De toonaangevende schrijfster Sri Daoruang schreef zes korte vertellingen onder de titel ‘Verhalen van het Demonenvolk”. In haar verhalenbundel over liefde en huwelijk plaatst ze de karakters en namen uit de klassieke Ramakien epos in het Bangkok van vandaag. Hier een vertaling van het eerste verhaal uit deze korte serie.

Over de schrijfster

Sri Daoruang (‘Prachtige Goudsbloem’) is de schrijversnaam van Wanna Thappananon Sawatsri, geboren in 1943 in een dorpje te Phisanolok, de derde van acht kinderen. Ze volgde slechts vier jaren lager onderwijs en ging al op jonge leeftijd werken in een fabriek en later als huishoudelijke hulp. Ze bezat al vroeg een hartstochtelijk verlangen naar literatuur en al het geld dat ze verdiende gebruikte ze om boeken te kopen.  Op 16-jarige leeftijd schreef ze haar eerste korte verhaal en stuurde dit in naar een tijdschrift, maar het werd nooit geplaatst. Ze bleef schrijven, al zou het nog 16 jaar duren voordat ze opnieuw werk ter publicatie aanbood. Uiteindelijk schreef ze met succes diverse romans en een honderdtal korte verhalen. In 1978 en 1979 won ze de PEN Thailand Award, en in de jaren daarna won ze nog diverse andere prijzen. Inmiddels is haar werk vertaald in diverse talen waaronder het Engels, Frans, Duits, Deens, Portugees en Japans. Ze is getrouwd met Suchat Sawatsri, ook een schrijver, journalist en activist. Ze hebben een zoon die helaas gehandicapt is.

Sri Daoruang schrijft het liefst over het alledaagse leven. Ze voelt zich soms wat ongemakkelijk tussen al die universitair en soms in het buitenland opgeleide schrijfsters met moeilijke boodschappen. Haar is weleens verweten dat ze door haar gebrekkige opleiding niet in staat zou zijn om maatschappelijke problemen goed te beschrijven. Zo zou ze te ver gaan in haar maatschappelijke kritiek en niet voldoende respect tonen voor de Thaise cultuur of het Boeddhisme. Maar haar alledaagse verhalen over gewone mensen komen toch vooral zeer vertrouwd over: arbeiders bijvoorbeeld lijken zo echt omdat ze ook écht waren, gebaseerd op mensen uit haar eigen arbeidersleven.

Hieronder een vertaling van haar eerste verhaal, waarbij ze de namen ontleend heeft aan de befaamde Ramakien (zie “De Ramayana en Ramakien”, onlangs beschreven door Rob V.).

Verhalen van het Demonenvolk: Thotsakan en Sida

Toen Thotsakan en Sida voor het eerst boze woorden tegen elkaar spraken werd hun zoon Hanuman overspoeld door verwarring en verdriet. Hij zat midden tussen zijn vader en moeder en keek in een oud fotoalbum. In het album had Sida in keurige volgorde foto’s geplakt van lang geleden tot heden. Hanuman sloeg het album open en liet zijn blik dwalen over de foto’s, maar zijn hart stond er niet naar.

Thotsakan leunde tegen de muur met zijn armen over elkaar geslagen, kijkend in het album waar hij zijn eigen beeltenis zag als jongeman. Op dat moment voelde hij spijt voor zijn verloren jeugd en voor het verleden. Thotsakan dacht dat deze jaren iets moesten betekenen, tja, misschien een soort vertrouwen in de ogen van zijn vrouw. Hij vond ook dat zij hem meer moest aanvaarden als het hoofd van de familie dan ze nu deed. Kijk, daar was hij op een afbeelding in het album, een stoere jongen met een wat donker uiterlijk en krachtige gelaatstrekken. Beneden zijn zware wenkbrauwen leken zijn grote ogen wel half door zijn oogleden bedekt, net alsof hij knipoogde. Als je goed keek zag je dat zijn linkeroog een bepaald soort karakter liet zien, en zijn rechteroog een andere soort: humeurigheid en een zekere woestheid aan één kant en zachtheid, vriendelijkheid en begrip aan de andere kant.

Toen die foto werd genomen was Thodsakan een jongeman die al dertig jaar van zijn vrijgezellenbestaan had genoten. Hij was een gretige maar weinig bijzondere minnaar geweest, van wie men zei “Bedoel je Ai Thot? Als hij rondtast en hij voelt niks vreemds, dan volstaat zij wel”. Maar hij was er uiteindelijk, in wedijver met veel andere jonge mannen, in geslaagd het hart te winnen van de jonge Sida, een vaderloos weeskind, naaister in de grootste kledingwinkel op de markt en twaalf jaar jonger dan hijzelf. Nadat hij was gaan samenwonen met Sida had hij zijn vrijgevochten bestaan opgegeven want Sida was uiterst lieflijk, zo lieflijk dat Ai Khaek (1) ‘Ramalak’ een fortuin had uitgegeven en veel gevechten was aangegaan om haar te winnen. Tevergeefs.

