Alleen maar dames

Door Alphonse Wijnants
Geplaatst in Column
5 oktober 2014

In Chiang Mai hadden ze een light-versie van het schouwspel in Chiang Khan. Ik zag het vandaag. Bij toeval, maar het was grappig. In Chiang Khan zag ik het eerst. Ik geloofde er stellig niet in dat het uitwisselingsvoorstellingen waren.

Geen reisvoorstellingen waarmee theatergezelschappen in onze contreien de boer op gaan voor wat meer duit in het zakje. Nee, simpelweg een privé-initiatief van een of andere lokale Thaise theaterimpresario in spe. Dat zag ik goed.

In spe! Dat wil zeggen in de maak! Op komst! Het kon een razend succes worden. Daarvan afgezien waren om te beginnen de protagonisten niet dezelfde. De hoofdrolspelers waren wel allemaal dames, ja.

In Chiang Mai waren ze allebei groter van stuk en rossiger, langer haar ook, en inwendig niet in harmonie. Het stereotype van de grote met de kleine, of de dikke met de dunne, daar was wel gretig op ingespeeld.

In Chiang Khan, het ligt waar de Mekong kronkelt bovenaan bij de grens met Laos, hadden ze meer présence, meer elegantie en verfijning, minder cliché, meer meesterschap over de lichaamstaal.

Er was ook meer moeite gedaan om de enscenering enig karakteristiek kader te bezorgen. U moet zich dus een mime-act, een tableau vivant voorstellen! Ik realiseerde me dat het zo’n Aha-Erlebnis was die me overkwam, daar in het midden van Chiang Mai, midden tussen het blauw van de bergen.

Het zweet parelde op mijn bovenlip

We hadden bij onze groene scooter zonet diverse helkleurige – bijna fluokleurige – sweeties zitten proeven in doorschijnende doosjes van gewafeld plastic bij de vestingwal aan de oostelijke stadspoort, de Thapae Gate, een imposante brok felle rode baksteen, een historische toegangspoort, in opdracht van vorst Mengrai lang geleden in de fundamenten gezet. Mengrai, de grote stichter, koning van het ontluikende Lanna-rijk dat één miljoen rijstvelden telde.

Het zweet parelde op mijn bovenlip en rolde in dikke druppen van mijn slapen. Het was heet en de blauwe walm van de knorrende en knetterende tuktuks bleef beroezend over het trillende asfalt hangen. De zon had de kleur als van uitgeperste citroen – glazige, door vingers geplette, flinterdunne brokjes vruchtvlees die hemels in het rond spetterden.

We hadden sweeties zitten proeven op een pechstrook van de Moon Muang Road binnenkant kanaal, die met honderden brommers volgestouwd was. Dessertjes, cookies, zoetigheden, gebakjes, taartjes, propjes. Hoe het mogelijk was dat ik de hele tijd aan arsenicum op mijn tong dacht, ik vermoedde dat het de kleuren waren.

De bereidster kon onmogelijk een gifmengster zijn

Ik dacht dat die sweeties van hoogwaardige plaatselijke gifstoffen waren gemaakt, in de hoogste concentraties vermengd, speciaal geselecteerd door oude boze heksen met wratten onder hun neus, afkomstig uit de heuvelige bossen omheen Chiang Mai – zo heftig en uitdagend waren de kleuren, zo onnatuurlijk als ook maar iets om te eten kon zijn!

Sommige diersoorten pigmenteerden zich in de meest afschuwelijke kleuren om niet opgegeten te worden. Het trok me aan en schrikte me af, als de kleine jongen die een of ander kruipend mormel tussen zijn vingers wou nemen, maar zich toch voor de fascinatie van het gevaar trachtte te behoeden.

De bereidster van deze koninklijke lekkernijen kon onmogelijk een gifmengster zijn. Misschien was ze een verre, verre afstammelinge van een kokkin uit de hofhouding van Mengrai. Je weet nooit hoe bloed blijft kruipen. Ze stond vol zelfvertrouwen in haar veel te kleine kraampje, met ronde armen, met een wijde bakschort voorgebonden waarin haar ronde heupen gezapig ronddobberden.

Telkens als ze zich een halve slag draaide, stootte ze wat naar beneden, een stapel met witte piepschuimbakjes, haar metalen grijptang om rein te werken, een flesje water, witte plastic vorkjes, kortom haar hele huisraad kwam aan de beurt. Ze lachte met geknepen ogen die de zon gewend waren.

