Cristi Popescu / Shutterstock.com

Het is een opvallend gegeven dat heel wat sterke vrouwen hun stempel hebben gedrukt op de geschiedenis van Siam.

Denken we maar aan Somdet Phra Sri Suriyotha die haar leven offerde om zo dat van haar man, koning Maha Chakkraphat, te redden tijdens een duel met olifanten ten tijde van een Birmaanse invasie in december 1548. Of wat dacht u van Than Phuying Chan en haar zuster Khun Muk die als een soort van Siamese Jeanne d‘ Arcs in 1785 weerstand boden tegen de Birmezen bij Phuket. En dan was er natuurlijk ook nog Thao Suranari,  wiens tot mythische proporties uitgegroeide verzet in 1826 tegen de Laotiaanse troepen van Chao Anou, Khorat vrijwaarde van vreemde bezetting. Alhoewel recent historisch onderzoek heeft aangetoond dat dit laatste verhaal wellicht met een flink korreltje zout moet worden genomen en vooral zou ontstaan zijn om de etnische Lao- Thaibevolkingsgroep toe te staan zich te identificeren met dat vage maar vandaag de dag blijkbaar zo belangrijke gevoel van Thainess… En dan zwijg ik nog over tal van Siamese nobele vrouwen, prinsessen, koninginnen of koninklijke bijvrouwen die in de loop der eeuwen een historische rol hebben gespeeld.

Mhong vrouw

Eén van deze sterke vrouwen had solide banden met Holland en meer bepaald met de Vereenigde Oostindische Compagnie oftewel de VOC. Osoet Pegua of Tsjau Soet zoals ze ook wel eens wordt genoemd was geen Siamese van geboorte maar een Mong die wellicht ergens tussen 1610 en 1615 in het huidige Myanmar ter wereld was gekomen. Ondanks het feit dat ze geen Siamese was, had ze in Ayutthaya naam en faam verworven als een handige zakenvrouw die een flink aandeel had weten te verkrijgen in de lokale, indertijd grotendeels door Mong gecontroleerde kleinmarkthandel in de Siamese hoofdstad. Veel details over haar turbulente leven zijn niet bekend maar uit de bewaard gebleven documenten komt ze naar voor als een erg zelfbewuste vrouw die handig gebruik heeft gemaakt van haar charmes en een flinke portie lef om al op erg jonge leeftijd een sleutelpositie in te nemen in het maatschappelijke leven in Ayutthaya en dit, ondanks haar etnische afkomst, tot in de hoogste kringen.

Omstreeks 1630 kreeg ze een verhouding met de welgestelde Hollander Jan Van Meerwijck die zich kort daarvoor als vrije koopman in Ayutthaya gevestigd had. Zij kreeg een zoon uit deze relatie. Wanneer Jeremias Van Vliet in april 1633 als adjudant van VOC-representant Joost Schouten in de Siamese hoofdstad aankwam duurde het niet lang voor ook hij in Osoets armen belandde. Ze hadden alvast hun ambitie en intelligentie gemeen. Haar relatie met Van Vliet zorgde ervoor dat deze zonder veel problemen toegang kreeg tot de, voor de VOC broodnodige, Siamese handelsnetwerken. Hierdoor wist deze Schiedammer niet alleen zijn inkomen behoorlijk aan te spekken maar verwierf hij vooral snel invloed en duurde het niet lang vooraleer hij promotie kreeg en Joost Schouten verving als directeur van de VOC-Factorij in Ayutthaya. Anderzijds kon Osoet een quasi monopolie verwerven in de tussenhandel met de VOC. Ze slaagde er, dankzij haar nieuwe levensgezel, zelfs in het alleenrecht te verwerven op de bevoorrading van de Hollanders. Niet alleen voor het leveren van levensmiddelen voor de VOC-Factorij in Ayutthaya maar ook voor de VOC-schepen die de stad aandeden of proviand insloegen in de VOC-buitenpost bij Phuket. Een contract dat haar hoegenaamd geen windeieren legde.

