Dit verhaal gaat over de relatie tussen stad en platteland eind zestiger jaren van de vorige eeuw en misschien zelfs wel relevant voor de huidige tijd. Een groep idealistische student ‘vrijwilligers’ vertrekt naar een dorp in de Isaan om daar ‘ontwikkeling’ te brengen. Een jong meisje uit het dorp vertelt wat er gebeurde en hoe het afliep. Hoe mooie idealen niet altijd verbetering brengen.

Alsof het nooit is gebeurd

Ze kwamen in een groot oranje-geel voertuig van het soort dat Thong Muan (noot 1) nog nooit eerder had gezien. Ze kwamen met het geluid van gezang dat in schokkerige flarden steeg en daalde, alsof het werd geproduceerd door het stuiteren van het voertuig over de ruwe weg: “We zijn gekomen om te ontwikkelen en samen te werken voor het welzijn van ons land.” Ze zongen deze woorden steeds opnieuw met luide stem om er zeker van te zien dat de hele wereld het kon horen. Tong Muan had haar hele leven nog nooit zo’n liedje gehoord. Maar ze dacht dat het een soort liedje was dat toch bekend aanvoelde en dat het waarschijnlijk meer vrolijkheid en vriendelijkheid zou brengen dan wat dan ook in deze wereld. Toen het voertuig stopte klauterden de reizigers één voor één naar beneden. Ze waren allemaal jong, jongens en meisjes gelijk gekleed in broeken en sommigen met hoeden. Van een afstand kon Thong Muan niet met zekerheid zeggen wie jongens en wie meisjes waren. Ze kwam dichter bij, half bang en half nieuwsgierig. Ze stapten uit de bus, strekten hun benen, keken om zich heen met een houding van grote belangstelling. Tong Muan had geen idee waar ze naar keken, zelf zag ze alleen uitgedroogde rijstvelden, de vervallen huizen van haar dorp, de kleine tempel, het schoolgebouw met alleen een vloer en dakspanen, zo gewoon voor haar. Ze schrok toen een van de meisjes tegen haar vrienden uitriep: “Wow, wat is de lucht hier heerlijk fris!” Ze was verbaasd want ze had nooit mensen zoiets horen zeggen in het dorp waar ze de afgelopen 12 jaar opgroeide.

Dorpshoofd Mi kwam naar buiten om de groep te ontmoeten. Eén van de jongens, die de leider leek te zijn, begroette hem en maakte een praatje. In de ogen van haar leeftijdsgenoten was Mi altijd de meest gerespecteerde persoon in het dorp omdat de regering van Zijne Majesteit hem benoemd had en iedereen hem moest gehoorzamen. Maar vandaag gedroeg dorpshoofd Mi zich helemaal niet als een leider. Hij praatte met die jonge mensen zoals hij praatte met de Meesters (noot 2). Tong Muan voelde zich plotseling erg angstig. Als deze mensen allemaal Meesters waren, waarom kwamen ze dan met wel zovelen? Ook al was ze nog een kind, ze wist heel goed dat twee of drie Meesters het hele dorp op z’n kop konden zetten. En nu kwamen ze met een grote groep.

Ze volgden dorpshoofd Mi langs het pad naar de school met al hun bagage. Daar zouden ze overnachten. Ze kon echt niet begrijpen waarom ze daar zouden gaan slapen. Geen enkele Meester had dat ooit gedaan in haar dorp waar het ‘s nachts pikzwart was met het geluid van krekels en wind. Niemand in het dorp kon de vragen beantwoorden die in haar hart leefden vol gretigheid om te weten. Haar vader had nooit tijd gehad om haar vragen te beantwoorden. Haar moeder besteedde alleen aandacht aan de dagelijkse uitputtende karweitjes. En de leraar was zo prikkelbaar  dat niemand hem vragen durfde te stellen. Dorpshoofd Mi, die het zeker wel wist, was druk in de weer de gasten welkom te heten en te zorgen voor eten en drinken. Maakt niet uit, dacht Tong Muan, als ze hier langere tijd zouden verblijven zou ze de antwoorden wel zelf kunnen krijgen.

Die avond sloeg dorpshoofd Mi op de signaalrommel om een dorpsvergadering bijeen te roepen. De groep die zojuist was gearriveerd kwam ook, alsof ze tot de dorpsgemeenschap behoorden. Tong Muan sloop stiekem weg van haar moeder om ook te luisteren naar de vergadering. Ze verlangde erna alles te begrijpen waar ze zo nieuwsgierig en onthutst over was.