Het was haar zelfgemaakte creatieve handvaardigheid die bij de bereiding een rol had gespeeld, vertelde ze. Althans dat kon ik opmaken uit de knedende, roerende, gietende, mengende bewegingen van haar handen en armen. Ze had nauwelijks plaats om het voor te doen.

Thai durven fysiek niet zo expressief te zijn, had ik al meermalen gemerkt, armen langs het lijf, hand over de arm geklemd… Als je weet dat ik gesticuleer als een Italiaan, moet ik soms een af te keuren molen van bewegingen voor ze zijn. Of misschien een soort incarnatie van een kosmische dans van Shiva, de god met vier armen…

Kung kende mijn zwak als zoetebek

Maar zij deed gewoon voor, wat ze thuis onder het palmstrooien dak dagelijks deed. Kung overtuigde me ervan om ze toch te proeven, het was een Thaise lekkernij van een Thaise dessertkunstenares voerde ze aan, zij kende intussen mijn zwak als zoetebek.

Die bevallige oudere Thaise dame die net op de overgang van rijpe, aanlokkelijke naar moederlijke uitstraling zweemde, deed mijn overdadige keuzen stuk voor stuk behoedzaam in de doosjes. We maakten grapjes.

Ze had ongetwijfeld een dochter van zeventien achttien, die haar huiswerk maakte terwijl zij kneedde en klopte en over enkele jaren zou ze alleen nog het kleed van de yai, de omoe aantrekken om voor haar kleinkind te zorgen. Weg alle seksuele aantrekkingskracht.

Alleszins nu was ze een levenslustige vrouw die van ieder moment in haar dagelijkse bestaan een feest probeerde te maken, zo’n openheid, dat straalde ervanaf. Vandaar de verrukkelijke feestdessertjes die ze hemels prepareerde, sierlijk in elkaar krulde, in welsmakende laagjes liet samensmelten, met nootjes allerhande bespikkelde, met guitige slagroomnoppen bekoorlijk afrondde. Delicieus!

Vandaag was het Sunday Walking Street

Intussen bij onze scooter – het was krijgsraad tussen ons. Niet vanwege mijn suikerige vingers die zo aan elkaar kleefden dat ik het stuur dadelijk niet zonder risico’s kon omklemmen, nee, wegens een afgesloten thanon Rachadamnoen die ik in wilde slaan. Van die stalen barricades en rode borden die overal ter wereld van pick-ups geladen worden om wegen af te sluiten. Gesloten wegens markt, vandaag was het Sunday Walking Street.

De thanon Rachadamnoen doorsnijdt bijna helemaal het vierkant van de Oude Stad in Chiang Mai middendoor van oost naar west, op een zeker ogenblik kom je op de Wat Phra Sing uit en moet je enkele meters links of rechts afbuigen om door te gaan. Maar dat doet geen enkele falang, verder dan de Wat Phra Sing houdt de wereld op. Waar konden we naartoe? De Jhabaan Road leek me een goede invalshoek om de Sunday Walking te doen.

Het was een hele opgave. Sissy-brommers, gedeukte auto’s, eenzaam treurende bananenbomen, gebleekte zwerfhonden die deden of ze languit dood lagen te zijn en te lui om zich op hun poten te verheffen, hautain niet opkijkend, kwestie van zie-mij-hier-liggen en durf-maar-eens-over-mij-te-rijden, een smal stuk brakke bouwgrond met een in elkaar gestuikte hut van bamboe, kleine hofjes met teakstoelen en binnengalerij met hangend bloeiend groen, geurende potten en pannen in de eettentjes voor de locals, de chedi van de Wat Lam Chang, plaats waar Mengrai ooit zijn olifanten hield, groezelige guesthouses, gaten en plassen en losse kiezelstroken, alles kwam ons onder de wielen bij het zigzaggen door de smalle slingerende soi’s voor we onze scooter een veilig plekje konden geven,

En daar gebeurde het, mijn Aha-Erlebnis!

Van de Jhabaan was het maar een boogscheut naar het punt waar de Rachadamnoen Road aanving. En daar gebeurde het, mijn Aha-Erlebnis! nadat we vijfendertig passen rechts de Phrapokklao ingeslagen waren, zomaar op gevoel dwalend.

