(Redactionele bronvermelding: Wutthichai / Shutterstock.com)

De Ramayana is één van India’s grootste en meest epische verhalen, haar wortels gaan wel zo’n 2500 jaar terug. Vanuit India verspreidden diverse varianten van het epos door heel Azië, zo ook Thailand, waar het bekend werd als de Ramakien (รามเกียรติ์). Verwijzingen naar het epos kun je op allerlei plekken waarnemen, maar dan moet je natuurlijk het verhaal wel kennen. Laat ons daarom in deze serie in dit mythische epos duiken. Vandaag deel 2.

De troonopvolging

Twaalf jaar huwelijk passeerden, en Rama en zijn drie broers voerde de legers aan en konden alle aanvallen van vijanden met gemak verslaan. Ze waren zeer bedreven met het hanteren van de boog, de knuppel en het rijden van olifant en paard. Rama en Sita waren zeer gelukkig met elkaar en zij wist zijn wensen al voordat Rama ze uit kon spreken, Sita deed er alles aan om haar Rama te dienen en te plezieren. Koning Dasaratha had al vele jaren op de troon gezeten en hij voelde dat hij dit niet nog lang vol kon houden, hij verlangde naar rust zodat hij zich in stilte voor kon bereiden op de dood. Dasaratha had de wens om zijn rijk over te dragen aan Rama, maar om er zeker van te zijn dat dit ook de wens van het volk was riep hij een vergadering uit waarbij de belangrijkste onderkoningen en raadgevers uit zijn rijk aanwezig waren. Hij vroeg hen vrijuit te spreken en al de aanwezige mannen lieten Dasaratha weten dat ze Rama graag als troonopvolger zouden zien. De koning voelde zich gerustgesteld en verzocht zijn priesters om te voorbereidingen voor de kroning van Rama in orde te brengen De priesters bepaalde een door de sterren aangewezen gunstige dag voor dit belangrijke moment. Grote ladingen goud, zilveren en juwelen, heilige borden en bekers, prachtige kleden, strijdwagens, olifanten en andere dieren werden in gereedheid gebracht. Uiteraard werden ook voldoende rijst, honing, melk en ander eten in gereedheid gebracht om de monden van de honderdduizenden gasten die zouden komen te voeden. Koning Dasaratha riep zijn zoon bij zich en sprak: “Rama, ik wil dat jij mij op zal volgen en het bestuur over het rijk op je neemt. Daarbij is het belangrijk dat je zachtaardig en vol zelfbeheersing zult zijn en nooit aan hartstocht of woede toegeeft. Zorg goed voor de schatkist, wees rechtvaardig en maak het volk gelukkig. Wees een goede vader voor het land. Ik hoop dat je deze taak zult aanvaarden”.

De aanstaande kroning lag op ieders lippen en alle mensen waren blij. Ook koningin Kaikeyi keek met een voldaan hart uit over de stad, toen een gebochelde oude slavin, Manthara, naar haar toe kwam en sprak: “Waarom bent u zo content dwaze vrouw? Er is toch geen reden tot vreugde als heel het rijk straks in de handen van Rama komt terwijl uw eigen zoon Bharata dat net zo goed verdient?”. Kaikeyi was vol verbazing: “Vanwaar deze bitterheid Manthara? Het is toch vanzelfsprekend dat Rama als oudste zoon de troon opvolgt? Hij zal vast een goede koning zijn die ook goed voor zijn broers zal zorgen. Na hem kan mijn Bharata de regering op zich nemen”. De slavin sprak: “Bent u nu werkelijk zo blind? Ik ben een oude vrouw en heb door de jaren heen al veel dingen gezien. Uw zoon is momenteel op trektocht en het is geen toeval dat de koning nu plots de macht wil overdragen aan Rama terwijl uw zoon afwezig is. Geloof mij maar, Rama zal Bharata op den duur uit het rijk verbannen, hij zal voor zijn eigen veiligheid geen concurrent zoals uw machtige zoon dulden! Lakshmana is zo ontzettend trouw aan Rama dat hij niet dat gevaar loopt, maar Bharata en Satrughna zijn niet veilig!”. Deze kwade woorden vergiftigden de gedachten van Kaikeyi en zij besloot dat haar eigen Bharata de troonopvolger moest worden. “Hoe kan mijn Bharata koning worden en Rama gestopt worden?”. De slavin sprak: “Weet u nog dat lang geleden de koning tijdens een oorlog levensgevaarlijk gewond raakte en dat alleen door uw zorgen zijn leven gered werd? Uit dank heeft hij u toen twee wensen toegezegd. Gebruikt deze nu, hij kan u onmogelijk weigeren”.

