John Wittenberg geeft een aantal persoonlijke bespiegelingen van zijn reis door Thailand die eerder verschenen zijn in de verhalenbundel ‘De boog kan niet altijd ontspannen zijn’ (2007). Wat voor John begon als een vlucht, weg van pijn en verdriet is gegroeid tot een zoektocht naar zingeving. Het Boeddhisme bleek hierbij een begaanbare weg te zijn. Op Thailandblog verschijnen vanaf nu met enige regelmaat zijn verhalen.

De meest waardevolle banaan uit mijn leven

Elke ochtend op blote voeten de Binthabad. Ik raak intussen in gewetensnood, omdat ik elke dag eten weggooi, wat ik vreselijk vind. Achter elke schouder kijkt immers een hongerig kind. Maar de gulle gaven geven tegelijkertijd de vreugde van de gever die het werkelijk goed meent met de monnik. De hartelijkheid van de Thai voor een monnik is ongekend groot.

Gelukkig hebben armoedig geklede mensen zich strategisch op de route opgesteld om mijn overdaad te delen. Waarom geven de Thai het niet rechtstreeks aan de armen? Mijn gebed is schijnbaar ontzettend belangrijk, maar is de gedeelde liefdadigheid niet veel groter? Het is alsof de monniken de verdeelsleutel van liefdadigheid beter kunnen hanteren.

Vandaag heb ik van een armoedig geklede vrouw een banaan gekregen. Meestal krijg ik per keer een heel mandje vol met etenswaren, wat je kant en klaar koopt van deksels handige kooplui, maar nu dus deze ene banaan. Ze heeft heel voorzichtig de banaan in mijn schaal gelegd en daarna knielt ze ootmoedig voor me, haar knieën rusten op haar schoenen en het wordt me teveel. Ik wil haar rimpelige handen met al mijn liefde beetpakken en haar doen oprijzen. Daarna wil ik met groot respect en dankbaarheid voor haar knielen. Maar ik zal haar daarmee veel pijn doen. Met een krakende stem vol emotie zeg ik mijn gebed op en met vochtige ogen verlaat ik haar. De handen blijven strak gevouwen tegen haar gezicht en ze rijst pas op wanneer ik wegga.

Deze banaan is een gift groter dan welk uitgebreid Michelindiner ook. Eenmaal thuisgekomen bid ik voor dit eten en het dankwoord krijgt een hoogglanzende betekenis.

Ik eet met twee jonge monniken. We spreiden alles op tafel uit en nemen van elkaars deel volgens Thais gebruik. Mijn banaan verdwijnt ongemerkt in de keel van de ander, maar het doet er niet toe. Het blijft de meest waardevolle banaan die ik ooit in mijn leven heb gekregen.

Wijze phra John

Wat Umong is een groot complex, met veel bos, vijvers en een meditatiecentrum. Het is een mooie combinatie van een stadstempel en een bostempel. Echte stadstempels hebben meestal op een veel kleiner terrein een grote tempel, wat kleine gebouwtjes en huisjes voor de monniken.

Dan heb je de tempels die verafgelegen in een stuk bos zijn gesitueerd waar de monnik in zijn huisje bijna de hele dag eenzaam verblijft om tot dieper inzicht te komen. Omdat de diepte van dit inzicht niet valt te peilen, genieten ze een onbekommerd bestaan. En omdat examineren uitblijft, vallen ze nooit door de mand.

Natuurlijk zijn er ook asceten onder de monniken, maar menigeen heeft zijn huisje heel comfortabel ingericht met een stereoinstallatie, een van vele kussens voorzien bed en zelfs een op een Thaise quiz afgestemde televisie. En waarom ook niet? Niets menselijk is een monnik vreemd.

Ik heb ze niet op alcoholgebruik betrapt overigens. Elke monnik is vrij in het besteden van zijn uren, ze hebben niet veel verplichtingen. Niemand verordonneert aan hen om ’s ochtends vroeg voor dag en dauw voedsel te verzamelen. De een geeft Engelse les, de ander les in de Dhamma en laat zich betalen in voedsel en lekkernijen. Weer een ander wordt ondersteund door zijn familie en koopt zijn voedsel of deelt met een ander.

Er zijn ook veel novices, jongens tussen 10 en 18 jaar, die naar een boeddhistische school gaan en op deze manier hun middelbare school voltooien, wat in hun dorp door geldgebrek nauwelijks mogelijk is. De ouders betalen voor een boeddhistische school beduidend minder en het voedsel vergaren ze -net als ik- in de ochtend. Ze wonen en eten dus gratis, betalen alleen het water en elektriciteit en verrichten hand- en spandiensten. Maar hun status is duidelijk lager. Ik heb menigeen ontmoet op mijn reizen die op deze manier kunnen doorstromen naar de universiteit.