Nu echter deelden Thotsakan en Sida hun leven zonder enige hindernissen. Ze waren zelfs hét voorbeeld geworden als man en vrouw, een paar waar de buren over spraken als ze het wilden hebben over eerlijkheid, doorzettingsvermogen, hard werken, zuinigheid en hoge principes. Ze kwamen beiden uit arme families. Ze hadden geen juwelen en ook geen enkele moedervlek (2). De enige bruidsschat die ze in hun huwelijk meebrachten was hun liefhebbend hart.

Ja, nadat hij de taken en verplichtingen van vader en echtgenoot op zich genomen had deed hij afstand van zelfzuchtige genoegens of dat nu het spel maak roek (schaken), de sport takhro betrof of het fietsen langs de bioscoop om te flirten met de aantrekkelijke jonge dames daar. Hij was tevreden om een rustig leven te leiden met zijn vrouw en zijn zoon, en steeds harder te werken om de stijging van de kosten van levensonderhoud bij te benen. Beiden wilden geen verplichtingen hebben naar anderen, zoals schulden maken voor luxe zaken. Thodsakan’s maandelijks inkomen was niet genoeg voor moderne gemakken of diners in een duur restaurant maar ze voelden zich helemaal niet arm- want hadden ze geen warme rijst te eten en een zacht bed om in te slapen? Als Thotsakan thuiskwam stond Sida hem altijd bij de deur op te wachten met een glas koud water. Hij was van mening dat het leven heel goed was en hij was tevreden en voelde een zekere trots alsof hij de ‘schaduw was van de Pho en Banyan boom’ waaronder zijn familie een prettig leven kon leiden.

De tijd ging voorbij…. soms blij soms droevig zoals dat bij alle schepselen gebeurt. Toen Hanuman, hun enig kind, mathayom 3 (3) had afgemaakt was Sida van mening dat hij de school een tijd zou moeten verlaten om te gaan werken. Dit gaf aanleiding tot een felle woordenwisseling tussen de vader, die vond dat Hanuman zijn scholing moest voortzetten, en de moeder die vond dat hij na een periode van werken best weer naar school kon terugkeren. Bovendien wilde Sida zelf ook gaan werken!

Thotsakan hield veel van Sida en hun zoon, ook al kwam hij soms wat humeurig thuis, vermoeid na een dag lang werken. Waarom wilde ze gaan werken, vroeg hij zich af? Waarom was ze deze campagne van opstand begonnen, deze koppigheid? Toen zij er voor het eerst over begon kreeg hij vervelende vermoedens.

“Voel je je niet lekker”, had Sida gevraagd.

“Nee hoor, er is niets mis met me”, had hij meteen geantwoord. “Waarom vraag je dat?”

“Wel, ik zag gewoon dat je er wat bleek uitzag. Khun… eh. Ik dacht… wel, wat ik wil zeggen is dat ik misschien wel werk wil zoeken”.

Na die woorden voelde Thotsakan zijn hart zakken. Wat was dit nu? Zijn eigen Sida die hem vertelde dat zijn gezondheid en lichaam niet sterk waren! Ze dacht dat hij bleek, zwak en ziek was, zo erg dat zij zelf werk buitenshuis moest zoeken. Sida was nooit zo geweest, nee, nooit.

“Waarom wil je uit huis gaan om te werken? Heb je dan niet genoeg te eten?” Zijn humeur verslechterde snel.

Sida legde zachtjes haar arm om zijn schouders. “Het is alleen dat ik jou al zo lang vermoeid thuis zie komen. Toen onze zoon nog klein was dacht ik alleen aan hem. Waarom kan ik je niet helpen nu hij groot is en ik vrije tijd heb? Rijst en eigenlijk alles wordt met de dag duurder. Onze zoon zal de gelegenheid krijgen verder te leren zoals jij wilt….. maar als jij nu ziek zou worden door te veel werken dan zou onze hele familie er onder lijden”.