Dorpshoofd Mi was nooit goed geweest met woorden. Toen hij opstond om te spreken leek hij ongemakkelijk en zijn zinnen pasten niet goed bij elkaar. Wat Tong Muan een beetje begreep was dat de nieuwkomers studenten waren uit de Hoofdstad. Nu ze vakantie hadden offerden ze hun tijd op om de kwaliteit van leven van de dorpelingen te helpen verbeteren. Ze begreep niet waarom deze mensen daarvoor waren gekomen of wat ze zouden gaan doen, maar ze was blij dat het geen Meesters waren.

Daarna sprak de leider van de groep. Hij was een veel betere spreker dan het dorpshoofd Mi. Zijn taal was zo langdradig dat sommige dorpelingen in slaap leken te vallen. Tong Muan was helemaal onder de indruk van de houding en de taal van de studentenleider, ook al begreep ze niet alles omdat hij soms woorden gebruikte die ze niet kende, zelfs farang woorden! Ze begreep alleen dat hij probeerde uit te leggen aan de dorpelingen dat zijn groep het offer wilden brengen om zonder enige betaling te werken voor het welzijn van de Natie. Toen hij sprak over de Natie werd zijn stem luider  en maakte hij krachtige gebaren. De dorpelingen konden niet meer doen dan hun hoofd buigen en hem met verbazing en genoegen aankijken. Behalve het dorpshoofd en de leraar was er waarschijnlijk niemand die wat wist over de Natie. Zelfs leerlingen in het vierde leerjaar zoals Tong Muan zelf vonden het moeilijk te begrijpen. Hoewel de leraar vele malen had geprobeerd uit te leggen hoe de Natie eruit zag, kon ze het zich nog steeds niet voorstellen. Ze zag alleen het dorp, de rijstvelden en de waterbuffels en de kinderen die ze verzorgden. Ik vraag me af hoe de Natie eruit ziet, dacht ze. Het moest wel groter zijn dan het hele dorp en alle rijstvelden samen.

De volgende dag begonnen ze te werken zoals beloofd. De meisjes sleepten aarde aan en brachten hout om te schaven. De jongens groeven gaten om palen te plaatsen, sommigen bewerkten de palen om ze taps te laten toelopen, anderen zaagden het hout. Ze werkten met een brede en vrolijke glimlach, kletsten en plaagden elkaar op een tevreden manier. Thong Muan had nooit eerder mensen op deze manier zien werken. Als iemand in haar dorp een huis liet bouwen zochten ze een paar timmerlui, die dan heel serieus en zonder gepraat aan de slag gingen. En hier kwamen zo’n 50 mensen om een enkel huis neer te zetten, oh nee, geen huis maar een gemeenschapszaal, een Dorpshuis, zoiets. Thong Muan begreep niet hoe dit verschillend was van de tempel hal die ze al bezaten in het dorp. Ze hoorde alleen dat het zou worden gebruikt door de dorpelingen om samen te komen en plezier te hebben. Het zou helpen om ‘recreatie’ te bevorderen. Ze begreep echt niet wat het woord betekende en hoe het in de wereld kwam. Maar het moest wel de moeite waard zijn, anders zouden er toch geen 50 mensen gekomen zijn om het te bouwen. En zij waren leerlingen met een veel hogere opleiding dan de hare. Ze moesten wel veel knapper zijn dan elke dorpeling.

Rond het middaguur hoorde ze het geluid van een fluitje en zag ze hoe ze in kleine groepjes van hun werk terugkeerden naar hun huisvesting. Thong Muan hield zelfs van de manier waarop ze liepen. Ze slenterden in kleine groepjes, roepend en kletsend op een prettige manier. In de school had een andere groep van jongens en meisjes de maaltijd al bereidt. Ze aten gezeten in een cirkel, en gingen daarna weer aan het werk.

‘s Avonds hoorde Tong Muan weer het fluitje. Ze namen een bad en zaten te kletsen op het schoolplein. Iemand pakte een vreemd uitziend instrument en begon te spelen. Iedereen begon te zingen in een taal die Tong Muan niet kon volgen. Toen het donker werd staken ze stormlantaarns aan alsof ze een ceremonie gingen houden. Sommige van de dorpskinderen durfden nu wat dichterbij te komen om een kijkje te nemen. De meisjes in hun prachtige kleren zagen hen en riepen hen om bij ze te komen zitten. Maar niemand durfde dat. Tong Muan stond verscholen in een donker hoekje. Ze schaamde zich voor haar armoedige, opgelapte kleren, bang dat ze zou gaan stotteren als haar iets werd gevraagd. Al die mensen waren zo veel mooier gekleed en spraken zo bijdehand. Ze kwamen samen om liedjes te zingen en spelletjes te spelen die voor haar allemaal heel vreemd waren. Wie ook wat voor fout maakte tijdens een spel moest de straf aanvaarden van ieder die dat beval. Gefascineerd zag Tong Muan hen heel vreemde dingen doen. Een jongen moest neerknielen om te smeken om de liefde van een meisje – in het bijzijn van al die mensen! Iedereen barstte uit in lachen. Ze had nog nooit zo’n schaamteloos gedrag gezien.