Fictief portret Van Vliet

Verder wist ze, zoals we uit de Generale Missiven van gouverneurs-generaal en raden aan de Heren XVII van de VOC kunnen opmaken, een flinke vinger in de pap te krijgen met betrekking tot de handel met Japan en Formosa door het aanleveren van onder meer kostbare houtsoorten, buffelhoorns en ivoor. Dit leverde haar een fortuin op want in 1636 was in Japan de isolationistische sakoku, een verbod op buitenlandse handel, ingegaan waarbij iedereen, met uitzondering van de Chinezen en Hollanders, werden uitgesloten als handelspartners. Via Osoet en haar VOC-connecties kon Siam toch nog zilver en koper uit Japan importeren. Veel van haar commerciële succes had ze te danken aan haar vriendschap met de echtgenote van Okya Sombathiban, die jarenlang als phrakhlang, bevoegd was voor het beheer van de koninklijke stapelhuizen en het Krom Tha Khwa, het Departement van Westelijke Maritieme Zaken. Hij was dé sleutelfiguur in de Siamese buitenlandse handel en één van de meest invloedrijke adviseurs van de koning. Okya Sombathiban op zijn beurt gebruikte Osoet als go between  tussen de phrakhlang en de VOC. Minstens even belangrijk voor Osoets maatschappelijke carrière waren de erg vriendschappelijke banden die ze had met prinses Sirithida, een consort van koning Prasat Thong, die de moeder was van de latere koning Narai de Grote. Een relatie, die erg van pas kwam wanneer de verstandhouding tussen de Siamese koning en de VOC weer eens en voor de zoveelste maal gebrouilleerd was…

Uit haar verhouding met Jeremias Van Vliet werden drie dochters geboren. Toen Van Vliet in april 1642 de VOC-Factorij in Ayutthaya verliet om hoofdkoopman in Malakka te worden, verbrak hij de huwelijksovereenkomst met Osoet Pegua. Deze breuk had een reden want hij trad een paar maanden later in Batavia in het huwelijk met Catharina Sweers, een zuster van de invloedrijke VOC-raadsheer Salomon Sweers. Een verbolgen Osoet, die zich wellicht bedrogen voelde, verzette zich de volgende jaren met hand en tand tegen de resem aan verzoekschriften door Van Vliet om zijn dochters – die hij blijkbaar erg miste – naar Batavia te sturen om er een christelijke opvoeding te krijgen. Van Vliet trok echter steevast aan het kortste eind want door haar invloed aan het Siamese hof werden al deze verzoeken afgewezen. Uit deze vechtscheiding bleek trouwens opnieuw hoe rijk Osoet was. In een poging om in het dispuut over Van Vliets’ dochters de gouverneur-generaal van de VOC in Batavia aan haar kant te krijgen zond ze hem bij wijze van cadeau een scheepslading kostbare stoffen en niet minder dan zes olifanten, een  klein fortuin in die dagen…

Rijcklof Van Goens

Lang heeft Osoet overigens niet getreurd om het verlies van Van Vliet want kort nadien leefde ze in ‘open concubinage’ met Jan van Muijden die van 1646 tot 1650 de VOC-representant in de Siamese hoofdstad was. Rijcklof Van Goens die in 1650 als commissaris van de VOC in Ayutthaya de boekhouding had geïnspecteerd schreef in januari 1651 in een vertrouwelijk rapport aan de gouverneur-generaal in Batavia dat Osoet geen mooie vrouw was maar dat haar aantrekkingskracht voor van Muijden eerder gelegen moet hebben in het vooruitzicht gemakkelijk toegang te krijgen tot het hof en in haar uitstekende kennis van de plaatselijke zakenwereld.  Hij verzweeg echter wel wijselijk in zijn brief dat hij een paar maanden eerder aan Van Vliet had aangeboden om zijn dochters uit Ayutthaya te ontvoeren….

Eerst na het overlijden van Osoet in 1658 kon Maria, één van Vliets’ dochters, Siam verlaten. Ze voer naar Batavia waar ze met een VOC-koopman, een zekere De Vos huwde. Het is echter niet zeker of ze ooit met haar vader, die intussen burgemeester van Schiedam was geworden, werd herenigd.

Osoet stierf zoals gezegd in 1658. Voor een laatste keer werd haar invloed op de VOC geïllustreerd want uit dank voor bewezen diensten werd ze begraven in een chedi op de VOC- begraafplaats naast de tuin van de Factorij. Een eerder uitzonderlijke gunst voor een inheemse.

