De lommerd is de redding voor tempeltieners. Als wij krap zitten gaan we iets verpanden. Maar toch! Hoewel er veel lommerds zijn aan de weg dichtbij gaan wij daar niet graag binnen. Wij spelen verstoppertje achter het bamboegordijn voor de deur, bang dat wij gezien worden door een bekende. 

Toch is er niets aan de lommerd om je voor te schamen. Zelfs de jongens die ruim in de slappe was zitten komen er wel eens. Maar ik ga bij voorkeur naar de lommerd iets verder weg. De kans dat iemand mij daar ziet is erg klein.

Vergeet je duim niet…

Dat zei een leerling tegen mij. Eerst begreep ik dat niet maar nu weet ik dat je bij de lommerd moet tekenen met een afdruk van je duim. Dat heb ik gevraagd aan de long chu, de pandjesbaas. Ik vraag of ik niet mijn handtekening kan zetten want anders moet ik die inkt weer van mijn duim af zien te krijgen. 

Maar nee, de pandjesbaas eist dat ik met mijn duim teken. Een vinger mag ook niet. Ik snap dat niet. Maar zo is het nu eenmaal; zonder duim kun je niks verpanden. En ik verpand nogal wat!  Mijn horloge gaat regelmatig heen en weer. Ook een broek. Het merk interesseert ze niet, wel dat hij schoon is en onbeschadigd. 

Nu zit ik weer zonder geld; ik heb één baht in mijn zak. Mijn horloge heb ik verkocht en mijn goeie broek is verpand. Ik heb niks om aan te doen naar school behalve mijn pha-khaaw-ma (*), de sarong die ik thuis draag. Maar wacht! Onder mijn bed ligt een koffer met schriften, foto’s en boeken en misschien zit daar iets van waarde in!

En jawel, ik vind de gouden medaille die ik won vanwege het basketbal kampioenschap! Een ding met een bal en het ziet er als goud uit. Het doosje zit er bij en zoiets moet echt wel iets waard zijn, denk ik. Ik loop de tempel uit; het doosje stevig vast want ik krijg er vast wel geld voor.

 

Deze medaille is waardevol voor mij. Echt verdiend in het zweet des aanschijns. Ik heb me altijd voorgenomen alle prijzen en medailles zuinig te bewaren om later mijn kinderen te bewijzen dat ik een groot sportman ben. Ik zou het nooit verkopen al bood iemand mij duizend baht!

 

Loop de lommerd binnen en geef het af. ‘Nou, wat hebben we hier… Een diamanten ring?’ ‘Nee, een gouden medaille…’ De pandjesbaas haalt het uit de doos. ‘Wat heb je nou weer bij je? Dit heb ik nog nooit gezien.’  ‘Het is een gouden medaille.’ zeg ik.

Hij lacht. ‘Jij noemt het goud maar het is verguld. Dat neem ik niet aan.’  ‘Kom nou, meneer, neem het alsjeblieft aan. Ik vraag maar 30 baht. Ben een arme student en als het geld van thuis komt dan haal ik hem weer op.’  ‘Nee, echt niet. Als jij niet komt opdagen dan heb ik hier verlies op.’

De baas toont geen enkele interesse. Ik neem diep teleurgesteld de medaille weer van hem aan. Hoe kan het nou dat zoiets waardevols totaal geen waarde heeft voor een ander?

Wonen in de tempel; bewerking van verhalen uit de vorige eeuw. Naast monniken en novices wonen studerende tienerjongens uit arme gezinnen in de tempel. Hebben een eigen kamertje maar zijn voor hun eten afhankelijk van geld van thuis of van een schnabbel. Op feestdagen en als de scholen dicht zijn eten ze met monniken en novices mee. De ‘ik’-persoon is een tiener die in de tempel woont. (*) Sarong, lendedoek, loincloth, in Thais ผ้าขาวม้า (pha-khaaw-ma). Voorts in Thais ผ้าโสร่ง (pha-sa-rong).

Er zijn geen reacties mogelijk.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website