Toen ze klaar waren met dit soort rare spelletjes stond de leider op om weer een toespraak te geven. Het leek alsof hij iemand was die praten echt leuk vond.  Hij sprak over de activiteiten tot nu toe, sommige goed, anderen echt fantastisch, en hij vergat natuurlijk niet de Natie te benoemen met dezelfde trots. Daarna gaf hij anderen ook een kans te spreken. Een jongen met een ernstige houding stond op. Zijn stem was niet zo welluidend als die van de leider, maar wel luid en krachtig. Hij zei dat “wij” (hij bedoelde hen) te veel op onszelf waren geweest en ons te weinig hadden aangepast aan de dorpelingen. Zelfs onze manier van kleden was zo verschillend. Hij raadde iedereen sterk aan om deze fouten te helpen verbeteren. Hij kreeg een goedkeurend applaus. De leider stond op om te zeggen dat hij hetzelfde had gedacht, maar het had laten gaan, omdat het de eerste dag was. Vanaf nu moesten ze meer hun best doen om hun gedrag aan te passen aan dat van de dorpelingen. Ook de leider kreeg een enthousiast applaus.

Toen ze weer thuis kwam, kostte het haar veel meer tijd dan gewoonlijk om in slaap te vallen. Alles scheen zo spannend te zijn voor haar die nog nooit buiten het dorp was geweest. En toen ze eindelijk sliep, droomde ze dat ze zich bij de groep had aangesloten en blij hielp bij het bouwen van het Dorpshuis – een gebouw belangrijker dan alles wat ze had gekend want het had betekenis voor de ontwikkeling van de Natie. En ze droomde dat ze met de groep meeging om in de Hoofdstad verder te leren. Haar moeder zou haar geen standjes meer geven en ze hoefde ook niet meer op de waterbuffels te passen. Ze zou gewoon zitten en kletsen, lekker kletsen, zoals ze verbeeldde dat de groep dat altijd al deed. Ze was teleurgesteld dat het maar een droom was toen ze wakker werd. Maar ze was ook opgelucht dat ze niet gescheiden zou zijn van haar ouders en de andere familieleden. En waarover zou ze trouwens met hen moeten praten, dacht Tong Muan, en waar zou ze voor moeten zorgen als er geen waterbuffels waren?

Die dag werkten ze als de vorige dag. Er was wel één ding veranderd. ‘s Avonds waren ze heel anders gekleed. De jongens droegen donkergekleurde overhemden met een ronde hals en kleine koorden in plaats van knopen – een soort shirt dat ze nooit eerder had gezien. Sommigen hadden een phakhawma (noot3) om hun middel geknoopt waardoor ze er nog vreemder uitzagen. De meisjes droegen recht hangende bloesjes en zijden sarongs wat niemand in het dorp zich kon veroorloven. Ze kwamen aanlopen met een stralende glimlach en ze begroeten elkaar met: “Wat denk je? Precies als de dorpelingen, toch?” Tong Muan wilde lachen, maar ze kon niet. Ze wist niet waarom. Misschien was het een gevoel van medelijden in haar tedere hart.

Ze hadden in ieder geval duidelijk bewezen geen domoren te zijn zoals sommige dorpelingen sarcastisch hadden verwacht. Ze werkten de hele dag hard ondanks de brandende zon of de druilende regen. Het duurde niet lang voordat het Dorpshuis vorm begon te krijgen. ‘s Avonds gingen sommigen het dorp binnen om op een vertrouwelijke en vriendelijke manier met de mensen over allerlei zaken te praten of ze brachten kleding en boekjes om uit te delen. De ouders waren natuurlijk blij met de kleren, terwijl de leerlingen van haar leeftijd geïnteresseerd waren in de tekeningen die advies gaven over hoe je je kon beschermen tegen verschillende ziektes. Tong Muan begreep niet hoe een paar vellen papier je kon helpen bij die afschuwelijke ziekten, maar ze durfde het niet te vragen. Ze dacht dat al die vragen het vertrouwen dat beide kanten wilden bewaren zou beschadigen. Ze hield haar mond, tevreden met alles.

