De diamanten vinger – Fabels en legendes uit Thailand Nr 08

Door Erik Kuijpers
Geplaatst in Cultuur, Korte verhalen
Tags:
24 maart 2024

Een vriendelijk bedoeld klopje op je hoofd en daarom maar goden vermoorden? Zó heeft de oppergod het niet bedoeld. En dan volgen maatregelen…

De taak van Nonthouk (1) is het wassen van voeten van goden als die naar de berg Krailât komen om de god Issuân te eren. De goden hebben er lol in om op zijn hoofd te kloppen en trekken een paar haren uit. Dat gaat eeuwen door. Niet alleen heeft hij nu een misvormd hoofd, er zitten nog maar een paar haren boven zijn oren. Hij ziet er afzichtelijk uit!

Op een dag, de goden zijn al weg, heeft Nonthouk het warm en wil zich wassen. Buigt zich over het wasbekken en slaakt een kreet: hij ziet zichzelf in het water en roept ‘Wat nou, ben ik dat?’

Hij gelooft zijn ogen niet en trekt gekke bekken om er zeker van te zijn dat hij dat is, en zegt somber ‘Okay, dat ben ik, die afzichtelijke kop zonder haren. Stom geweest! Hoe heb ik dat laten doen al die eeuwen … dit moet ophouden.’

Huilend en de goden verwensend begint Nonthouk na te denken. Snikt van woede en schaamte als hij zijn lelijkheid begrijpt. Dan krijgt hij hoop en komt tot zichzelf en neemt een beslissing: hij gaat de god Issuân vragen om een beloning voor al die eeuwen dienst.

Op bezoek bij de god van de berg

Hij vergeet zijn verdriet en klautert met moeite de trappen  naar de top van de berg Krailât. Hij staat voor de oppergod en werpt zich huilend voor zijn voeten. Verbaasd vraagt Issuân ‘Zeg eens, Nonthouk, kom je mij met tranen eren?’

‘O, oppergod! Al een miljard jaar heb ik u gediend. Ik ben van ver gekomen voor het nederige werk voeten te wassen van wie zich voor u ter aarde wil werpen. Wat heb ik misdaan zodat ik geen eervolle taak van u krijg? Een minder lastige taak? U bent de mildheid zelve, wilt u alsjeblieft aan uw trouwe slaaf denken?’

Vol medelijden zegt de god hem ‘Droog je tranen; vertel me waarmee ik je een plezier doe en je krijgt het.’ Nonthouk zegt ‘Oppergod, geef mij een diamanten vinger waarmee ik iemand in een oogwenk kan vermoorden zodat ik u beter kan dienen tot aan het einde van mijn leven.’

Issuân twijfelt een moment; dit verzoek kan ernstige gevolgen hebben maar omdat hij het heeft beloofd…. ‘Okay’ zegt hij. Dankbaar werpt Nonthouk zich aan zijn voeten en daarna verlaat hij nederig de hemel.

Weer voeten wassen?

Maar eenmaal alleen gedraagt hij zich niet meer zo vrolijk. Hij daalt de trappen af, gaat bij de kruik water staan en wacht ongeduldig. Dan komen er goden om de oppergod Issuân te eren en Nonthouk wast hun voeten. Helaas, zoals ze gewoon zijn, geven de goden hem klopjes op zijn schedel en trekken een paar haren van zijn gepijnigde hoofd. Maar tot hun stomme verbazing roept Nonthouk ‘Stop met die ongein!’

‘Momentje, verwaande ouwe!’ zegt een god, ‘Hier, voor jouw arrogantie!’ en hij knalt een vuist naar het hoofd van Nonthouk. Die wijst dan met zijn magische vinger naar de harteloze god. Meteen valt de god dood neer. De andere goden komen hem te hulp en ondergaan hetzelfde lot: ze sterven als insecten in het vuur.

Geen enkele god begrijpt deze ramp. Gealarmeerd door al die doden haast Indra (2) zich dit te vertellen tegen Issuân die zegt ‘Ja, ik heb deze gave goedgevonden: de diamanten vinger des doods! De ondankbare! Dwaas en hoogmoedig. Hij heeft me beschaamd en moet dood!´

Woedend zegt Issuân tegen de god Narai dat hij Nonthouk moet doden. Narai neemt de vorm aan van een mens en loopt naar het pad waar Nonthouk zal passeren. Die beëindigt zijn werk voor die dag; hij laat de kruik water voor wat het is en loopt vrolijk verder. Plotseling ziet hij een jonge vrouw van onbeschrijfelijke schoonheid: het is de vermomde Narai.

