Ons Thaise kiepentje

Door Alphonse Wijnants
Geplaatst in Cultuur, Realistische fictie
Tags: ,
13 september 2021

Die ochtend was een dag die met plezier voor me uit dartelde, zoals in een doodlopende straat een speelse hond kan ravotten. Ook ik had er zin in.

Ik stapte fiks door, het was een eind tot in het centrum van Amnat Charoen.
Over het hete asfalt blies de wind zanderig rood stof van braakliggende stukken grond. Ik begon te niezen. Ik was op weg naar de Pra Mongkol voor een tambon aan een volwassen man die voor een half jaar als monnik intrad. Inwijding en feest.
Overal in de soi’s traden plechtig kleurrijke gezinnen met uitgedoste kinderen naar buiten, zwermden uit naar de tempels over de stad. Het was zondag.
Er zijn momenten in je leven dat alles klopt, de tijd, de omgeving, de temperatuur, de bloemen aan de struiken, de peulen in de bomen, de woorden die je denkt, de balans van herinneringen, het aantal druppels dat je zweet. Dit alles noemen we het heden.
Niets in mijn hoofd – en ruimte in mijn hart.
De zon maakte een gebaar naar bladeren, takken en de punten van de tempels, als een vrouw die achteloos om haar hoofd naar haar juwelen tast.
Toen ik bij de ubusot aankwam, wachtte ik de stoet af die om de hoek verscheen. Een slingerend veelkleurig lint tussen het goud van de tempels. De ommegang schoof beetje bij beetje naderbij en wond zich in een astrale cirkel om de tempel heen.
De lopende menigte hield offergaven voor de monnik in de armen, en kettingen van jasmijn. Ik keek pal in de ogen van een kittig vrouwtje dat mij al een hele reeks seconden recht aangekeken moet hebben.
Ze had roodbruin haar in een springerige paardenstaart, haar sarong in een klassiek patroon met gouddraad viel tot op haar voeten en haar ogen leken te glanzen als donkere pitten, nog vochtig uit het vruchtvlees gepulkt.
Ze maakte kleine pasjes, de sarong was nauwsluitend en stijf.
Ik keek haar met een soort afwachting aan.

Er heerste daar bij de Pra Mongkol Ming Muang op het tempelplein een atmosfeer van vrijgekomen zielen. Het leek of we midden in honingkleurige barnsteen gevat hingen, ons hart hoefde niet meer te kloppen. De zon scheen als nooit tevoren.
De kop van de lopende menigte bereikte haast de staart van de stoet, die traag voortsukkelde, zoals ze daar allemaal luchtige praatjes onder elkaar hielden, met een half oor luisterden en druk naar links en rechts speurden of ze bekenden zagen opduiken.
Het vieve vrouwtje bleef mijn blik opnieuw vasthouden toen ze me de tweede keer bereikte, in haar haren kronkelen de zonnestralen. Ik aarzelde maar ze trok me de processie in.
‘My name Sopa,’ zei ze, ze puntte naar haar borst. Zo liep ik zelf nog eenmaal mee met de optocht voor de volwassen man die monnik werd, een vrouw en twee dochters had. Ze raakte mijn bovenarm. ‘Where you from?’ fluisterde ze.
‘Belgijum,’ wispelde ik.
‘Oh, Belgijum… Me work haw-ed in Belgijum,’ zei ze en haar stem trilde van memorie.
En ze vertelde me een verhaal over een groenteboer in het land van Waas. Hij was haar komen halen.
Hoe zij de vlakke velden met hem ingetrokken was, tussen prei, de kool en de spruitjes gebaggerd had. De poldergrond nat, kleverig, vochtig. Bestelwagens volgeladen had ze, om op de vroegmarkt te leveren, en haar man reed weg. De mistsluiers die het land van klei niet losten, niet eens zon die ochtendnevels aan flarden scheurde. En ze had kou, ze verkleumde, haar vingers te verstijfd om vlug te werken. Ze had koud gehad. Het leek of er nooit een einde aan was gekomen, zei ze. ‘Me cold, always-always cold-cold in youwe countly.’
Nu was ze een poldermeisje.
Ik zie haar daar heilloos alleen in de polders staan, opgeslokt door de mist, onzichtbaar, uitgewist, miserabel door de mensheid vergeten. Soms de plets van een pompeuze pad die zich uit de voeten maakt. En Sopa, zich afvragend waar ze om boeddha’s wil mee bezig was.
Dat was er van België nog in haar over.
Ik begreep dat die boer haar aardig had laten meewerken om zijn zaak rond te laten draaien. Haar huishoudgeld stuurde ze naar Amnat voor haar ouders en voor de zorg van haar dochtertje. Overal ter wereld zitten er mannen die – volgens mij – eerder huishoudsters dan een vrouw nodig hebben. Of een verpleegster.
‘And now,’ vroeg ik, ‘what about you now?’
‘Me in house my daughte-ew,’ zei ze. ‘I came back, living togethew with he-w now, she has two babies, husband lun away, I take cai-we. I’m happy. Now I can give my love.’
Ik zei niets.
‘You know my name in count-twy you?’ vroeg ze en ze giechelde. ‘… know how the neighbouws cold me my name?’ Ze zwenkte een beetje voor me in daar in de processie en trapte bijna op mijn blote tenen.
‘A nickname?’ vroeg ik op goed geluk. ‘Had je een bijnaam bij ons?’
‘Yezzz! In Belgium language I am the Thai chicken: het Thaise kiepentje.’
Ik moest me inhouden om niet hardop te lachen.
Het Thaise kiepentje…