‘s Avonds genoten ze van allerlei spelletjes zonder ooit verveeld te raken. De dorpskinderen kwamen meestal kijken in de hoop iets grappigs te zien, zoals like of lamtat (noot 4). Maar het enige wat ze zagen en hoorden waren farang liedjes, spelletjes en luide grappen die de kinderen nooit begrepen. Er was maar één spel dat iedereen begreep: de ramwong (noot 5) dans. Tong Muan hield ervan daarnaar te kijken. Het maakte haar blij en gaf haar het gevoel dat zij toch niet zo ver van haar  afstonden.

De tijd ging voorbij. De dorpelingen begonnen te voelen dat de studenten deel uitmaakten van het dorp – en ook van de koeien en de waterbuffels. Voor Tong Muan was het geluid van het fluitje nu een deel van haar dagelijks leven. Als zij het hoorde, wist ze dat de studenten weer aan het werk gingen en zij haastte zich haar moeder te helpen met de huishoudelijke karweitjes. Tot nu toe had ze altijd gedacht dat die karweitjes vreselijk saai waren. Maar nu ze hen zo vrolijk zag werken voelde ze zich plotseling beschaamd.

Eindelijk brak hun laatste dag aan. Het Dorpshuis was helemaal af. Het stond majestueus te midden van de rijstvelden, als een monsterlijk wild dier. Het was een luchtig gebouw met alleen een dak en geen wanden terwijl de vloer van cement was gemaakt. Aan één kant was de vloer verhoogd als een podium bij een like voorstelling. Alle studenten keken er trots naar met een blik van verwondering. Ze haalden hun camera’s tevoorschijn en namen veel foto’s. Alle “belangrijke figuren” kwamen om hun lof en bewondering uit te spreken –  het Hoofd van het District, alle Meesters en de Gouverneur kwamen om een blik te werpen op wat tot stand was gebracht. Het was echt buitengewoon. Niemand, behalve dorpshoofd Mi, had ooit het gezicht van de Gouverneur gezien noch de glimlach van het Hoofd van het District.

Die avond was er een groot, prachtig feest, groter nog dan het huwelijksfeest van de zoon van dorpshoofd Mi. Ze slachten een aantal varkens en sneden ook de keel door van flink wat kippen. De studenten waren zo aardig om de dorpelingen uit te nodigen het feest bij te wonen. Maar behalve dorpshoofd Mi en de leraar durfde niemand te gaan. Niemand had nette kleren. En niemand wilde de kritische blik van het Districthoofd ontmoeten. Het leek dat de studenten niet echt teleurgesteld waren. Het leek alsof ze meer dan tevreden waren met het eten en hun onderlinge gesprekken. Het Districtshoofd sprak luider dan ieder ander en dorpshoofd Mi zei niet meer dan “Ja, meneer! Ja, meneer” terwijl de studenten elkaar plaagden en grappen maakten.

De volgende morgen hoorde Tong Muan het fluitje niet meer. Ze voelde dat iets in haar was verdwenen. Terneergeslagen hielp ze haar moeder met de huishoudelijke karweitjes. Ze keek naar de school maar daar was niemand meer. Alles leek een droom te zijn geweest.

Nadat ze haar bezigheden had afgemaakt ging Tong Muan in de middag naar het Dorpshuis. Zachtjes liet ze haar hand glijden over de schone vloer. Het was geen droom. Ze hadden het Dorpshuis achtergelaten waarvan ze vaak hadden gezegd dat het vooruitgang en ontwikkeling betekende voor het dorp.

In werkelijkheid wist niemand waar ze het Dorpshuis voor konden gebruiken. Dorpshoofd Mi zelf wilde het niet gebruiken. Hij riep maar eens in een lange tijd een dorpsvergadering bijeen, maar deed dat bij zijn eigen huis liever dan dat hij tijd verspilde en vermoeid raakte door de lange wandeling naar het Dorpshuis. Hij was ook bang dat het Dorpshuis zou vervallen en dat het Districthoofd hem zou bekritiseren wegens nalatigheid. Ook de leraar wilde het niet gebruiken, behalve misschien voor een soort show, maar de school was nu gesloten en iedereen wist dat hij toch niets wilde organiseren. En het Dorpshuis, waar ze zo hard met hoop en vertrouwen hadden gewerkt, stond daar maar terwijl niemand er iets om gaf. Af en toe renden kinderen naar binnen, maar ze verveelden zich al gauw omdat de cementen vloer niet zo prettig aanvoelde als een aarden speelplaats. Het grote gegalvaniseerde dak boezemde wat angst in en was beslist niet vriendelijk. Behalve de kinderen waren er af en toe waterbuffels die de hitte van de zon ontvluchtten. Als de buffeljongens dat zagen schreeuwden ze en vervloekten die domme beesten die geen respect hadden voor de Regering!

