Een paar tips voor een bezoek aan een historische Khmertempel
Thailand is – gelukkig voor de liefhebbers van waardevol historisch erfgoed – rijkelijk voorzien van bouwsels die getuigen van de periode dat het grootste gedeelte van deze regio onder de plak van het Khmer-rijk leefde.
Zelf ben ik al jaren gefascineerd door deze bouwwerken en in de loop der jaren heb ik ongeveer 80% van alle Khmer-tempels in Cambodja en Thailand, zelfs op de meest onherbergzame of ontoegankelijke plekken, kunnen verkennen. Deze bezoeken maken van mij wellicht geen expert, maar wel iemand die zich intussen als ‘gepassioneerde liefhebber’ mag omschrijven. Graag deel ik vandaag de opgedane kennis door u te wijzen op een aantal zaken die gegarandeerd tot een beter begrip kunnen leiden bij een bezoek aan een historische Khmersite. De architectuur van deze tempelcomplexen heeft namelijk kenmerkende stijlen, structuren, elementen en motieven die ze uniek maakt.
Fundamenteel bij het bezoek aan Khmertempels is dat u beseft dat deze complexen niet werden gebouwd als gebeds- of ontmoetingsplaatsen voor de gelovigen. Neen, deze tempels waren de verblijfplaatsen van de bewoners van het Pantheon van de Khmer; de onsterfelijke goden. Van deze goden werd verwacht dat ze in ruil voor de aan hen gewijde schrijnen, de bouwers en hun familie begunstigden. Binnen deze optiek hadden de goden, verzinnebeeld in de sculpturen die hen vertegenwoordigden, niet echt behoefte aan veel ruimte. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Europa, waar in dezelfde periode bouwmeesters worstelden met de vraag hoe ze zoveel mogelijk gebruiksruimte voor de gelovigen konden creëren of hoe ze het gewicht van de topzware dakconstructies konden verdelen, lagen de Khmer-architecten niet wakker van dergelijke vragen. Ze moesten er gewoon voor zorgen dat de schrijnen die ze ontwierpen, groot genoeg waren om het beeld van de godheid te huisvesten. Daarom zijn de centrale schrijnen waarin deze sculpturen staan of stonden meestal in omvang beperkt. De binnenruimte van het centrale heiligdom in Angkor Wat bijvoorbeeld is 4, 7 m op 4,6 m groot.
Het belang van deze schrijnen, die steevast centraal in de tempel te vinden zijn wordt vooral benadrukt door de centrale ligging in het complex en het exterieur, met het verhoogde terras of zelfs uit meerdere lagen opgebouwde piramidale basis waarop ze steevast werden gebouwd en natuurlijk ook door de hoogte en versiering van de prang, de spits- of kolfvormige constructie die dergelijke schrijnen bekroond. De duidelijk herkenbare gelaagde en concentrische structuur van deze torens die al naar gelang de hoogte progressief afneemt, verwijst naar de gelaagdheid van de heilige berg Meru, waarover verder meer.
De voetstukken waarop de godenbeelden werden geplaatst waren nooit breder dan de gopuras, de portalen die toegang gaven tot het innerlijke heiligdom. De aan Shiva gewijde schrijnen bevatten overigens vrijwel nooit een beeld maar wel de fallus-achtige linga-steen die de mannelijkheid verzinnebeeldt en de yoni-steen die voor de vruchtbaarheid en voorspoed staat. De meerzijdig gelaagde lingastenen symboliseerden de Brahamanistische Drievuldigheid. Het zichtbare, cylindrische bovenstuk representeerde Shiva, het in het voetstuk verborgen middenstuk was achthoekig en stelde Vishnu voor terwijl de basis steeds vierkant was en Brahma symboliseerde. De basissen van de yoni-stenen zijn vrijwel steeds van diepe groeven voorzien om de vloeistoffen die bij de ceremonies werden gebruikt te laten afvloeien en waar ze konden worden opgevangen door de gelovigen. De relatief geringe breedte van de portalen in de tempels bewijst meteen ook dat het verhaal dat u in veel reisgidsen kan aantreffen over de grote processies die indertijd zouden hebben plaatsgevonden, larie en apekool zijn.