Voor zichzelf had ze een ren met kippen in elkaar gevlochten, Het pluimvee had ze in Vrasene en de buurtdorpen verkocht. Dat geld stak ze in een pot.
Het kwam uit, dat ze na enige tijd kleinere spitsere kiekens had lopen. Zij selecteerde op de slankere versies van de Vlaamse leghen en koos hanen met blauwzwarte buik. In de aanzet van hals en rug schoof een heftige rosbruine vlammende kleur op. De vechterstypes op graspleintjes in de moo baans van Amnat, ik heb ze vaak gezien.
En zo kweekte ze haar eigengereide Thaise kippetjes, ze vonden gretig aftrek bij de dorpelingen van het mistige winterse Waasland. Het vlees was stevig, met een besliste smaak.
Op de fiets, met een bundel gepluimde karkassen aan het stuur en dikke handschoenen reed ze van dorp tot dorp. ‘Kijk, daar is ons Thaise kiepentje met haar kiekens,’ riepen de mensen van ver naar elkaar, wuifden en hielden haar tot staan. Ze was haar waar vlug kwijt.
Ze giechelde nog altijd.
Ze legde haar linkerhand op mijn onderarm, keek me aan en zei heel ernstig: ‘Many many times I had tolks with my chicken. Tolk, tolk, tolk… Ik ging in de ren zitten, luisterde naar hun kakelpraat en praatte tussendoor zelf wat luidop Thais. Wat ik meemaakte, voelde, niet begreep, of ik treurig moest zijn… Op het eind dromde de hele ren om me heen, met een halfopgetrokken poot, met een scheefgedraaid oog maar doodstil keken ze me aan, ze blikten verwonderd, bedachtzaam en klokten tegen elkaar, heel bedrukt. Het klonk troostend, hoe ze onder elkaar over mij praatten. Bemoederend. Heel heel meelevend.’
Tooo-ek, tooo-ek, tooo-ek… een zacht gegons in hun keel, ’s avonds na haar werk, zo zweeft het me voor de geest. Of op zondagmiddag, als ze niets deden, zij en haar groenteboer, en hij halfslapend naar de wielerkoers lag te kijken. En zij in de ren op de kaalgepikte grond ging hurken
Ik hield me voor dat het geluid uit hun keel als kleine plopjes van waterdruppels in een zinken teil geklonken moet hebben, plop, plop, plop. De ronde emmer waar zij de kippen in stak als ze hun hoofd kwijt waren, ze weekte voor zij ze pluimde, de poten eraf, de ingewanden eruit, hart, lever en niertjes gerecupereerd. Een volgorde precies zoals het in Thailand ook gebeurde.
Tenslotte was ze een heel gewone Thaise vrouw.
Sopa viel even stil, ik hield de adem in. De donkere pitten van haar ogen glommen in de klamme schaduw. ‘Ik ben er zeker van, dat ze Thais verstonden,’ zei ze met markante aandrang. ‘Sure, me thinkin’ undew-stand my Thai.’
Het leek of haar tengere schouders in elkaar doken. ‘Mijn man was niet zo van spreken,’ zei ze tot slot, ‘niets hadden we nog samen, behalve werken, we deden niets waar we plezier aan hadden.’