De wens van koningin Kaikeyi

De koningin besloot dat het tijd was om haar wensen te gebruiken. Ze trok zich terug in het damesvertrek, rukte haar sieraden en kleding af en wierp zich huilend op de grond. Toen de koning het vertrek binnenstapte zag hij zijn koningin naakt, schokkend en jammerend als een neergeschoten en weerloos hert op de grond liggen. Voorzichtig vroeg hij: “Wat is er mijn lief, ben je ziek? Heeft iemand je gekrenkt? Vertel het mij alsjeblieft”. Kaikeyi hief haar hoofd op en keek de koning met haar mooie gezicht aan. Langzaam verscheen er een glimlach op haar gezicht en ze sprak: “Oh mijn geliefde koning, weet u nog dat u bijna gestorven was en ik u het leven gered hebt? U heeft mij toen uw woord gegeven dat ik twee wensen mocht doen. Nu is de tijd gekomen dat ik u er om zal vragen. Als u uw belofte niet houdt zal ik vandaag nog sterven! Mijn eerste wens is dat u mijn Bharata en niet Rama als opvolger aanwijst… Mijn tweede wens is dat u Rama voor veertien jaar naar de bossen zult verbannen met niets anders dan boombast en dierenvellen om zich te kleden, waar hij als kluizenaar zal te leven. Dat is wat ik wens oh koning”.

Deze woorden troffen Dasaratha in zijn hart alsof het vlijmscherpe, dodelijke pijlen waren. Hij was diep geschrokken en kon niet geloven wat hij zojuist had gehoord. Hij viel voor een moment stil, tot er plots een woede in hem opstak. Zijn ogen spuwden vuur en hij brulde: “Jij kwaadaardige feeks, vernietiger van mijn huis! Hoe durf je?! Wat ben je voor een verraderlijk wezen?! Wat heb je tegen Rama? Hij heeft jou lief als zijn eigen moeder. En denk je nu werkelijk dat de trouwe Bharata de troon zal accepteren ten koste van zijn geliefde broer?! Jij giftige adder, ik zal nooit van mijn zoon scheidden, de zon zal nog eerder stoppen deze aarde te beschijnen dan dat ik mijn geliefde Rama in de steek zal laten! Ik kan niet leven zonder mijn Rama! Alsjeblieft, vraag mij iets anders, een eigen koninkrijk of stad, alles, alles behalve dit! Wees niet onrechtvaardig Kaikeyi!”. Maar de smeekbede van de koning had geen effect, de koningin bleef bij haar eisen: “Als u niet aan mijn wensen wilt voldoen, prima, maar weet dat u dan uw koninklijke woord en belofte breekt. Uw naam zal voor eeuwig bedoezeld zijn en weet dat ik met pijn in mijn hart zal sterven!”.