Het vierkante en strikt geometrische grondplan van bijna alle Khmer-tempels is een configuratie van het sterk door het Brahamanisme beïnvloede Khmer-kosmologie. De tempel met de centrale prasat of tempeltoren staat daarin symbool voor de voor de Hindoes heilige berg Meru. Deze berg is niet alleen het centrum van de Khmer kosmos maar ook van alle fysieke, metafysische en spirituele universums en bijgevolg de verblijfplaats van de goden. De vaak voorkomende kleinere torens op elke hoek van de begrenzing van het centrale heiligdom staan dan weer voor de omringende bergen; de Mandrachala-berg in het oosten, de Suparshva in het westen, de Kumuda in het noorden en de Kailasa in het zuiden. Terwijl de al even vaak voorkomende vier waterbekkens of de omringende gracht de wereldzeeën symboliseren. In het geval van Angkor Wat heeft de immens brede slotgracht ook nog een praktisch nut want de druk van het water zorgt er nu al eeuwen voor dat het enorme gewicht van het bouwwerk wordt gecompenseerd en dat de boel niet is ingestort… Alle bouwwerken die deel uitmaken van een Khmer-tempelcomplex staan in een weloverwogen verhouding tot het centrale heiligdom die het geheel niet alleen een erg harmonieus uitzicht geeft maar de blik van de bezoeker bij het betreden van het complex ook automatisch naar het centrale heiligdom leidt.
In deze architecturaal uitgekiende hiërarchie van bouwwerken domineert de centrale prasat elke site. Misschien niet door zijn omvang maar wel door zijn hoogte en de hoge mate van decoratieve afwerking die vaak schril contrasteert met de rest van het complex. Naast het centrale uit één of meerdere prangs bestaande gedeelte zijn de galerijen een andere belangrijke component van de Khmer-tempels. In deze, al dan niet met halfverheven beeldhouwwerk gesierde galerijen, was ruimte om bijkomende godenbeelden op te stellen. In deze wandversieringen, die het mooist het enorme vakmanschap van de Khmer -ambachtslui illustreren, is er één opvallende constante: Bij het decoreren van een tempel werd steevast begonnen bij het centrale schrijn vooraleer er, vertrekkend vanuit dit centrale gedeelte, verder werd gegaan met het decoreren en verfraaien. Dit was, begrijpelijkerwijze een werk van lange duur en kunsthistorici zijn het er intussen over eens dat niet één Khmertempel -zelfs niet Angkor Wat of de Bayon-tempel in Angkor Thom – ondanks de torenhoge ambities van de bouwheren, volledig is afgewerkt…
De omheiningsmuren, vaak ook nog eens extra afgeschermd met een gracht, zijn een ander, steeds weer voorkomend element in de architectuur van de Khmer-tempels. Deze stevige, meer dan manshoge muren werden opgetrokken uit massieve blokken lateriet of zandsteen en bakenden niet alleen het heiligdom af maar beschermden het ook. Wanneer men door de poortgebouwen of gopuras binnentrad moest men meteen met het besef doordrongen zijn in een andere wereld, die van de goden, te zijn binnengestapt. De beslotenheid van het tempelterrein hielp de bezoeker, deze switch te maken en de mentale knop om te draaien. O ja, over de gopura’s en andere deuropeningen nog dit: De meeste Khmer-tempels hadden veelal maar één opening: naar het oosten. De andere zijden hadden nep of blinde deuren om de symmetrie van het bouwwerk te behouden. Dit was ook de reden waarom veel blinde muren toch van blinde ramen werden voorzien. Harmonie voor alles…
Cruciaal bij het in gebruik nemen van de Khmer-tempels was een reeks van ceremonieën waarbij ‘de ogen van de godheid werden geopend’, het symbolisch tot leven wekken van de godheden aan wie de tempel was gewijd. Daartoe werden offergaven, vaak kostbare edelstenen of bladgoud, verborgen in uitgeholde stenen, ingegraven onder de voetstukken van de beelden en linga’s in het centrale schrijn of verstopt in een verzegelde nis de top van de prangs. Vaak werden in deze nissen ook haren of afgeknipte nagels van de opdrachtgevers opgeborgen in de hoop dat ze zo konden rekenen op de bijzondere bescherming van de goden. De aanwezigheid van de kostbaarheden was ook de reden waarom de meeste van deze voetstukken ooit door dieven werden gekanteld of verplaatst…
