indonesië gebeurd is maar het staat wel vast dat hij er bleef en niet met Van Spilbergen terugkeerde. In 1603 treffen we hem aan in het sultanaat Bantam aan de noordwestkust van Java. Hij trad er in dat jaar in dienst van de VOC als boekhouder. Het moet zijn dat hij het volste vertrouwen genoot van de VOC want in juni 1604 belastte admiraal Wijbrandt van Waerwijck (1566-1615) hem met een diplomatieke missie naar Ayutthaya. De eerste Hollanders hadden drie jaar eerder voor het eerst Siam aangedaan en hadden in Pattani, toen een kleine Maleisische vazalstaat van Siam, een comptoir of handelspost opgericht die zich specialiseerde in de erg lucratieve peperhandel.

De missie waarmee Specx werd belast was in feite dubbel. Bijgestaan door Lambert Jacobszoon Heijn moest hij de Siamese koning Phra Naresuan (1555-1605) zo ver krijgen dat hij de VOC-toestemming gaf een handelspost te openen in de Siamese hoofdstad. Tegelijkertijd, en dat was prioritair voor de VOC, moest Specx in Ayutthaya aansluiten bij de Siamese delegatie die quasi jaarlijks naar China afzeilde om er de keizer eer te betuigen. Door het uitstel van deze expeditie als gevolg van een militair conflict met de Birmezen en de dood van Phra Naresuan op 25 april 1605 kwam er uiteindelijk niets in huis van deze trip naar China. Maar de tuk op handel zijnde Naresuan had kort voor zijn overlijden wél het Hollandse verzoek voor de vestiging van een handelspost ingewilligd.

Specx begon, met de zegen van Phra Ekathotsarot (1556-1620), de nieuwe heerser over Ayutthaya, de nodige voorbereidingen te treffen om hier een VOC factorij op te startten. De vraag moet echter gesteld worden of Specx zich wel ten volle engageerde om hier een succesverhaal van te maken, want hij leek in deze periode vooral gefocust op mogelijke handel met China. Hij bezocht desalniettemin minstens eenmaal het VOC comptoir in Pattani en zeilde een paar maal heen en weer tussen Bantam en Ayutthaya om de VOC op de hoogte te houden van de recentste ontwikkelingen of nieuwe instructies op te halen. Zo faciliteerde hij bijvoorbeeld op het einde van 1606 de missie van Jacques Van de Perre en Willem Tonneman, die in Ayutthaya in opdracht van de VOC de handelsmogelijkheden met Siam in kaart moesten brengen. Het scheelde echter geen haar of het bezoek van deze twee VOC-gezanten deed alle plannen van Specx en de VOC in het water vallen. Het onderling uitwisselen van geschenken was een vast onderdeel van alle diplomatieke betrekkingen in die dagen en precies daar liep het mis. Toen Van de Perre en Tonneman op audiëntie gingen bij Phra Ekathotsarot hadden ze het lef te vragen naar gouden beteldozen, één van de meest kostbare vorstelijke geschenken die normaal gezien alleen waren voorbehouden voor de hoogste gezagsdragers. De Siamese hofkringen waren geschokt door het onbeschofte gedrag van de VOC-gezanten en pas na een persoonlijke interventie van Specx én een publieke verontschuldiging van Sprinckel, de VOC-opperkoopman in Bantam, konden de plooien opnieuw worden gladgestreken.

Phra Ekathotsarot besefte immers als weinig andere heersers in Zuidoost-Azië dat hij meer te winnen dan te verliezen had van een goede relatie met de Hollanders. Het succes waarmee ze de Portugezen en Spanjaarden te lijf gingen maar ook de uitermate beslagen manier waarop ze handel dreven, charmeerden hem. Geïntrigeerd door verhalen die onder meer Engelse zeevaarders hem over de Hollanders hadden wijsgemaakt besloot hij in het late najaar van 1607 om een twaalfkoppige Siamese delegatie naar Holland te sturen om er diplomatieke betrekkingen met de prins van Oranje aan te knopen. Verzot op protocol en diep tot in zijn vezels doordrongen van de goddelijke missie van de monarchie had Ekathotsarot er blijkbaar geen flauw benul van dat deze laatste, als stadhouder, slechts een dienaar van de Staten-Generaal was en dat het koninklijke gezag de jure onbestaande was in de Republiek der Verenigde Provinciën.