Na dat gesprek op die dag voelde Thotsakan zich verder verwijderd van Sida. Hoewel haar woorden heel redelijk waren wilde hij er niet naar luisteren. Hij wilde niet horen dat hij niet goed voor zijn gezin kon zorgen. “En waar denk je een baan te vinden?” vervolgde hij. “Wat kun je nou nog doen? Echt niemand zal een persoon van jouw leeftijd aannemen. Ze willen alleen maar jonge vrouwen”.

“Ik dacht….. naaiwerk,” zei Sida zachtjes.

“Ah, je wilt dus het huis verlaten en gaan naaien in één of andere winkel? “Zijn boosheid nam steeds toe. “Wel, nu zien we dat Thotsakan zijn gezin niet kan onderhouden! En waar haal je het geld vandaan om jezelf te kleden als je naar die winkel gaat? Hé? Of de bus betalen? En hoe ga je dan de rijst betalen voor het middageten? En nog iets: als we beiden ‘s avonds uitgeput naar huis terugkeren, wat dan? En ik vraag je hoe we prettig en gelukkig kunnen leven als jij en ik in een slechte stemming van ons werk thuiskomen? Geef antwoord!”

Sida bleef rustig zitten, keek uit het raam en dacht “Hij denkt dat ik als gewoonlijk zal toegeven…”

“We hebben gewoon niet genoeg geld”, zei ze op die gekmakende redelijk koele toon die ze aanwendde bij woordenwisselingen. “Je weet heel goed hoe duur alles is tegenwoordig”.

“En waarom bezuinig je dan niet?” vroeg Thotsakan alsof dat de oplossing was. “Andere mannen brengen minder geld mee naar huis en hun gezinnen lijken te overleven. Misschien moet je niet naar buiten de stad reizen…”

Na deze verwijzing naar de enkele uitstapjes aan haar moeder boog Sida haar hoofd om de brandende tranen in haar ogen te verbergen. Ze haatte het zo afhankelijk te zijn van hem! Ze dacht met een zekere verbazing aan het verleden toen ze net samen waren en alles zo anders leek als nu, gemakkelijker en duidelijker…

Tien jaar geleden waren ze met z’n tweeën. Thotsakan’s salaris was wat meer dan tweeduizend baht. Na verloop van jaren was het gestegen tot het dubbele nu. Maar de kosten van levensonderhoud waren meer dan verdubbeld terwijl de kracht van Thotsakan vanzelfsprekend was gedaald. Oh, de koppigheid van die man! Hij wilde de sympathie van zijn vrouw beslist niet aannemen.

De stemming zocht nu een andere weg… Thotsakan overwoog hoe hij kon ontsnappen aan de problemen die hij voor zich zag. Maar zijn standpunt was heel verschillend van die van Sida. Beiden dachten na over wat te doen maar het kwam niet bij ze op om samen te zoeken naar een compromis. Sida wilde alleen maar als naaister gaan werken en meer geld in het gezin brengen terwijl Thotsakan alleen stilstond bij de vroegere warmte en geluk in zijn huis en hoe dat te herstellen. Hij nam een belangrijke beslissing.

Hier, kijk, een kleurentelevisie! Met een 14-inch scherm! Een nieuwe gasplaat met een oven! Machines die gemak voorspelden en modern geluk, en die voor het eerst het huishouden van Thotsakan en Sida zouden binnenkomen. Een cataloog die de nieuwste koelkasten uit Japan lieten zien lag uitnodigend op het nieuwe meubilair. Kies maar wat je wenst, Sida! Welke koelkast wil je! Alles wat je wilt krijg je!

De chagrijnige blik op het gelaat van Thotsakan veranderde in een vrolijke grijns. Kledij van de laatste mode en meer of minder mooie huishoudelijke spullen deden hun intrede in het huis van Thotsakan en Sida waardoor ze steeds meer op hun buren gingen lijken. Ondanks zijn bescheiden salaris was Thotsakan in staat geweest al die gemakken te kopen met een levenslange schuld als gevolg. Zo groeide het geluk en de kwaliteit van leven samen met de maandelijkse betalingen. Maar Sida vertoonde geen vrolijke grijns, integendeel, ze was wat verdrietig en stil.

“Kan, hoe lang zul je moeten betalen voor al die dingen van Ai Khaek Ramalak? Hij wil nu een wie-die-oo brengen en zien hoe wij dat vinden. Maar ik wil geen wie-die-oo, Ik wil alleen dingen die we echt nodig hebben”.

Thotsalan’s gezicht betrok met een uitdrukking tussen verwarring, droefenis en boosheid. Hij slaakte een zucht en zakte op de vloer.