Meisjes worden overigens geacht niet snugger genoeg te zijn en worden niet toegelaten in dit mannenbolwerk. Meisjes en vrouwen zijn trouwens wel van harte welkom in de tempel en zijn de trouwste bezoekers. Apetrots is moeders wanneer hun zoon monnik wordt. De meesten overigens tussen de twee en twaalf weken. Na het behalen van hun bul en voor hun huwelijk.

Er is zelfs een mooi ritueel in Cambodja: op de laatste dag van hun monnik- zijn worden ze door hun aanstaande met grote gretigheid met de hand door de tempelpoort verleid naar de vrije wereld. De meesten zijn tijdelijk monnik om hun moeder een groot plezier te doen en minder uit religieuze overtuiging.

Tempelbezoek is elke dag mogelijk en er zijn geen vaste diensten zoals in onze kerken. Je komt binnen, buigt drie keer voor een Boeddhabeeld, brandt een kaarsje en wat wierook en vraagt wat steun en geluk in het leven. Soms zie je een zware steen en je wens wordt vervuld wanneer je de steen boven je hoofd kan tillen. Voor de man is het echt een heel zware, voor de vrouw beduidend lichter. Het is dus uitgekookt wanneer jouw wens door een vrouw wordt uitgesproken. Of je moet heel sterk zijn natuurlijk.

Er zijn ook houten buisjes van een centimeter of vijfentwintig met daarin een aantal genummerde houten staafjes. Voorzichtig schud je het buisje heen en weer totdat een staafje de boventoon voert en op de grond valt. Dit door het lot gekozen nummer correspondeert met een briefje waarop je toekomst wordt voorspeld. Wat dit met de Dhamma te maken heeft is me onduidelijk, maar het is een aardig lokkertje om naar de tempel te komen en de donatiepot te vullen.

Daarna maak je een wandelingetje rondom de tempel en is het zondagse uitje voltooid. In de hoop dat je een wijze monnik treft kan je in de tempel altijd terecht voor een goede raad.

Op zondag is het erg druk in Wat Umong, je kan er moddervette vissen en schildpadden voeren. Ik wandel wat heen en weer en word links en rechts gegroet en gepasseerd met gebogen hoofd. Bij gebrek aan rondlopende monniken vragen ze mij zelfs om advies en ik speel de rol met verve. Problemen met mediteren? Huwelijksproblemen? Mentale stoornissen? Vraag het maar aan phra John! Ze hangen aan mijn lippen en ik probeer echt mijn best te doen.

Ik herhaal wat standaardzinnen: alles is tijdelijk, alles is lijden en dat komt door verlangen, probeer een evenwicht te vinden in alle geneugten en doe een stapje terug in je eisen naar de ander. En ik schrik van de inwerking die het heeft op mijn cliënt. Allemaal erg naïef vind ik het dat ze denken dat ik, gekleed als monnik, de wijsheid in pacht heb. Maar ja, maken wij niet dikwijls dezelfde fout met bijvoorbeeld de witte jas van een dokter?

Kleren maken de man

Monniken dragen allemaal hetzelfde, ongeacht rang en stand. Hooguit per land wat kleurverschil. Net als een Schot, geen ondergoed. Wel een grote lap van twee meter bij een halve meter. In de lengte doe je net of je de rug afdroogt met een baddoek, maar dan span je het op je billen. Dan pak je met de linkerhand het linkerpuntje van de lap, hetzelfde met de rechterkant. Laat de handen samenkomen en maak tien centimeter brede stroken in de lengte, links en rechts omslaand, totdat je de buik nadert. Daar overheen een breed koord, wikkel het uiteinde om je rug weer terug op je buik, een fiks aantal knopen en je Jansen & Tilanus is klaar.

Maar in tegenstelling tot een echte lange onderbroek, bengelt je klokkenspel daaronder er lustig op los. Over je borst draag je een hesje met een band over een schouder met twee handige zakjes. Je knoopt het met twee strikjes aan een zijkant vast. Daaroverheen je robe, een enorme lap van drie bij twee meter. Je houdt de twee uiteinden voor je, met uitgestrekte arm, maakt een rolletje in de lengte totdat je een armbreedte bij je borst bent, slaat een kant over je linkerschouder, daarna klem je de rol stof onder je linkerarm en houdt dat de rest van de dag geklemd. De rechterschouder blijft ontbloot, behalve wanneer je buiten de tempelpoort bent, dan bedek je ook de andere schouder.