Het was niemand minder dan Cornelis Specx die op het einde van november 1607 met deze delegatie naar Bantam vertrok. Zijn aankomst in Java werd niet meteen op handgeklap onthaald. De VOC had de reputatie krenterig te zijn en deed deze meteen alle eer aan. De kosten voor het verblijf en de reis van deze, niet door hen uitgenodigde delegatie vielen immers voor de rekening van de VOC en die bleek niet meteen bereid om diep in de geldbuidel te tasten. Aanvankelijk weigerden ze zelfs de delegatie te ontvangen en wilden ze deze terug naar Ayutthaya sturen maar Specx wist hen te overhalen. Geopolitiek en strategisch was de gunst van Phra Ekathotsarot van groot strategisch belang voor de VOC en uiteindelijk wist Specx hen te overtuigen om een flink afgeslankte delegatie af te laten zeilen naar de Lage Landen. Specx bleek de situatie correct te hebben ingeschat. De goodwill van de VOC wierp vrijwel meteen vruchten af en in februari 1608 werd zijn oude kompaan Lambert Jacobsz. Heijn de eerste hoofd- of opperkoopman in de pas operationeel geworden VOC-factorij in Ayutthay. De eerste in een lange rij van bijna vijftig koopmannen die in meer dan anderhalve eeuw deze handelspost zouden gaan leidden…

Jacques Specx

Jacques Specx

Specx zélf vertrok op 28 januari 1608 mét de vijfkoppige diplomatieke missie van Phra Ekathotsarot aan boord van De Oranje voor een turbulente en maandenlange reis naar Amsterdam. Specx zou echter niet meer meemaken hoe ze door Prins Maurits werd ontvangen want hij overleed schielijk aan boord op 11 juni 1608. Zijn bezittingen werden ‘voor de mast’ publiek verkocht en hij kreeg een traditioneel zeemansgraf voor de kust van West-Afrika.

Cornelis overigens niet de enige reislustige Specx. Hij had een jongere broer, Jacques Specx (1585-1652) die in 1607 in dienst ging als onderkoopman van de VOC. Hij zou één van de belangrijkste figuren in de vroege geschiedenis van de VOC worden want hij wist de basis te leggen voor de erg lucratieve handel met Japan en Korea en was tussen 1629 en 1632 zelfs de -tijdelijke- gouverneur-generaal van de VOC voor het hele gebied ten oosten van de Kaap de Goede Hoop. Cornelis’ zoon Cornelis jr. vertrok op 31 december 1637 als opperkoopman aan boord van De Zon naar Batavia. Hij zou echter nooit in de voetstappen van zijn vader en oom treden en ‘De Oost’ bereiken want op 30 april 1638 werd hij in de VOC-nederzetting van Kaap de Goede Hoop vermoord.

5 reacties op “Cornelis Specx: Wegbereider voor de VOC in Ayutthaya”

  1. aad van vliet zegt op

    Gaan we terug in de tijd? En voelen wij ons nu beter? Zoals ik de nederlandse samenleving sinds 20 jaar meemaak zijn we geen wegbereiders meer maar Part of the BIg Machine en het wordt dagelijks erger. Neem de belastingdienst. Kun u nog contact krijgen?
    Wat een vervelende samenleving is dat geworden!

  2. walter zegt op

    Prachtig verhaal!
    Dit toont ook weer aan welke tragische gevolgen de Spaanse overheersing voor Vlaanderen had. Een groot deel van de intelligentsia, de avonturiers en de rijken, vluchtten naar het noorden en realiseerden daar mee de gouden 16de eeuw.

  3. Alphonse Wijnants zegt op

    Alweer een boeiend en voortreffelijk artikel. Even een aanvulling.
    Zoals ook Walter laat horen, is de welvaart van de Nederlandse Gouden Eeuw op Vlaamse protestanten gefundeerd.
    Onrechtstreeks geeft Lung Jan ons vandaag die eer in zijn artikel.