Normalerwijze had deze Monvrouw door haar etnische achtergrond in het Siam van die dagen nooit aanspraak had kunnen maken op de status die ze uiteindelijk verwierf. Osoet Pegua wist met de hulp van haar Hollandse partners, door haar lokale contacten en een flinke dosis ambitie gekoppeld aan haar neus voor lucratieve zaken niet alleen een vermogen te vergaren maar profileerde zich – wat in die tijden niet vanzelfsprekend was – als een sterke, op haar autonomie staande vrouw. Het leverde haar alvast een vermelding in The Oxford Encyclopedia of Women in World History op.

13 reacties op “Osoet Pegua, een Hollandse concubine in Ayutthaya”

  1. joseph jongen zegt op

    Mooi verhaal compliment!

  2. OuouwTino Kuis zegt op

    Interessant verhaal over deze vrouw. Mag ik vragen welke bronnen je gebruikte?

    • Lung Jan zegt op

      Beste Tino,

      Dankzij de Birmezen en meer specifiek hoe ze in 1767 in Ayutthaya hebben thuisgehouden bestaat er nauwelijks nog Siamees archiefmateriaal m.b.t. de VOC-periode in de Siamese hoofdstad. Voor bronnen heb ik mij buiten ‘Van Vliet’s Siam’. gebaseerd op ‘Women’s history in global perspective’ van Bonnie Smith (Univrersity of Illinois Press 2005), ‘Women in Asia – Restoring Women in History’ van diverse auteurs (Indiana University Press 1999) en het erg interessante artikel ‘VOC emplyees and their Mon and Siamese women – A case study of Oesoet Pegua’ in ‘Other Pasts’ van Pombejra Dhiravat.
      Verder heb ik mij op origineel bronnenmateriaal gebaseerd dat ik heb geraadpleegd in de VOC-archieven Jakarta en in het Nationaal Archief in en Haag (Inventaris 1.04.02 -waar vooral Deel I interessant is meer specifiek de briefwisseling van en met de Heren XVII en Batavia en de Buitenposten) In Jakarte vond ik bv. het dossier waarin Osoet de afhandeling van haar erfenis en legaten aan de VOC in Batavia overliet. Op deze manier wist deze uitgekookte zakenvrouw te verhinderen, dat haar erfdeel na haar dood – zoals het Siamese gewoonterecht dit voorschreef – in handen van de koning van Siam terechtkwam.

      • Tino Kuis zegt op

        Bedankt, Lung Jan, voor deze uitleg. Ik waardeer het zeer dat je tijd en energie steekt in deze voortreffelijke verhalen.

        • Lung Jan zegt op

          Beste Tino,

          Geen dank…. Erg graag gedaan hoor. Wanneer je eenmaal door de passie voor geschiedenis gebeten bent….

  3. Rob V. zegt op

    Wederom bedankt Jan! Dit soort zaken lees ik met veel plezier en interesse.

  4. Ton zegt op

    goh, in die tijd al een duidelijke voorkeur voor farang.

    • Eric Donkaew zegt op

      @Ton: goh, in die tijd al een duidelijke voorkeur voor farang.
      ——————————————–
      Ja, maar de kans dat deze Osoet bij iedere passerende farang man ‘Hellooooo, welcaaaam’ riep, is natuurlijk niet al te groot. Toch moest ik opeens denken aan Monty Python in hun beste jaren. Alleen zij konden dat, die twee beelden op een uiterst hilarische wijze ‘mixen’.

  5. Tino Kuis zegt op

    Citaten:
    ‘….geen Siamese van geboorte maar een Mong die wellicht ergens tussen 1610 en 1615 in het huidige Myanmar ter wereld was gekomen.’ en ‘Mhong vrouw’.

    Voor alle duidelijkheid: dit moet Mon zijn, met een lange -oh- klank. มอญ in het Thaise alfabet.

    Vergeet ook niet dat Ayutthaya in die tijd een mengelmoes was van allerlei volkeren, waaronder de Mon. Ze kan heel goed in Siam geboren zijn. De eerste Chakri vorst, Rama I, had een Mon vader en Chinese moeder.
    Er wordt wel gezegd dat het Khmer de tweede taal was in Ayutthaya. Wat betekent Siamees of Thai dan nog?