Op dat moment stapte Rama het vertrek binnen en zag de koning vol tranen, sprakeloos op de grond zitten. Rama begroette zijn vader met samengevouwen handen, maar de koning zag lijkbleek en ziek. Koning Dasaratha kon niks anders uitstamelen dan een “oh Rama, oh Rama”. Rama begreep niet wat er gaande was. Daarop vertelde Kaikeyi Rama over de koning zijn belofte aan haar en welke wensen ze de koning zojuist had verzocht: “Uw vader kan het niet over zijn lippen krijgen maar dit is zijn bevel en ik verwacht niet anders dan dat u zich eraan zult houden Rama”. Rama bleef rustig en zonder verdriet of woede schikte hij zich naar de wens van zijn vader. Hij ging zich direct voorbereiden op zijn ballingschap en zocht zijn moeder op afscheid van haar te nemen. Koningin Kausalya en ook broer Lakshmana vernamen het nieuws vol afschuw, maar Rama wist hen ervan overtuigen dat dit nu eenmaal zijn lot was en hij zijn vader moest en zou gehoorzamen. Maar niet de anders zo volgzame Sita, ze kwam in verzet en liet weten dat zij hem als zijn liefhebbende vrouw overal zou volgen en zonder hem met niet gelukkig kon zijn: “Een vrouw is een onderdeel van haar man, ik zal voor je zorgen waar je ook gaat en daar gelukkig zijn”. Wat Rama ook zei, ze de stond erop dat hij haar mee zou nemen en uiteindelijk kon hij niet anders dan met haar instemmen. Lakshmana was zeer ontroert door dit en verzocht dat ook hij hen mocht vergezellen: “Laat mij voor u jagen, en u en Sita beschermen. Ik wil niet leven in een Ayodhya waar u, mijn broer, niet bent!”. Rama stemde toe en het drietal nam afscheid van iedereen. De koning begeleide zijn zoon bij zijn vertrek, heel de stad jammerde en keek Rama na. Koning Dasaratha keerde met een gebroken hart terug naar zijn paleis en wou met koningin Kaikeyi niets meer van doen te hebben.

Rama, Sita en Lakshmana in het woud (Redactionele bronvermelding: MaMaCub / Shutterstock.com)

Eenzaam

Na een tocht van enkele dagen door bossen en heiden kwamen Rama, Sita en Lakshmana aan bij een plek langs de rivier, waar het rode water van de Ganges het blauwe water van de Yamuna trof. Nabij deze heilige plaats was een kluizenarij, alwaar een wijsgeer en zijn leerlingen zich bevonden te midden van heilige vuren. Ze bogen nederig voor hem en de kluizenaar sprak tot Rama: “Ik weet dat u onrechtvaardig uit uw rijk verbannen bent, maar hier bent u welkom om te verblijven”. Rama zei “Oh gezegende brahmaan, ik vrees dat uw kluizenarij nog te dicht bij de bewoonde wereld ligt. Vertel mij, weet u misschien een plek waar wij drie ons voor veertien jaar ballingschap terug kunnen trekken?”. De kluizenaar wees hen op een plek aan de zuidelijke oever van de Ganges, alwaar een heuvel de perfecte locatie bood. Op de weg ernaartoe kwam het drietal vele prachtige planten en dieren tegen. Lakshmana ging voorop en hij hakte de planten allerlei vruchten en bloemen af om die aan Sita te geven. Wanneer Sita iets niet kende vroeg zij aan Rama om haar meer te vertellen over de naam en eigenschap van de vrucht of bloem in kwestie. Op de zesde dag van hun ballingschap kwamen ze aan op de heuvel en daar bouwde ze hun eigen hutje, alwaar ze de nacht doorbrachten.

Sinds het vertrek van Rama was Ayodyha in rouw verzonken en koning Dasaratha kende geen enkele vreugde meer. Tijdens de zesde nacht kon hij zijn slaap niet vatten en sprak hij vrij met zijn trouwe koninginnen Kausalya en Sumitra over zijn herinneringen. Na zijn hart zo gelucht te hebben, maar nog steeds gebroken door verdriet, stierf de koning in het bijzijn van zijn twee geliefde echtgenotes.