    Al de rijke Vlaamse protestantse families, vooral uit Antwerpen, moesten lopen gaan voor de Spaanse bezetter, die de Zuidelijke Nederlanden kon heroveren, waardoor wij katholiek bleven.
    Maar het noorden niet. Gevolg: een toestroom van kapitaal van protestanten in de Noordelijke Nederlanden.
    Zonder de Vlamingen zouden de toenmalige Nederlandse Provinciën nooit tot die welvarende status gekomen zijn.

    Hoe komt het dat al die grote kapitaalfondsen, die trusts, die multinationals opgebouwd konden worden? Let wel, allemaal privé-initiatieven!
    Dat kwam door het protestantse geloof dat, in tegenstelling tot het exuberante rooms-katholicisme, voorhield dat je je rijkdom niet aan deuren en ramen uit moest gooien. Het moest tot meerdere eer en glorie van de protestantse God opgepot worden. Hiervandaan stamt dus ook de welbekende spaarzaamheid of ‘gierigheid van de Hollanders’. Letterlijk en figuurlijk ‘profijtelijk’.

    Nog even een toetje.
    Geen enkele rechtgeaarde Amsterdammer weet of vermoedt dat zijn beruchte ‘Amsterdams dialect’ geworteld is in het ‘Aantwaarps Vlaams’ tengevolge de duizendtallige vluchtelingenstroom uit het zuiden in randstad Holland.
    Het waren zoveel migranten dat ze ingrijpende invloed op de taal van het noorden hebben uitgeoefend.
    Opgemerkt weze, dat tot op vandaag niemand meer weet dat het Antwerps in feite Vlaams-Brabants is, of een variant van het Brabants. Ook Antwerpenaren weten dat trouwens niet.

    Hoezo, uit de lucht gegrepen. Haal er dan onze boeiende schrijver G.A. Bredero maar bij, die de beroemde, beruchte, populaire kaskraker schreef, getiteld: De Spaanse Brabander. Waarin hij zijn personages lustig ‘Aantwaarps’ laat praten. En commentaar laat geven op de migrantenpopulatie. Nog altijd de moeite waard om te lezen… of te spelen.

    En: niets nieuws onder de zon anno 2020. Hetzelfde verhaal, maar dan arabische en Turkse druk op ons Nederlands. God weet wat er in 2120 in onze contreien gebrabbeld zal worden…

  4. Cornelis zegt op

    Dankje, voor weer een geweldig en informatief verhaal, Lung Jan!

  5. Henk Zoomers zegt op

    Een interessant verhaal, dat mij overigens bekend is.
    Het toont aan hoezeer de Spaanse godsdienstige en militaire repressie in de Zuidelijke Nederlanden en met name Antwerpen tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) heeft geleid tot een jarenlange vlucht van ambachtslieden, kunstenaars, kooplieden en handelslui richting het noorden. Heden ten dage noemen wij dat een braindrain. Een stad als Amsterdam heeft daarvan zeer geprofiteerd.

    Met zijn vermelding “Phra Ekathotsarot (1556-1620)” gaat Lung Jan echter behoorlijk in de fout. Ik heb het vermoeden dat hij voor zijn bijdrage Wikipedia heeft geconsulteerd, maar niet de beschikbare primaire bronnen. Ik vind het overigens een raadsel dat Wikipedia voor diverse lemma’s betreffende Siam abusievelijk het jaartal 1620 hanteert.

    Ekathotsarot (Sanphet III) volgde in 1605 zijn vader Naresuan op als koning van Ayutthaya. Hij regeerde in de periode 1605-1610. Hij werd opgevolgd door zijn zoon (en Chao Fa, dus kind van koning en koningin en niet van een concubine) Si Saowaphat. Deze persoon wordt in de koninklijke kronieken (Phraratchaphongsawadan) vermeld. Het is niet duidelijk of hij is vermoord door een rebellerende monnik of door zijn oudere halfbroer op de traditionele manier voor personen van koninklijke bloede is terechtgesteld, te weten: gehuld in een fluwelen zak met een sandelhouten knuppel doodgeslagen. Deze halfbroer regeerde als koning Songtham in de periode 1611-1628. Em. professor Baas Terwiel heeft aan deze periode een interessant artikel gewijd.