En in een snok of ze alles wegwierp, hief ze haar hoofd, mai pen rai, en lachte zoals alleen Thaise vrouwen een lach kunnen maken. Met een snik, een traan, een smile en een beetje vervoering.
Het is een mengsel. Het is nooit eenduidig. En het ontkent niets van wat voorbij is, om het even hoe het verliep.
Als het niet de zon was, haar gele vibrerende licht op het tempelplein, zou ik gedacht hebben dat er een gloed van subatomaire deeltjes alle materie losweg doordrong, zich verrijkte en er vervolgens spoorloos uit verdween. Tot ver buiten de mateloze kilometers van ons heelal. Vliegensvlug.
Veel vlugger als dat een leven voorbijgaat.
Ik wou haast denken: Is iedere gedachte een herinnering? Ik weerhield me uit respect voor Sopa. Een gedachte is niets. Lucht in ons hoofd. Een herinnering heeft plaatsgevonden. Dat is haar grond. Het was ooit materie van tijd en ruimte. Daarna niets!
Daar moeten we de grootste achting voor hebben, maar meer ook niet.
Na die bekentenis en na de derde ronde om de tempel, aten we samen van al het eten dat de vrouwen van de familie van onze nieuwe monnik voor de genodigden gekookt hadden. De man die voor zes maanden zijn vrouw en kindjes verliet.
Wij kregen een plastic bord met Chinese bloemetjes in de handen geduwd. De monnik zelf had zijn oranje gewaad om en droeg waardig zijn kaalgeschoren schedel. Kommen en grote aluminium potten noedelsoep stonden op lange tafels met eenvoudig wit linnen.
Ik keek naar de vrouw Sopa. Ze leek wel een meisje. Haar haren blonken in het ondergaande licht, of een vlugge beek in een tropisch woud kronkelende zonnestralen opving.
En na het opruimen van onze borden, vroeg het meisje me om eens bij Winfred langs te lopen. Het was vijf uur, de zon viel achter de tempelzaal, er stak een windje op. Bruin als sigarenvellen, gekruld tot een rolletje en knisperdroog tolden de eerste bladeren van de forse takken van de rij teakbomen naar beneden. IJlings als woelratten repten en rolden ze zich vervolgens naar de greppels.
De zon bleef als het geel in barnsteen.

Korat, oktober 2016 – Langkawi, december 2019

5 reacties op “Ons Thaise kiepentje”

  1. Wil van Rooijen zegt op

    Prachtig!

    • Erik zegt op

      Volledig mee eens!

  2. Rob V. zegt op

    Dit was een leuk verhaal! Ik zie het zo voor me. En die kippen, die waren vast slim genoeg om haar Thais te begrijpen. 🙂

  3. PEER zegt op

    Beste Alphons.
    Volgens mij is het méér dan ‘n levensverhaal van Sopa,
    Het komt míj voor als ‘n levensgedicht,
    Chapeau

    • Alphonse Wijnants zegt op

      Een mooie vergelijking, Peer.
      Hoe juist.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website