De vroegste tempels werden hoofdzakelijk opgetrokken met bakstenen. Dit was niet alleen zo omdat er meer dan voldoende klei aanwezig was maar ook omdat het productieproces veel minder arbeidsintensief was dan het hakken en bewerken van natuursteen of zandsteen. De oudste bakstenen waren relatief groot: 30 x15 x 7 cm. Later, op het einde van de 10e eeuw werd het formaat kleiner en dus handzamer. De in hun vak erg bedreven metselaars slaagden erin om ze bijna naadloos te laten aansluiten. Ze gebruikten daarvoor geen mortel maar een hoofdzakelijk plantaardige met leem gemengde metselspecie. Het nadeel aan bakstenen was natuurlijk wel dat ze zich – met uitzondering van decoratief metselwerk – niet echt leenden voor ingenieuze versieringen. We zien dan ook dat in deze, vroege periode van de Khmer – architectuur de bakstenen vaak bedekt worden met stucco, bewerkelijke pleisterlagen. Deze hebben echter wel vrijwel nooit ongeschonden de tand des tijds doorstaan…
Zandsteen was hét bouwmateriaal bij uitstek van de Khmer. Dat ze daarbij vaak grote afstanden dienden af te leggen om de zandsteen te vinden was blijkbaar een bijkomstigheid. De kostprijs voor het loshakken, bewerken en aanvoeren van de zandsteen was veel hoger dan die voor baksteen. De zandsteen werd uit Phnom Kulen, de Kulen-heuvels gehaald die op een kleine 40 km van Angkor liggen. Dit vergde grote logistieke inspanningen want ze werden via door de Khmer aangelegde kanalen van meer dan 35 km lengte over het water vervoerd. Wetenschappers hebben becijferd dat voor de bouw van Angkor Wat alleen tussen de 6,5 en 10 miljoen blokken met een gemiddeld gewicht van 1,5 ton werden gebruikt… Aanvankelijk werd zandsteen enkel voor ornamenten en deur- en raamomlijstingen gebruikt. Bovendien duurde het lang vooraleer de Khmer wisten hoe ze de stabiliteitsproblemen moesten oplossen die gepaard gingen met het gebruik van de zware zandsteen. Het is daarom dat we pas in de tiende eeuw zien dat er systematisch en op grote schaal gebruik wordt gemaakt van deze steensoort. De stenen, gladgeschuurd als marmer, werden zonder mortel gelegd met nauwelijks merkbare voegen. In sommige gevallen worden de blokken samengehouden door pen-en-gatverbindingen, terwijl in ander gevallen er handig gebruik werd gemaakt van de zwaartekracht. Eén van de grootste voordelen van zandsteen was de – relatief – gemakkelijke bewerkbaarheid zodat deze steensoort vooral werd gebruikt voor de fijnere decoratieve ornamenten en sculpturen.
Over sculpturen gesproken, naast de historische en mythische scénes op de muren van de galerijen treffen we in elke tempel vooral op de pilaren Devatas en Apsara’s aan. Devatas zijn over het algemeen kleinere goden die de tempelcomplexen dienden te beschermen. De meest bekende sub-groep van Devatas zijn de vaak als danseressen afgebeelde goddelijke nimfen of Apsara’s. Beeldschone, bovennatuurlijke wezens die de vrouwelijke geesten van lucht en water verbeeldden en die men het best kan vergelijken met de christelijke engelen. Er zijn twee soorten van Apsara’s; de wereldse laukika en de goddelijke daivika. Naast de Devatas en Apsara’s kan men in elke tempel wel afbeeldingen aantreffen van de Dvarapala. Dit zijn menselijke of demonische tempelwachters die gewapend zijn met flinke speren en uit de kluiten gewassen strijdknotsen. Je kan ze meestal vlakbij de ingangen en de deuropeningen aantreffen.