Links en rechts regen de kraampjes zich als een kralenketting aan elkaar, het midden van de straat hadden venters ook in beslag genomen. Doeken gespreid op de witte lijn, tafeltjes geïmproviseerd, krukjes, staanders van latten en dunne bamboestokken met rijen handgemaakte souvenirjuwelen van gekleurde houten schijfjes en geëmailleerde halve maantjes, parasols, kussens, rommel. Een familiale gezelligheid.

Ik bleef paf staan als door een inslag getroffen. Op een verchroomde barkruk zonder rugleuning stond wankel een houten dienblad van veertig op zestig met hoge rand. Op dat roze geverfde dienblad met het katoenen doekje prijkten ze, twee uit de maat gegroeide schoothonden, de ene lang rossig haar en spitse snuit, goed in het vel maar niet bijster intelligent ogend, de andere onbestemd van vorm en kleur, vlassig, met klitten, kleiner van stuk, loens opkijkend. Daar zaten ze! De grote en de kleine – de dikke en de dunne. Daar zaten ze iets als een hond te spelen die moeite heeft om stil te zitten, de barmeiden, de tweederangs acteurs.

Wat ze wel niet deden: ze blaften niet, ze trippelden niet, ze schudden niet, ze kwispelstaartten niet en maar goed ook. Je mocht geen applaus verwachten, voor je act gespeeld was. Maar hun ogen bewogen onrustig. Op het asfalt een kartonnen bakje met wat blinkende bahtjes in verzameld waar twee schoolmeisjes net een eerste groen bankbiljet in lieten neerdalen… De eigenaars zaten een meter verder en keken met trots naar de milde gift.

Boerenbedrog! Boe… boe…boe!

Aha, zit dat zo in elkaar? Daar was de flits in mij, een rasechte Aha-Erlebnis dus! Preciezer was het veeleer: Aha, hebben ze dat hier ook! Hier in Chiang Mai! Aha, zo zit dat in elkaar! Hier in de Phrapokklao laten ze hun schoothonden ook een tafereel opvoeren, een acte de présence, net als in Chiang Khan.

Je zegt zoiets altijd tegen jezelf, binnensmonds tegen jezelf. Als je het eerst tegen een ander zegt, is de pret ervan af, de binnenpret bedoel ik. Dan is het geen Aha-Erlebnis meer. Dan is het gewoon een bemerking bij een dommigheid in je bestaan. En verder zei ik luidop in de wachtkamer van mijn gezond verstand: Wie zou dat van wie afgekeken hebben?

Want dat wou ik toch wel eens weten. Het moet ergens begonnen zijn. Zelf niets doen, je schoothonden op straat zetten – schande – en ze ook niets laten doen… en toch geld verdienen.

Die show hier in Chiang Mai was ondermaats! Onecht! Vals! Slecht geacteerd! Boerenbedrog! Boe… boe…boe!

Chiang Khan had de topacteurs – sterspelers, mimespelers zoals je ze alleen op zomerse avonden in de straten van Avignon tegen het lijf liep. Daar zaten ze, twee allerliefste hondjes kleurecht te blinken, met glanzende ogen en lange wimpers, net groot genoeg om ze zo op schoot te nemen. Net kersverse baby’s.

Maar daarbovenop, de bühne was ook bijzonder: het podium een grote Amerikaanse slee uit de jaren vijftig, een zoete roze plastic auto voor twee mollige weldoorvoede kleuters, met chroom en brandende koplampen en stuur en versnellingspook en fel opflikkerende rode achterlichten. En raampjes.

Dat was toneelspelen

Eerst dacht ik voorbij te lopen, twee peuters zonder mama, zit tussen de kledingrekken. Dan aarzelde ik en bleef staan… twee hondjes? Ik wachtte tot ze eruit zouden springen en hun baasje gaan zoeken. Maar ze bleven voornaam zitten, hun ogen strak vooruit, blinkend, onbewogen maar levendig. Ze keken of ze het doodnormaal vonden dat ze daar in de Chai Khong Road met de slee een ritje maakten. Moederziel alleen maar niet eenzaam.