“Hemeltje,ik kan ook niets goed doen”, zei Sida, haar stem vol verdriet en irritatie. “Ik weet niet wat je wilt, Kan. Je vindt dit niet leuk, je wilt dat niet, en kijk nou eens naar al die nieuwe spullen! Ik kan je niet meer bijhouden…”.

“Nee, dat kan je niet, en weet je waarom? Omdat ik oud ben, daarom!” En hij schreeuwde tegen haar “Oud, oud!” En de woedende kant van zijn gelaat overweldigde de koele, zachte kant zodat het leek of alles waar zijn blik opviel in vlammen opging.  “Oud, hé! Maar toch niet zo oud dat ik niet nog een paar vrouwen kan versieren? Hoe zou je dat vinden, hé!” Ze was bang dat zijn woede helemaal uit de hand zou lopen, maar zij was ook kwaad.

“Ga je gang! Ga maar op zoek naar die paar andere vrouwen!” snauwde ze. Maar de woorden hadden haar mond nog niet verlaten of ze voelde al spijt. “Oh, Kan, wat kan ik tegen je zeggen? Wat mijn werk betreft hoef ik niet ergens anders naar toe te gaan. We wonen dicht bij de grote weg en ik kan gewoon een bord ophangen. En ik kan ook snoepgoed gaan verkopen. Hanuman kan me helpen. Dat maakt echt wel een verschil op onze huishoud onkosten. Wij beiden worden iedere dag ouder, Kan, en wij zijn niet eens eigenaar van dit huis. Ik ga hier niet meer met jou over bekvechten. Ik ga doen wat nodig is.”

Sida wilde nog zeggen, “Ik houd van je”, maar de woorden kwamen niet over haar lippen.

Thotsakan kon niet slapen nadat zijn geliefde echtgenote hem had verteld dat ze niet ging werken alleen om afwezig te zijn. Ze gaf alleen om de verdienste! En wat was hij, in de ogen van zijn vrouw? Hij voelde dat zijn status als hoofd van het gezin was afgenomen tot bijna niets. Hij lag diep in gedachten met zijn arm over zijn voorhoofd.

“Hanuman, breng dat lap stof en leg het hier neer. Dan kan je het snoepgoed gaan verkopen. Ik heb het al ingepakt klaargelegd. Oh, we zijn vergeten vanmorgen dat garen te kopen. Nu moet ik de jurk vanavond klaar hebben. Je weet over welke jurk ik het heb. Als je toch uitgaat vertel haar dat het morgenavond klaar is.”

Er gingen bijna 6 maanden voorbij. Sida was sterk en vindingrijk. Ze naaide en maakte snoepgoed om te verkopen. Zij en Hanuman werkten hard samen.  In de weinige tijd die overbleef probeerde ze op alle mogelijke manieren haar demon te plezieren maar ze moest toestaan dat Thotsakan terugkeerde naar het leven in zijn jeugd.

Thotsakan was niet zo’n klein beetje geërgerd nu zijn vroeger zo nette woning vol lag met stukjes doek, en papier met banaanschillen voor het maken van snoepgoed. En soms was hij toch wel verbaasd als hij na het werk of na een paar biertjes thuiskwam en zijn zoon en vrouw blij waren hem te zien en hun best deden hem een prettige tijd te geven. Het is waar dat hij niet goed wist waar te gaan zitten of misschien hulp aan te bieden als die twee ijverig rondrenden. Maar een naaimachine kon hij echt niet bedienen! Sida begreep het wel en gaf zulke verstandige suggesties als, “Kan, waarom ga je niet even naar die soap kijken, ik ben zo klaar!” Of, “Heb je honger, Kan? In de kast ligt nog wat khao pad. Hanuman, geef je papa een bordje rijst”.

Todsakan had zo’n mate van drukte en verwarring nog nooit meegemaakt. Hij wist dat zijn vrouw en zoon moe waren van alle arbeid, want niemand naaide dag en nacht voor de lol. Maar hij wist niet wat hij eraan kon doen. Het vervelendste vond hij die momenten dat de naam van zijn vrouw opkwam in het café met die andere demonen.

“Ai Yak (4), je vrouw is niet alleen mooi maar ook een harde werkster, en ik ben echt heel jaloers! Waarom denk je dat ik hier zit te drinken? Omdat mijn vrouw de hele dag niks doet behalve haar hand ophouden, daarom.”

“Maar ik zeg je dat het erg vervelend is”, zei Thotsakan wat geïrriteerd. “Ik had vroeger een rustig huis maar nu is het alleen maar werken, werken en nog eens werken. Ze is niet tevreden met een aardig huis maar wil laten zien hoe moe ze is van al dat werk de hele dag.”