De volgende morgen keerde prins Bharata, die tijdens de situatie rondom Rama afwezig was geweest, terug in het paleis. Daar vernam hij van zijn moeder Kaikeyi wat de koning haar beloofd had en zeer voldaan liet ze hem weten dat hij nu de troon zou bestijgen. Bharata reageerde vol afschuw en verweet zijn moeder dat de koning door haar toedoen gestorven was: “Oh zondaar, vernietiger van families. Wat kent u mij toch slecht moeder! Wist u dan niet hoe zeer ik mijn broer Rama lief heb? Het is dat u mijn moeder bent of anders zou ik u verstoten. Wat u gedaan heeft kan ik onmogelijk accepteren, niemand zou mij nog respecteren! Ik zal de troon nooit aanvaarden, niet op deze manier! Verbanning of de dood is wat u toekomt!”. Boos verliet hij zijn moeder en hij maakte zijn afschuw kenbaar aan de rest van de koninklijke familie. Koningin Kaikeyi bleef eenzaam en alleen achter, zowel haar man als haar zoon was ze nu kwijt, spijt vulde haar hart.

Na de dood van de koning

Er volgde veertien dagen van rouw en met veel plechtigheid werd het lichaam van koning Dasaratha gecremeerd. De ministers vroegen Bharata om de troon te bestijgen maar hij weigerde, hij wou niets anders dan zijn broer Rama de troon toekennen. Daarop besloot hij om Rama achter na re reizen en hem het koningschap te overhandigen.

Na een lange tocht wist hij Rama te vinden op de heuvel diep in het woud. Toen Bharata zijn broer daar als eenvoudige kluizenaar zag mediteren voor het heilige vuur brak hij in tranen uit. Hij kende zijn geliefde broer niet anders dan iemand die altijd in de prachtige paleizen van Ayodhya verbleef, in veel luxe en de mooiste gewaden, en hoezeer iedereen hem op de troon wou zien. Hij liet zichzelf vallen voor Rama zijn voeten, maar Rama verzocht hem weer op te staan en vroeg hem wat hij hier kwam doen in deze diepe wildernis? Bharata vertelde Rama wat er in de hoofdstad gebeurd was, en daarop brachten de broers een wateroffer aan hun overleden vader. Bharata sprak: “Kom terug Rama, neem de regering op je. Heel het volk wenst niemand anders dan jou als koning en ik heb niets liever dan dat je terugkomt. Ik hou van je mijn broer en zal u als zodanig dienen, nee, zelfs als slaaf zal ik u dienen!”. “Nee, Bharata”, antwoorde Rama. “Dat kan ik niet doen, ik heb vader een belofte gedaan en kan daar niet tegenin gaan. Een kind kan de goedheid van zijn ouders nauwelijks terugbetalen en heeft hen altijd te gehoorzamen. Als zelfs ik als koning zou zondigen dan zou het voor het volk maar al te gemakkelijk zijn dat ook te doen. Ik heb mijn woord gegeven en daaraan blijf ik trouw. Niets kan mij op andere gedachte brengen. Ik zal mijn veertien jaar in ballingschap volbrengen voordat ik terugkeer. Jij, mijn broer, hebt het in je ons rijk te regeren.”. Bharata zag dat Rama niet met hem terug zou keren naar Ayodhya en zei: “Mag ik dan uw sandalen hebben? Ik zal deze op de troon zetten in jouw vertegenwoordiging. Voor de periode van tweemaal zeven jaar zullen ze onder de koninklijke paraplu staan. Ik zal nimmer de regering op mij nemen en nimmer op de troon plaats nemen, ik zal op uw terugkeer als koning wachten”. De broers namen afscheid en toen Bharata terugkeerde in de hoofdstad plaatste hij de sandalen van Rama op de troon.