Ik voel me af en toe net een senator in een gladiatorfilm of Ghandi die Napoleon begroet die me passeert in de gang van een inrichting. Ik mis een mooie fibula (die de Romeinen hadden) om het krampachtige geklem onder mijn arm te vermijden.

Verder nog wat losse attributen, zoals een langgerekt lapje om geschenken van vrouwen naar je toe te trekken (voor alle duidelijkheid, de gift en niet de vrouwen zelf!) vervolgens een hoogglanzende nichterige schoudertas met een geborduurd embleem van mijn Wat, een shawl, muts en sokken voor de koukleumers onder ons (voor deze Hollander vallen alle mussen nog steeds van het dak.) Alles in dezelfde saffrane kleur, ook de handdoeken, je deken en een sprei. Er is ook nog een preuts lapje om tijdens het douchen over je edele delen te dragen. Hoe je het daaronder schoon houdt, is me een raadsel. Maar dat probleem is niet de mijne, want deze preutse regel lap ik aan mijn laars.

De lol van het senatorgevoel verbleekt snel, want het is een buitengewoon oncomfortabele manier van kleden. Iets anders dragen is uit den boze. Mijn leraar werd eens uitgenodigd voor een lezing in New York en deed vele omstanders verbazen door in hartje Manhattan te flaneren in zijn robe. Je mag sandalen dragen, alleen niet in de morgen tijdens het ophalen van de aalmoezen.

Elke monnik reinigt zijn eigen kleding. Je ziet overal rondom de huisjes (het is hier net een goedkope uitvoering van Center Parcs) de spullen te drogen hangen. Bij een huisje zag ik, verscholen, een niet okerkleurige damesslip hangen. Ik ben maar niet naar binnen gegaan om nader te informeren, maar tot op de dag van vandaag ben ik nog steeds nieuwsgierig.

Verboden is het om met de benen over elkaar te zitten, niet verwonderlijk bij het missen van een heuse onderbroek. Wanneer je geknield op gestrekte voeten zit en daarna in de lotushouding wilt, ga je eerst op je platte voeten zitten, steun zoekend met je vlakke handen gespreid voor je op de grond. Daarna de voeten naar voren schuivend, onder je billen door, zodat het hang en sluitwerk onzichtbaar blijft.

Er zijn speciale gebeden door Boeddha verordonneerd voor het ingebruik nemen, uitlenen en delen van je kleding. Voordat je de nieuwe onderbroek gebruikt zeg je: “Iman antaravasakam adhitthami.” (Ik stel vast dat dit mijn onderrobe is) en mocht je het onverhoopt samen gebruiken dan zeg je: “Iman civaram tuyham vikappeni.” (Ik deel dit kleed met je). Minutieus is zelfs vastgelegd op welke manier je de kleding mag merken en de juiste gebeden daarna moet uitspreken. Het merkje mag niet kleiner zijn dan een wandluis en vooral niet groter dan de iris van een pauwenoog. Een zeer vooruitziende blik van Boeddha gezien de huidige rage van opzichtige merkkleding.

Gebruikelijk is om, net als bij een golfballetje, drie merktekentjes naar keuze aan te brengen, eventueel gevolgd door de initialen. Bij elk aangebracht merk dient de eigenaar van de robe hardop of in gedachten te zeggen: “Imam bindukappam karomi.” (Ik heb dit bezit gemerkt).

Behalve de tien doodzondes zijn er nog tweehonderdzeventien minder zware overtredingen, zoals het niet mogen smakken, in het openbaar uitsluitend met neergeslagen ogen lopen en niet met de armen in de zij, niet in de rijst bijten, je ogen gericht houden op je aalmoesschaal wanneer je een gift krijgt, niet al je vingers in je mond stoppen wanneer je eet, niet met volle mond praten, geen voedsel opgooien, geen paraplu in de hand hebben wanneer je de Dhamma onderwijst, niet spugen op groene planten en in het water, niet je stem verheffen, niet met de handen gesticuleren, geen zaadlozingen (behalve in je slaap) en niet een vrouw aanraken, laat staan met wellustige gedachten.

En nog tweehonderdtwee andere regels. Op straffe van de vier zwaarste overtredingen (doden, stelen, verloochenen van de Dhamma en geslachtsgemeenschap) staat onmiddellijke excommunicatie. Voor de middelste overtredingen is een biecht noodzakelijk te midden van een speciale bijeenkomst van de monniken, voor een lichte overtreding is een mededeling aan een andere monnik, die niet hetzelfde gebod heeft overtreden, voldoende.

De meeste gebeden worden trouwens met een korreltje zout genomen. Er wordt wat afgesmakt hier tijdens het eten met al die boerenzonen. Maar ik krijg wel te verstaan dat gezellig met bezoekers keuvelen uit den boze is en dat ik werkelijk mijn harde lach behoor in te dammen, wat toch een behoorlijke domper op de feestvreugde alhier is.

