Donordag in Nan, Thailand (Editorial credit: Yuri2010 / Shutterstock.com)

De grootste pechvogel onder de tempeltieners is Mee-Noi, ‘beertje’. Zijn ouders zijn gescheiden en hertrouwd en hij kan met de stiefouders niet overweg. Voor hem is het beter in de tempel te wonen.

Hij kan de school niet afmaken want niemand helpt hem dus hij leert nauwelijks iets bij. Boksen is zijn hobby en hij hoopt daar heel goed in te worden. Om te trainen heb je geld nodig en daar heeft hij altijd tekort van dus hij gaat naar zijn vader. Zoekt hem op, op zijn werk, want stiefmoeder zal dat weigeren: ‘Ga maar bij je moeder wonen. Waarom kom je hier? Jouw vader heeft meer kinderen om voor te zorgen…’ en zo meer.

Mee-Noi kent zichzelf goed genoeg om te weten dat hij niet te vaak bij stiefma moet komen want er komt dan een dag dat hij haar een knal verkoopt…. Dus werkt hij maar op het tempelterrein; opruimen, kleren van een monnik wassen, en meer voor een paar baht. Op feestdagen als mensen komen offeren ‘regelt’ hij wat van die gaven om ons te trakteren als wij van school terug komen.

Trainen doet hij op het tempelterrein; hij trekt dan het sportbroekje aan van een nak muay, een bokser. Vroeg in de morgen rent hij in de straten bij de tempel en af en toe ren ik met hem mee om fit te blijven voor basketbal. Hij steekt zijn vuist op: ‘Dit is mijn droom. Ik wil een beroemde bokser worden en veel geld verdienen.’ ‘Ik hoop dat jouw droom uitkomt’ moedig ik hem dan aan.

Het gevecht in de boksring 

Zijn eerste gevecht is in de boksring in Thonburi. Hij heeft ons niks gezegd dus wij weten van niks als hij uitgeput en onder de blauwe plekken terugkomt. Een scheur aan zijn mond. 

‘Wat heb jij gedaan?’ ‘Nah, een paar voeten, een paar vuisten, weet niet meer…’ lacht hij, toch nog in een goeie bui. ‘Ik heb gebokst.’  ‘En, heb je gewonnen ?’  ‘Nee, verloren…’  Hij loopt een paar dagen mank rond maar gaat daarna weer trainen. Voor de volgende match…. Daar krijgt hij een elleboog in zijn gezicht en moet dat laten hechten. ‘En, heb je nog wat verdiend?’ vragen wij. ‘Ja, 120 baht….’ 

Wij krijgen het al door; Mee-Noi heeft de kwaliteiten niet om te boksen. Hij verliest alle gevechten maar zelf ziet hij dat toch anders… Tenslotte verlaat hij ons door bij zijn moeder te gaan wonen en hard te trainen. ‘Als ik terug naar Bangkok kom dan ben ik zo sterk als een leeuw.’ zegt hij.

Een jaar later zie ik hem weer in de tempel. Een dikke zonnebril op zijn hoofd. Maar als ik dicht bij hem sta… Hij doet de bril even omhoog. Hij is blind in een van zijn ogen. Geen pupil; een lege oogholte. ‘Ik had natuurlijk weer eens pech. Ik ging per auto naar een gevecht en wij kregen een aanrijding. Een splinter van de gastank kwam in mijn oog. De chauffeur gaf me wat geld. Ik kom naar Bangkok om geld te verdienen; misschien kunnen ze een oog transplanteren van een dode.’

Hij werkt in het trainingskamp van de boksers, helpt links en rechts wat, en geeft massages. Veel verdient hij er niet mee; hij blijft een arme jongen. Wij proberen hem allemaal een beetje te helpen maar hebben zelf niet veel te missen.

Tot die ene dag….

‘Jongens, hou je maar klaar voor een feestmaal want ik neem jullie vanavond mee uit eten!’ ‘Huh? Heb je genoeg geld dan?’  ‘Nu niet maar vanavond wel. Ik ga mijn bloed verkopen en beur wel 200 baht! ‘Ga jij je bloed verkopen om ons te trakteren?’ ‘Geen twijfel! Ik denk hier al heel lang aan en ga naar een ziekenhuis.’

Die avond komt hij lijkbleek naar mijn kamer. Een pleister op zijn arm want hij heeft bloed gegeven. ‘Hoe ging het daar? Hoeveel geld heb je gekregen?’ vraag ik hem. Hij schudt langzaam zijn hoofd. ‘Ik ga naar het ziekenhuis om mijn bloed te verkopen. Zie ik ineens iemand die ik ken van thuis. Ik schaamde me zo dat ik het bloed voor niks heb weggegeven….’

Met deze tiende bijdrage wordt de serie afgesloten.

Wonen in de tempel; bewerking van verhalen uit de vorige eeuw. Naast monniken en novices wonen studerende tienerjongens uit arme gezinnen in de tempel. Hebben een eigen kamertje maar zijn voor hun eten afhankelijk van geld van thuis of van een schnabbel. Op feestdagen en als de scholen dicht zijn eten ze met monniken en novices mee. De ‘ik’-persoon is een tiener die in de tempel woont.

1 reactie op “Ik ga mijn bloed verkopen! (wonen in de tempel, nr 10 en slot) ”

  1. Rob V. zegt op

    Bedankt voor deze serie Erik!


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website