Dieper het woud in

Om er zeker van te zijn dat niemand hem nog zou storen besloot Rama dieper het woud in te trekken. Rama, Sita en Lakshama verbleven lange tijd in diverse kluizenarijen, soms voor enkele maanden soms wel een paar jaar. Tien jaar lang trok het drietal zo door het woud, steeds verder naar het zuiden, gwas door de bossen waar kwaadaardige raksasa huizen. Op een dag troffen ze een enorme gier en ze vroegen hem wie hij was. “Ik ben een vriend van jullie vader Dasaratha, mijn kinderen. Mijn naam is Jatayu. Ik stam af van de goden der vogels. Als je het wenst Rama, dan zal ik in jullie buurt blijven en over jullie waken”. Het verblijf in het bos deed hen goed, vooral Sita genoot van al het natuurschoon. Zo trokken ze seizoenen lang verder door het woud. Uiteindelijk kwamen Rama, Sita en Lakshama aan bij een woud aan de oever van de rivier Godavari. Dit was de ideale plek om een nieuwe verblijfsplaats te bouwen en zo gebeurde ook. Onder toeziend oog van de waakzame gier leefde ze er jaren vol geluk.

Demonen in het woud (Redactionele bronvermelding: nicepix / Shutterstock.com)

Tot op een dag er een vrouwelijke raksasa, een raksasi, passeerde en haar oog op de knappe Rama viel. Ze was dan wel een monsterlijk en duivels lelijk maar Rama liet haar niet onberoerd. Ze stapte op Rama af en sprak: “Wat doen jullie in het woud van de raksasa, gekleed als kluizenaars maar duidelijk getraind als krijgers?”. Rama vertelde haar wie ze waren en de raksasi sprak “Ik ben Surpanaka, de zus van Ravana, koning van Lanka. Ik heers over een groots en wijds rijk en ik wil dat u mijn echtgenoot wordt. Wat moet u met een aardse vrouw als Sita als u ook voor machtig iemand als ik kunt kiezen? Wij zullen over bergen, velden en rivieren vliegen en samen gelukkig zijn!”. Rama reageerde met spot: “Dank u voor uw aanbod maar ik ben al getrouwd met mijn Sita. Ik zou u alleen maar teleurstellen. Maar leg uw verzoek eens bij mijn broer Lakshmana, hij heeft immers hier in het woud geen vrouw bij zich”. Surpanaka keek daarop naar Lakshmana, maar ook hij sprak spottend tot haar: “U bent werkelijk een prachtig mooie vrouw maar ik ben slechts een dienaar van Rama. En een simpele dienaar is toch zeker veel te min voor iemand als u?”. Surpanaka barstte uit in woede toen de twee broers zo de draak met haar staken: “Hoe durven jullie mij zo te beledigen?! Het is zeer onverstandig een raksasi zo te tarten. Ik zal Sita doden en krijgen wat ik wil!”. Ze sprong op Sita af, maar Rama sprong voor zijn vrouw terwijl Lakshmana opsprong en, daar hij nooit een vrouw zou doden, in één beweging met zijn zwaard de neus van de raksasi afhakte. Jankend en gillend vluchtte Surpanaka het woud in. Ze besloot naar Lanka te vliegen en haar broer, de kwaadaardige demonenkoning Ravana, met tien hoofden en twintig armen, in te schakelen. Ze vertelde hem dat wie Sita in zijn bezit had de macht zou hebben om over heel de wereld te heersen. Alle vijanden van de raksasa zouden zo voor immer onder hun macht komen te vallen. Koning Ravana vond dit een uitstekend plan en hij riep de raksasa Marica te hulp. Marica zou Rama en Lakshmana bij Sita vandaan moeten lokken, zodat Ravana dan Sita gevangen kon nemen en mee terug brengen naar Lanka alwaar hij Sita tot zijn vrouw zou maken.