Als Tong Muan wat vrije tijd had na haar karweitjes vond ze het fijn om in het Dorpshuis te ontspannen. Ze kreeg een warm gevoel als ze terugdacht aan “hen”. Wat zouden ze nu doen in de Hoofdstad? Zouden ze ooit terugdenken aan wat zij uit liefde hadden gebouwd?

Het regende weer met sterke windvlagen. Ze werd nat en ging wat verder naar binnen. Ze zou het fijn hebben gevonden als ze ook wanden hadden gebouwd om de regen tegen te houden. En dan zou het als rijst opslagplaats gediend kunnen hebben. De dorpelingen hoefden dan niet hun rijst meteen te verkopen, terwijl de prijs nog niet goed was.

Ze vond het jammer dat haar gedachten afdwaalden. Hoe kon ze het beter weten dan de studenten? Het moest een Dorpshuis zijn zodat de Natie kon ontwikkelen. Wat zou het nut zijn van een rijstschuur voor de Natie? Was het niet omdat de dorpelingen in haar dorp niet zo ver waren gekomen omdat ze zich alleen bezighielden met de rijstbouw?

De regenstorm luwde. Maar niet in haar hart. Tong Muan voelde plotseling een golf van eenzaamheid. Haar ogen schoten vol met tranen die langs haar wangen op de donkere cementen vloer vielen.

Bron:

Benedict Anderson, In The Mirror, 1985

Noten

1 De naam Tong Muan (ทองมวน, twee midden tonen), thong betekent ‘goud’ en muan is Isaans voor sanuk ‘pret, plezier”.  ‘Schitterend Plezier’.

2 Tong Muan gebruikt het Thaise woord เจ้านาย chaonaaj voor ‘Meesters’. Dat betekent ‘meester, heer, lord, chef, baas’.

3 phakhawma ผ้าขาวม้า (phaakhaawmaa, dalende, stijgende, hoge toon), een kleurige doek die vooral mannen om hun onderlichaam slaan bij het nemen van een bad.

4 like en tamtat ลิเก(likee, hoge, midden toon), een opera-achtige zang en dans voorstelling met teksten en kostuums uit vroegere tijden. ลำตัด  (lamtat, midden, lage toon) , een soort stand up komedie van twee personen, meestal man en vrouw die elkaar bestoken met grappige, ironische en erotische opmerkingen.

5 ramwong dans  รำวง (ramwong, twee midden tonen) Zie:   Thai Cultural Dance, Chiang Mai. in HD. (youtube.com)

Een voorbeeld van like. Helaas kon ik niets vinden met vertaling of ondertiteling

https://youtu.be/UdTvZxv71N8?si=QCTZnh3TXShuWsgx

Een voorbeeld van lamtat:

https://youtu.be/k8TTDeF9v9Q?si=dt7QHOQHA9EACfRa

2 reacties op “‘Alsof het nooit is gebeurd’, kort verhaal van Witthayakorn Chiangkul”

  1. Erik Kuijpers zegt op

    In dertig jaar Limburg vaak gehoord: ‘De hoge heren in Den Haag’ of ‘Die van boven de rivieren’. Dat proef ik in dit stuk ook. ‘Laten ze maar daar blijven’. Het dorpshuis staat te verpieteren, er zitten niet eens muren in, zegt men. En wat verdien ik aan die ‘Natie’?

    Vooruit, dit is zestig jaar geleden geschreven. Gaat het hen nu beter dankzij die Natie? De Isaan is ontwikkeld, mede dankzij de bestrijding van de communistische cellen, actief sinds 1965 onder meer in de regio Loei, die eindigde met de amnestie onder eerste minister Prem in april 1980. Toch was er nog opstandige activiteit tot 1983.

  2. Rob V. zegt op

    Een mooi verhaal welke maar weer eens onderstreept dat men zelfs met goede bedoeling verkeerd kan handelen door iets simpels als simpelweg te vragen “maar wat wil jij/jullie? Waar zouden jullie mee geholpen zijn?”.

    En Erik, ja zoals je zegt “De Isaan is ontwikkeld, mede dankzij de bestrijding van de communistische cellen, “. Zonder het “rode gevaar” (haha) had Bangkok vast minder haast gehad met het aanleggen van een goed wegennet naar de uithoeken van het land. Of nouja Bangkok, de Amerikanen hebben natuurlijk flink voor sinterklaas gespeelt.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website