De grootste zat als plechtig twee gemanicuurde pootjes voornaam op het stuur, ernstig kijkend of ze niet tegen de kuiten van een voorbijganger zou scheren. De andere had een froufrou en krullerig geföhnde lange lokken en zat als een voorname mevrouw die voor een ritje aan de Mekong was uitgenodigd. Ernstig en bezadigd, gedistingeerd en trots. Twee echte dames van stand! Ze dachten er geen moment aan om iets anders te doen dan stante pede op trip te vertrekken.

Dat was toneelspelen, dat waren karakterrollen met verve vertolkt. Ik zeg u, beste oer-Hollandse lezer, wie – oh wie – zou niet door de dames uitgenodigd willen worden om in te stappen en weg te rijden naar het goud en de zijde en de veren van de Haagse beau monde? Zou u weigeren in het tableau vivant te treden, als ze u ernaartoe zouden rijden, naar pakweg honderd jaar geleden? Zou u kunnen weerstaan?

Ik dacht immers de hele tijd al aan Eline Vere, die haar grote roman binnenstapte via een tableau vivant én met Bengaals vuur. Dat ontbrak er nog aan, vond ik, aan het tableau met de schoothonden – een bedwelmend vuurwerk.

Een goedgehumeurde Thaise plukte de bankbriefjes van de grond

Mijn nieuwsgierigheid bleef me achtervolgen, ik bleef in de buurt van thanon Chai Khong op de T-kruising met de Srichiang Kan Soi 5 wachten. Vanaf zes uur met wat Vietnamese coffea canephora bij de hand. Net voor half elf kwam daar van heel ver, van het uiterste puntje van Soi 5 waar de 7-Eleven op de hoek stond te pinkelogen, in een trage vaart een brommer aangereden, met gedoofd licht. langzaam en langzamer naderbij en naderbij, tot ik het dobberende gegrol van de motor kon horen.

Met piepende remmen kantelde een goedgehumeurde Thaise hem op zijn staander, vervolgens plukte ze de bankbriefjes van de grond. Als belletjes van de tempel rinkelden de munten in de verlaten straat. De hondjes vooraan in het gevlochten mandje, de Amerikaanse plastic slee op zijn zijkant achterop de duozit met haar linkerhand vastgeklemd. Sawadee kha, zei ze en knikte me vriendelijk maar nieuwsgierig toe, die theaterimpresario in spe van Chiang Khan. Khrap antwoordde ik.

Daar ging ze weer, haar hondjes onbeweeglijk vooraan in de mand, rechtop, met hun snuit spits in de wind en wapperende oren. Het egale geluid van de motor dwaalde in een inktzwarte hemel en loste zich op als een maagtablet in een glas water. De sterrenbeelden boven de Mekong kon ik nog altijd niet ontcijferen, hoewel ik ze uren aan een stuk had aanschouwd.

 

2 reacties op “Alleen maar dames”

  1. Daniel zegt op

    Als ik het hier goed lees begint het einde van de wereld na Wat Prha Singh. Dan moet ik wel ergens op een voor mij niet te noemen plaats wonen. Links van de Wat. De drie miljoen straat, Samlan.
    Elke week op zondag loop ik de markt af. Langzaam sleept de massa zich voort. Soms zijn er tegenliggers, dan stop het plots en moet je oppassen voor de volgers. Zijn die aan het eten of drinken dan kan het gebeuren dat ja aanstonds terug naar huis moet om datgene wat de volgers aan het consumeren waren van je rug te verwijderen. Je hoort hier alle talen ook Nederlands en Vlaams. Weer toeristen.
    Wat ik persoonlijk hier opmerk is hoe de thai hun koning eren door als om 6 uur het volkslied uit de luidsprekers klint een minuut stilstaan uit eerbied. Dat heb ik bij ons nog nooit gezien,
    Ook op zaterdag een avondmark in de Wualaistraat, andere mark maar goed vergelijkbaar.
    Chiang Mai de plaats waar men zich nooit verveelt

  2. henry zegt op

    Deze stilzittende hondjes, soms zijn ze ook nog aangekleed met de meest waanzinnige atributen zijn allemaal zwaar gedrogeerd. Heb dit al vele malen kunnen vasttstellen.Daarom vind ik het een afschuwelijk spectakel, ook 1van de redenen dat dit ik naar de verschillende tijgertempels ga waar ge met die beesten op de foto kunt en ik ook geen olifantentochten maak,is allemaal pure dierenmishandeling.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website