Verder behoor ik te gaan zitten wanneer een gesprek gevoerd wordt, zodat de leek tegenover mij kan zitten (het liefst lager) en zeker niet naast zijne heiligheid Phra John. Dat ik rustig behoor te lopen sluit wel mooi aan in het prachtige rollenspel van de wijze phra John en past welhaast automatisch tijdens het blootsvoets lopen in de vroege morgen op kiezelachtige wegen.

Wordt vervolgd….

5 reacties op “De boog kan niet altijd ontspannen zijn: De innerlijke reis (deel 14)”

  1. rudy zegt op

    @ John.

    Dit is iets van het allermooiste wat ik ooit gelezen heb, de alinea, betreffende de banaan heeft me tot in het diepste van mijn ziel geraakt.
    Je geeft bovendien een haarfijne beschrijving over het monniken waar ik vele dingen niet eens afwist…

    Ik ben naar Thailand gekomen om dezelfde reden, uit verdriet, ik kon het ginds niet meer aan, heb hier mijn vriendin ontmoet, en heb een schat van een schoondochter en het geluk gevonden, en wil nooit meer terug.

    Mag ik je bij deze bedanken om mijn dag goed te maken en me te doen beseffen met hoe weinig je gelukkig kan zijn.
    Ik ga al je verhalen.herlezen.

    Moge Boedha je een dag vol wijsheid en geluk schenken.

    Rudy.

  2. Theo Hua Hin zegt op

    Ik weet niet waar dit verhaal heengaat, maar het wordt met elke publicatie ongeloofwaardiger, en vooral ook onduidelijker. Wat wil de schrijver?: moeten we hem serieus nemen? In de eerste story gebruikte hij het woord ‘zalig’ een aantal keren, en ik dacht; ha, een echte gelovige! Tijdens alle verdere afleveringen echter gaat hij aan de ene kant mee in de religieuze rituelen maar drijft er tegelijkertijd de spot mee. Nou heb ik, ondanks dat ik ieder soort geloof nogal onzinnig vind, wel altijd respect voor serieuze kandidaten of beoefenaars daarvan – leven en laten leven of ieder zijn meug – maar wat moeten we ondertussen met een Boog die nIet altijd Ontspannen kan zijn? Ik ben deze zogenaamde boeddhistische zoekweg allang kwijt…

    • onder gaande zonnetje zegt op

      Beste Hua Hin,
      Ik heb dat zelfde gevoel hoe serieus moeten we het nemen? het begint steeds meer op vroeger de vele mensen achter een Indiase goeroe naliepen.
      Ik heb ook de gedachte gehad dat hij een probleem heeft en bij de monniken etentjes en feestjes mee wil vieren die de Thaise goedgelovige mensen aan bijdragen met hun giften, maar om dit verhaal op te Leuken er een goed verhaal van te maken, hij het vingertje op sommige zaken te leggen.(typisch oud Nederlands wat men nog gebruikt.)
      Ik weet voor mezelf wel wat ik gezien heb door mijn ogen open te houden en te kijken hoe het er toe gaat.

  3. dirk zegt op

    Mooi en goed beschreven de gebruiken van de monniken in algemene zin. Als tijdelijke bewoners van dit land zouden we nooit weten hoe de gebruiken en het dagelijks leven van een monnik er nu uitziet. Dat je dit beschrijft en uit eigen ervaring ons laat delen is een openbaring.
    Tevens je eigen ervaring hier mee verbonden en in onze eigen taal het Nederlands beschreven is eigenlijk een kostbare zeldzaamheid.
    Prachtig voorbeeld “de banaan” zou een voorbeeld moeten zijn voor alle mensen die begeerte nastreven.
    Bezit is in het leven verworven en met de dood vergaan.
    Wacht met belangstelling je volgende ervaringen af..

  4. niek zegt op

    Ik heb indertijd met veel plezier gelezen de boeken van Phra Peter Panapadipo, een Engelse monnik, voorheen zakenman, die schrijft over de Boeddistische leer en zijn ervaringen als westerse monnik over alles wat hij meemaakt, ziet en voelt in een Thaise monniken gemeenschap en hij doet dat op een kritische wijze, maar ook soms hilarisch en geestig zoals John ook schrijft.
    Voor de geïnteresseerden zijn hier de 4 titels: 1) ‘Good Morning Buddha- 2) Phra Farang, An English monk in Thailand- 3) Little Angels, the real-life stories of twelve Thai novice monks’ – 4) ‘One Step at a Time: Buddhist Meditation for Absolute Beginners’.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website