‘Hum, die is niet sterfelijk, dat moet wel een godin zijn’ zegt hij en gaat naar haar toe en zegt ‘Schoonheid, van welke hemel kom jij? Wat kom je hier zoeken?’ En zij zegt, vrolijk en koket, ‘Ik ben danseres voor de oppergod; sla verder geen acht op mijn persoontje… Ik kom hier alleen maar voor wat afleiding voor mijn verdriet.’

‘Maar schoonheid, laat me vertellen dat jouw schoonheid mij verblindt. Ik vraag je om met me mee te lopen want ik ben alleen en ongebonden maar mijn ziel is eenzaam.’

Zij antwoordt ‘Jouw woorden zijn eerlijk en aangenaam. Maar ik herhaal, ik ben slechts een danseres voor de oppergod. Praat niet over dingen die mijn verstand te boven gaan en als je wilt, laten we dansen en blij zijn over dit heuglijke moment dat ik op jouw pad kom.’

‘Je bent schattig, schoonheid; maar ik moet bekennen dat mijn danskennis heel oud is. Ik kan niet dansen zoals het hoort. Ik zal je vervelen, ben ik bang.’  ‘Okay, als jij dat wil dan ga ik dansen. Doe mijn bewegingen na en je zult zien dat we samen kunnen dansen.’

Een dodelijke dansles

De vrouw toont haar charmes en danst met goddelijke gratie; eerst een groet aan de god met vier gezichten, dan een imitatie van dames die bloemenslingers rijgen, het hert dat dwaalt door de bossen, de vlucht van de zwaan en de pauw die zijn kleuren toont, en veel meer. In deze fase van de dans wijst de danseres met haar wijsvinger naar haar knie. En Nonthouk doet hetzelfde…

De toverkracht van de diamanten vinger wordt hem dan fataal! Op dat moment herkent Nonthouk in de danseres de god Narai met vier armen. En hij roept ‘Heer, welke misdaad heb ik begaan zodat u mij iets kwalijk neemt?’

‘Jij gaat dood omdat jij een aantal goden hebt gedood. Ik heb medelijden met jou, arme Nonthouk, maar vanwege jouw arrogantie en stom gedrag moet je sterven.’

‘Maar verheven godheid, met uw vier sterke armen had u mij in een oogwenk kunnen doden, een arme mens met twee armen. Waarom dan middels een vermomming als vrouw? Waarom niet in een gevecht waardig voor een strijder als u?’

‘Het zij zo, arme Nonthouk, maar ik ben niet bang van jouw diamanten vinger; ik wilde jouw arrogantie aantonen en ook jouw stom gedrag jegens vrouwen. Maar ik doe je een gunst: voor jouw volgend leven zal jij geboren worden als een geduchte reus voorzien van tien hoofden en twintig armen. Ikzelf kom terug als eenvoudig wezen, een mens met twee armen. En opnieuw zul je door die mens sterven.’

En zo stierf Nonthouk door zijn diamanten vinger. Daarmee begint het verhaal van de lange strijd tussen Rama en Thossakan: de knappe man en de geduchte reus met tien hoofden en twintig armen!

Vertaald, ingekort en bewerkt door Erik Kuijpers. Titel: Le doigt en diamant, in Thais รามเกียรติ์ตอน นารายณ์ปราบนนทก. Bron: Contes et Légendes de Thaïlande; 1954. Auteur Jit-Kasem Sibunruang (จิตรเกษม สีบุญเรือง), 1915-2011.

Ad (1) De naam Nonthouk komt ook voor als Nanda Ka. De berg Krailât, ook Krailash, is een heilige berg in Tibet en komt voor in de Ramayana; in het Boeddhisme is het Mount Meru. De god Issuân, sanskriet Ishvara / Lishvara, wordt hier besproken: https://nl.wikipedia.org/wiki/Ishvara 

Ad (2) Indra woont ook op de berg Meru en is koning van de goden; link: https://nl.wikipedia.org/wiki/Indra_(mythologie). Narai is een Hindoe god met vier armen. De strijd tussen Rama en Thossakan wordt in de Ramayana vermeld.

2 reacties op “De diamanten vinger – Fabels en legendes uit Thailand Nr 08”

  1. Rob V. zegt op

    Dit is een bekend verhaal, al zou ik niet meer weten waar ik heb voor het eerst heb gelezen. De diverse namen van de Hindoe goden maken het voor wie dit verhaal de eerste keer hoort denk wel wat lastiger om te volgen.

    • Erik Kuijpers zegt op

      Rob V, mijn boek geeft geen bron van dat verhaal, en misschien is het wel een volksbron, of je moet het in de Ramayana hebben gelezen. Ik heb begrepen dat er inmiddels een Engelse versie van dat boek is, voor de liefhebbers, maar ik kan nu mijn Frans wat ophalen….


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website