    • Henk Zoomers zegt op

      Ik las met belangstelling het artikel van Lung Jan over Osoet, hoewel deze geschiedenis mij bekend was. Helaas is het artikel verwarrend omdat gesproken wordt over een Mhong vrouw. Lung Jan gebruikt ter adstructie van zijn artikel een foto van een “Mhong vrouw”. Feitelijk is er sprake van een Hmong vrouw met een dubbel zilveren halssieraad.

      Ik heb de indruk dat Lung Jan niet bekend is met de bergstam Hmong, ander zou hij toch de naam correct gespeld hebben. De Hmong komen oorspronkelijk uit China en hebben zich onder meer in Thailand, Laos en Vietnam gevestigd. De Han-chinezen noemden de Hmong uit kennelijke culturele arrogantie “Miao” (wat “barbaar” of “wilde” betekent).

      Ik weet uit eigen ervaring dat de Hmong eind jaren ’70 in Thailand ook als Meo (kennelijk afgeleid van Miao) werden aangeduid. De aanduiding “Meo” is inmiddels als politiek incorrect ervaren en wordt de naam “Hmong” algemeen gebruikt. Vanuit antropologisch perspectief is “Hmong” een etnoniem (naam voor een etnische groep), terwijl Miao / Meo een xenoniem is (de naam voor een volk, die dat zelf niet gebruikt). Dit is vergelijkbaar met de benaming “Inuit” (etnoniem) versus het xenoniem “Eskimo” (letterlijk: eter van rauw vlees).

      Voorts noemt Lung Jan in de commentaren het boek “Other pasts” met een artikel over Osoet van Pombejra Dhiravat als een van zijn bronnen. Feitelijk is er sprake van een essay bundel met Barbara Watson Andaya als editor. Dit zou wel vermeld mogen worden. Daarnaast is de door Lung Jan vermelde naam van de auteur “Pombejra Dhiravat” niet correct. Feitelijk is er sprake van Dhiravat na Pombejra. Dhiravat is een associate professor emeritus van de Chulalongkorn Universiteit, met een indrukwekkende lijst van publicaties over de betrekkingen tussen Siam en Nederland tijdens de VOC periode.

      • Tino Kuis zegt op

        Kees Zoomers, bedankt voor deze informatie. Thaksin had als bijnaam in de Thaise kranten เเม้ว Maew of Meo met een hoge toon. Toen ik net Thais leerde lezen dacht ik dat er แมว maew stond met een midden toon ‘poes, kat’. Dat vonden de Thais erg grappig

        Hetzelfde geld voor een volk in het noorden dat meestal เย้า Yao met een hoge toon wordt genoemd, wat ook uit het Chinees komt en ‘boswilde’ betekent. Ze noemen zichzelf เมี่ยน Mien met een dalende toon, wat ‘mens, volk’ betekent. In het Hilltribe Meseum in Chiang Mai worden ze nog steeds beledigend Ýao’ genoemd. Ik maakte daar als brutale farang een opmerking over. Ze beloofden dat aan te passen.

  6. Tino Kuis zegt op

    Hierdoor wist deze Schiedammer niet alleen zijn inkomen behoorlijk aan te spekken maar verwierf hij vooral snel invloed en duurde het niet lang vooraleer hij promotie kreeg en Joost Schouten verving als directeur van de VOC-Factorij in Ayutthaya.

    Over Joost Schouten nog het volgende:

    Schouten werd in 1644 op heterdaad betrapt bij homoseksuele handelingen met een Franse korporaal, hetgeen in de ogen van de calvinistische kooplieden in Batavia een gruwel was. Hij deed geen enkele poging de aanklacht te ontkennen of te bestrijden. Hij bekende uit vrije wil dat hij er al in Siam mee was begonnen. Daarmee was zijn lot bezegeld. Schouten werd schuldig bevonden en tot de brandstapel veroordeeld. Vanwege zijn grote verdiensten voor de VOC besloot de rechtbank hem een pijnlijk vuurdood te besparen en hem aan de paal te laten wurgen en pas daarna te verbranden. Twee dagen later vond de executie plaats en is zijn lichaam tot as verbrand. Al zijn bezittingen werden geconfisqueerd. Berichten van tijdgenoten vermelden dat er sprake zou zijn geweest van een valstrik.[

  7. Frank H. zegt op

    Ik hou van Thailand maar jammer dat ik niet intelligent en onderlegt genoeg ben om alles te begrijpen. HG.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website