De deuropeningen zelf worden vaak bekroond door fraai gebeeldhouwde lateien. Dit zijn dekstenen of bovendorpels. In feite zijn dit horizontale balken die de twee verticale kolommen verbindt waartussen een deur hangt of een doorgang loopt. De Khmer bouwmeesters waren niet in staat om een echte boog te construeren. Ze gebruikten zogenaamde corbel- of consolebogen, een overkraging waarbij aan weerszijden van een opening steenlagen werden aangebracht die telkens, per bouwlaag, een stukje verder naar het midden uitsteken om zo een soort van boog te vormen. Deze minder solide manier van boogbouw heeft er overigens tie geleid dat veel van de gangen in de Khmer tempels in de loop der tijd zijn ingestort… Het sluitstuk van deze bogen, de doorgang werd bekroond met lateien. De ruwweg driehoekige structuur boven een latei wordt een fronton genoemd. Wanneer een fronton versierd is dan noemt men dit architecturale element een timpaan. De stijlen die door de kunstenaars en ambachtslui werden gebruikt voor het versieren van lateien zijn in de loop der tijd zodanig geëvolueerd dat ze een nuttige gids zijn gebleken voor de exacte datering van de architectuur van de Khmer-tempels.
Naast zandsteen werd veelvuldig gebruik gemaakt van lateriet. Deze kleisoort is zacht wanneer hij uit de grond wordt gehaald, maar hardt erg snel uit bij blootstelling aan lucht en zon. Lateriet, dat grond- en regenwater kan absorberen en bijgevolg de stabiliteit in de hand werkt, werd vooral gebruikt voor funderingen en de ondersteunende structuur van de tempels. Door het ruwe uiterlijk, vol putjes, was lateriet echter niet geschikt voor decoratieve bewerking. Dit goedkopere materiaal werd vooral in de buitenprovincies van het rijk aangewend. Dat is waarom het als belangrijkste basisbouwmateriaal werd gebruikt in de tempels die we vandaag in Thailand kunnen vinden. De meeste bezoekers vandaag beseffen niet dat het overgrote deel van de Khmertempels oorspronkelijk rijkelijk en in felle kleuren beschilderd waren. De met koper en lood beklede daken staken fel af tegen de witgekalkte muren waarvan de ornamenten vaak in blauw of rood waren geschilderd. Het moet een adembenemend schouwspel zijn geweest…
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond22 oktober 2024Si Satchanalai & Chaliang Historical park: de omweg meer dan waard
- Eten en drinken17 oktober 2024Culinaire herinneringen van een bourgondisch tafelaar – Chinatown & Yaowarat road (Bangkok)
- Bezienswaardigheden3 september 2024Het dak van Thailand – Doi Inthanon
- Achtergrond21 augustus 2024Thailand… om dichterlijk van te worden…
Bijzonder leuk en leerzaam verhaal over deze tempels.
Ik heb al enkele khmer tempels bezocht. Maar vanaf nu zal ik met de info die ik nu heb toch anders naar die tempels kijken. Bijzonder leerzaam en entertainend artikel!
Indrukwekkende informatie!
Dank je wel Lung Jan.
Heel leerzaam en tof artikel.
Bedankt. Bij een volgend bezoek aan zo een tempel zal ik deze met een ander ooghoek bekijken.
Bedankt voor dit informatieve artikel.
Ook heel helder verteld.
Wat een fijne, leerrijke en interessante post! Hartelijk dank Lung Jan
De beste en volledige survey van alle Khmer gebouwen en inscripties werd opgemaakt door
Etienne Aymonier in zijn Khmer Heritage in Thailand
https://www.whitelotusbooks.com/books/khmer-heritage-in-thailand
Daarnaast is er een survey van de provincies indertijd onder het bestuur van Siam:
Khmer Heritage in the Old Siamese Provinces of Cambodia
https://www.whitelotusbooks.com/books/khmer-heritage-in-the-old-siamese-provinces-of-cambodia
De Siamezen en de locale economie en gebruiken staan beschreven in:
Isan Travels van dezelfde Franse onderzoeker.
https://www.whitelotusbooks.com/books/isan-travels-northeast-thailands-economy-in-1883-1884
Het is ook een rijke bron van informatie over de Isaan aan het begin van zijn ontwikkeling. Naast talrijke kaarten en de foto van de toegangspoorten wordt ook het natuurlijk milieu behandeld.
Hoeveel heeft de tand des tijds (en de plundering van buitenlanders) doorstaan?
Zeer goede informatie. Een besliste meerwaarde voor ieder die de Khmer sites wil bezoeken. Al >30 jaar ben ik in deze Khmer materie geïnteresseerd en behalve in gespecialiseerde literatuur heb ik zelden dergelijke beknopte maar uiterst interessante uiteenzetting gelezen.
Prachtig om te lezen en te herinneren.
En de volgende keer (dat die snel moge komen) te profiteren van de opgenomen kennis.
Bedankt!