De wonderlijke gazelle

Marica begaf zich naar de kluizenarij van Rama en veranderde zichzelf in een prachtig mooie gazelle met stralend gouden vacht, een gewei vol diamantenpunten en hoeven van smaragd. Al snel zag Sita de gazelle grazen nabij hun hut en ze riep uit wat een wonderbaarlijk prachtig dier het was. ”Dit is geen gewoon dier, we moeten voorzichtig zijn het zou weleens een raksasa kunnen zijn” sprak Lakshmana. Maar Sita was als betoverd door de gazelle en vroeg Rama om het voor haar te vangen zodat zij ervoor kon zorgen, of als dat niet zou lukken, het te doden zodat ze de mooie vacht aan iedereen kon laten zien. Rama was ook danig onder de indruk en hij beloofde Sita dat hij het dier zou vangen. “Sita, zal dit dier krijgen, dood of levend. En als het een demon is dan zal ik het vernietigen”. Hij stapte op de gazelle af maar deze vluchtte het bos in. Rama draaide zich om en zei tegen Lakshama: “Pas goed op Sita, blijf bij haar en bescherm haar tegen alle gevaar, wacht tot ik terugkeer”. Rama verdween in het woud en probeerde de gazelle te vangen. Maar het dier was hem steeds te snel af en Rama verloor zijn geduld, hij pakte zijn boog en schoot het dier met één pijl dood. Toen hij het lijk naderde verscheen Marica in zijn demonenvorm. Hij deed de stem van Rama na en riep “Oh Lakshama, help mij!”, en stierf toen.

Rama schiet de gazelle (Redactionele bronvermelding: Storm Is Me / Shutterstock.com)

Rama schrok: “Lakshama had toch gelijk, ik heb een raksasa gedood! Maar wat zal mijn broer doen als hij die hulpkreet hoort?”. Een angst bekroop hem en Rama snelde terug richting de hut. Ondertussen bij de hut hoorden Sita en Lakshmana de luide gil om hulp uit het woud en dit maakte Sita angstig: “Ga naar Rama, en help hem, vlug!”. “Ik durf je niet alleen te laten Sita, Rama heeft mij dat opgedragen en geen god of raksasa zou hem om hulp doen roepen, dit is een valse demonenstreek”.

Maar de angstige Sita wierp hem toe: “Rama is uw broer, maak je je geen zorgen over zijn welzijn? Of hoop je stiekem dat hij sterft opdat je zijn weduwe tot jouw vrouw kunt maken?”. Lakshama was overdonderd door zo een valse beschuldiging en om te bewijzen dat hij Rama liefhad en Sita als zijn eigen zus beschouwde, deed hij wat Sita van hem verlangde en rende het woud in: “Je woorden raken mij als brandende pijlen, oh Sita. Ik kan dit niet aanhoren, ik wil niets dan mijn broer gehoorzaam zijn. Ik zal gaan maar ik hoop dat je ooit spijt zal krijgen van je kwetsende woorden. Mogen de goden u beschermen totdat ik terugkeer”.

Wordt vervolgd…

2 reacties op “De Ramayana en de Ramakien – deel 2”

  1. Chander zegt op

    Prachtig!!
    Zeer gedetailleerd.
    Ondanks dat ik dit verhaal heel goed ken, kijk ik uit naar het vervolg.

    Hier kan ik alleen verklappen dat dit verhaal waar gebeurd is, omdat heel veel sporen van hun afgelegde routes teruggevonden zijn in de oerwouden van India. Ook in Google map is nog steeds een zeer belangrijke spoor duidelijk zichtbaar. Dit wil ik nu niet verklappen.
    Ik neem aan dat Rob V. dit zelf uit de doeken zal doen.

    Rob V., bedankt voor dit prachtig werk.

  2. Eli zegt op

    Mooi verhaal maar het waren ook toen al de vrouwen die niet te vertrouwen waren blijkt weer eens.
    Ik kende het verhaal al van een Vipassana 10-daagse cursus en soortgelijke verhalen vind je ook in een boek van Paul van der Velde. Titel: In de huid van de Boeddha.
    Laat het volgende deel maar komen Rob V.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website