    Voorts vind ik het iets te gemakkelijk om aan Ekathotsarot een “verzot zijn op protocol” en een gebrek aan kennis over de formele positie van de stadhouder als “dienaar van de Staten-Generaal” toe te schrijven. Allereerst lijkt mij het in de toenmalige interstatelijke situatie weinig effectief om ene meneer “Johan van Oldenbarneveldt” in te zetten terwijl een “Maurits van Nassau, prins van Oranje” beschikbaar was.

    Ook de kwalificatie “dienaar” voor prins Maurits als stadhouder is voor discussie vatbaar. Johan van Oldenbarneveldt was de hoogste bestuurder van zowel de Staten van Holland als de Staten-Generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, zijnde raadspensionaris. Als uitvloeisel van meningsverschillen over bestuurlijke en godsdienstige aangelegenheden heeft Maurits zijn ultieme werkgever via een feitelijke machtsgreep in mei 1619 doen onthoofden.

    Ik teken hierbij aan dat Maurits een financieel belang had bij een continuering van oorlogshandelingen, aangezien hij een percentage kreeg van de oorlogsbuit. Het Twaalfjarig Bestand heeft hem veel inkomsten gekost, hetgeen hij Van Oldenbarneveldt niet in dank zal hebben afgenomen.

    Spexs nam na zijn bezoek aan Siam eind 1607 een omvangrijke delegatie mee voor een bezoek aan de Republiek: vijftien personen, waarvan drie ambassadeurs. Aangekomen in Bantam / Banten, het toenmalige hoofdkwartier van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) weigerde admiraal Matelief het gezelschap mee te nemen, dit op geleide van een bevel van de VOC- bewindhebbers. Uiteindelijk gelukte het Spexs om een klein Siamees gezantschap mee naar de Republiek te nemen, te weten: vijf personen, waarvan twee ambassadeurs. Het belangrijkste argument: eerder hadden twee gezantschappen van resp. Atjeh en Johor (het huidige Zuid-Malaysia) de Republiek bezocht, terwijl Siam toch een veel belangrijker land was.

    Mijn laatste kanttekening bij het relaas van Lung Jan betreft zijn opmerking bij het overlijden van Spexs in juni 2018 tijdens de terugreis van de vloot van Matelief. Gemakshalve verwijst Lung Jan naar een veiling “voor de mast”, zijnde een veiling van de bezittingen van de persoon in kwestie, waarvan de revenuen t.z.t. aan de nabestaanden zullen worden overhandigd. Lung Jan heeft echter een volledig andere (beschreven) situatie over het hoofd gezien.

    Het leven van een zeeman in de vroeg 17e eeuwse eeuw was onzeker en zeer gevaarlijk. Denk aan bijv. ziekte, ontberingen, ongevallen, schipbreuk en gevechten op zee als op land. Om deze reden maakten zeelieden voor hun vertrek een testament op, wat ook Spexs heeft gedaan. Hij heeft in eerste instantie een maat uit Siam aangemerkt, maar die heeft kort na Spexs’ overlijden ook het eeuwige leven moeten aanvaarden.

    Admiraal Matelief, opperbevelhebber van de terugvloot naar Holland, kreeg weet van een zakje robijnen
    dat het eigendom was van Spexs, maar na zijn overlijden niet meer traceerbaar was. Er was sprake van dat de robijnen onder beheer van het Siamese gezantschap verkeerd. Matelief heeft uiteindelijk stevig ingezet op de eerste Siamese ambassadeur. Volgens de bronnen heeft hij gedreigd beide oren van de Siamese ambassadeur af te hangen, als deze niet met de robijnen op de proppen kwam. De ambassadeur liet zijn oren daar niet aan hangen, als gevolg waarvan uiteindelijk door de tweede ambassadeur alsnog de robijnen aan Matelief zijn overhandigd.

    Uiteindelijk heeft Matelief zijn vloot na ruim drie jaar in augustus 1608 bij fort Rammekens (Middelburg) kunnen parkeren, van waar Matelief en het Siamees gezantschap zich richting prins Maurits en de Raad van de Verenigde Oostindische Compagnie heeft verplaatst. Een beschrijving van deze periode vind u in mijn: “Embassies of the King of Siam sent to his Excellency Prince Maurits, arrived in the Hague on 10 September 1608″. An early 17th century newsletter, reporting both the visit of the first Siamese diplomatic mission to Europe and the first documented demonstration of the telescope worldwide”.

    .


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website