“Oh, ja? Ik zal je wat vertellen, beste jongen. Ze heeft gelijk. Als mijn eigen vrouw hetzelfde idee zou hebben, zou ik dan klagen? Niet als wij alle twee geld uitgaven, én alle twee zouden verdienen!”

Niet zo lang daarna merkte iemand op dat Ai Yak Totsakan al een tijdje het café niet had bezocht.

“Welk kleur garen heb je nodig?” vroeg Thotsakan. “Waar kan ik het vinden en ophalen?”

Moeder en zoon keken elkaar aan.

“En ik weet niet waarom jullie mij niet kunnen laten zien hoe ik dat snoepgoed moet inpakken”, voegde hij er met een schaapachtige grijns aan toe.

“Oh, dat hoef je niet te doen, hoor. Je bent al zo moe van de hele dag werken. Het is echt geen zwaar werk wat Hanuman en ik doen. We werken wat en rusten wat. Het is makkelijk.” Ze keek naar beneden toen ze sprak zodat Thotsakan niet de uitdrukking in haar ogen kon zien en zo niet wist hoe haar te antwoorden.

“Zie je, mam?” zei Hanuman opgewekt. “Onze held komt ons helpen! Nu kan ik de middelbare school afmaken!”

“Dus je denkt dat je al genoeg geld hebt gespaard?” vroeg Sida.

“Zeker! Je geeft me toch iedere dag geld”, zei hij trots.

Zijn moeder straalde maar het gezicht van vader betrok. “En het geld dat ik je geef, zoon van me?”

Sida antwoordde in plaats van Hanuman. “Hij gebruikt het geld dat jij hem geeft en spaart al het geld dat hij samen met mij verdient. Het is een slimme jongen, die zoon van je”, zei ze terwijl ze trots naar hem keek.

De jongen glimlachte naar zijn vader. “Denk je niet dat dit de goeie manier is, papa? Je moet tenslotte een heden hebben voordat je een toekomst kan hebben!’

Dat was een favoriete slagzin uit een televisie advertentie zeer bewonderd door Hanuman, zoon van meneer Thotsakan en zijn vrouw Sida.

EINDE

Noten:

  1. Ai Khaek: Ai is een voorvoegsel, gebruikt bij mannen om zowel intimiteit als afkeuring aan te geven. Khaek btekent zowel ‘gast’ als een wat minachtend woord voor mensen uit India of Pakistan.
  2. Geen enkele moedervlek: de schrijfster steekt hier de draak met Thaise romans waarbij de baby aan de hand van de moedervlek herkend wordt als kind van een rijk en machtig echtpaar.
  3. Mathayom 3: derde klas middelbare school.
  4. Ai Yak: een Yak is een mythologische reus met een afschrikwekkend uiterlijk.

Uit: Sri Daoruang,‘Married to the Demon King’, vertaald door Susan F. Kepner, Silkworm Books, 2004,  ISBN 974-9475-58-x

3 reacties op “‘Thotsakan en Sida’, een kort verhaal van Sri Daoruang”

  1. Erik zegt op

    Tino, ik voel een serie verhalen komen….. Heerlijk. Ga zo door……

  2. Alphonse zegt op

    Mooi vertaald, Tino, boeiend.
    Bedankt voor het leren kennen van een onbekende Thaise schrijfster.
    Ik heb op mijn laptop een map Thaise verhalen.
    Daar komt het zeker terecht.

  3. Rob V. zegt op

    Bedankt Tino, ik was niet bekend met deze schrijfster en heb het genoemde boekje met plezier gelezen. Verhalen van mensen van meer gewone komaf blijven vaak het leukst, ik kan me daar veel beter in verplaatsen. Wat is er dan mooier dan een auteur die uit haar eigen leven dergelijke zaken kan verwerken en tot een overtuigend iets kan maken?

    Een voorbeeld van hoe zij de mensen van goede komaf op de kast joeg (dat ze geen respectvolle zou hebben) was haar verhaaltje met de titel Matsi (de vrouw van de prins Wetsadorn, de Boeddha in een vorig leven). In dat verhaaltje wordt een dame van 19 gearresteerd voor het achterlaten van haar kinderen bij een bushalte. Op de vraag van de politie waarom ze dat gedaan heeft zegt ze dat ze haar kinderen graag wil weggeven en in een tempel gaan mediteren. De agent zegt “je kan niet zomaar gaan mediteren en je kinderen achterlaten”. Waarop de dame zegt ” Waarom niet? Dat is ook wat Phra Wetsandon gedaan heeft”. De agent is geschokt en laat haar opnemen in een gesticht….


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website