De laatste betelkauwers

Door Lung Jan
Geplaatst in Achtergrond, Cultuur, Geschiedenis
Tags: ,
15 november 2022

Het zou een titel van een boek van W.F. Hermans of Jan Wolkers kunnen zijn, maar het is dat niet… Mijn intussen al lang overleden schoonmoeder, een Isaanse met Khmer-roots,  was er één: een betelkauwster. Met het uitsterven van haar generatie komt er wellicht een definitief einde aan het betelkauwen, een gebruik dat aantoonbaar bijna 5.000 jaar lang werd beoefend in Zuidoost-Azië.

Skeletten van die ouderdom die in de Duyong-grot op de Filipijnen werden gevonden vertoonden immers sporen van overvloedig betelgebruik. Een gebruik, dat naast een recreatieve werking ook voor medicinale, rituele en magische doeleinden in de wijde regio werd benut.

De eerste Europeaan die er melding van maakte was – hoe kan het ook anders –  de globetrotterende Venetiaan Marco Polo. Westerse ontdekkingsreizigers in de negentiende eeuw die overal de vlekken van het roodkleurige uitgespuwd betelsap zagen, meenden ten onrechte dat het bloedspatten waren en dat vrijwel iedereen in de regio aan één of andere vorm van tuberculose leed.

Bij het betelkauwen gebruikt men als basis de betel- of arekanoot, een steenvrucht die afkomstig is van de betelpalm of Areca catechu. In Thailand is deze plant beter bekend als maak. Deze noot wordt in onrijpe vorm gekookt, gekloven en gedroogd. Daarna wordt ze in kleine stukjes gehakt of geplet in een vijzel en tijdens het vermalen gemengd met gebluste kalk en vaak ook met kruidnagel en pruimtabak. Deze grove pasta wordt in een betelblad gelepeld en eens vakkundig opgerold als een pakketje gekauwd. Dit blad is, in tegenstelling tot wat de naam doet uitschijnen, niet het blad van de betelpalm maar van de betelpeper, de Chavica auriculata.

Deze meerjarige, groenblijvende klimplant met hartvormige bladeren komt veel voor in Zuidoost-Azië en de landen van de Stille Zuidzeeregio en staat bekend om de medicinale eigenschappen van deze bladeren. In de ayurvedische geneeskunde van het Indiase subcontinent worden deze bladeren benut als een afrodisiacim, een soort van natuurlijke viagra dus, terwijl bij ons in Isaan deze bladeren vaak tegen tandpijn worden gebruikt.

De kalk, die niet alleen afkomstig kan zijn van vermalen kalkgesteente maar ook bijvoorbeeld van gemalen schelpen of zelfs verbrijzelde slakkenhuisjes, wordt aangewend om het stimulerende effect van de noot te versterken. Het zet de stof arceline om in arecaidine, wat een licht euforische werking zou opwekken. Om de ronduit bittere smaak ietwat af te zwakken worden hier en daar andere smaakmakers toegevoegd gaande van zoethout over honing en vruchten tot pepermunt.

De weinige betelkauwers die ik in Isaan nog aan het werk zie verkiezen meestal de pure, bittere variant. Wellicht omdat het de laatste ‘Die Hards’ van dit oeroude maar snel verdwijnende gebruik zijn. Het betelkauwen verliest niet alleen aan populariteit omwille van het simpele feit dat de jongere generaties het uitspuwen van de smakeloos geworden restanten een hoogst onsmakelijk en onhygiënisch schouwspel vinden maar ook door de negatieve gezondheidseffecten die aan het betelkauwen verbonden zijn. Niet alleen heeft één van de alkaloïden in de noot een verslavende werking maar bovendien staat het vast dat betelkauwen niet alleen kan leiden tot weinig aangename verschijnselen als misselijkheid, een verhoogde hartslag en diarree maar ook nog eens aan de basis kan liggen van pijnlijke gezwellen in de mondholte, op tandvlees en slijmvliezen en in sommige gevallen zelfs keelkanker kan veroorzaken.

Ondanks het feit dat het gebruik van betelbladeren en -noten ooit onlosmakelijk deel uitmaakte van cultureel gerelateerde ceremonieën en rituelen gaande van trouwceremonieën over het offeren aan geestenhuisjes tot het installeren van een Boeddhistische monnik, geraakt dit alles snel in ongebruik. Eén van de grootste boosdoeners was zonder twijfel de autocratisch besturende Thaise premier maarschalk Phibun Songkhram die kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog het betelkauwen als ongeciviliseerd verbood en die, alsof dit nog niet volstond, meteen ook het bevel gaf om alle betelpalmen om te hakken…

Alain Lauga / Shutterstock.com

Historisch is er overigens ook nog een Hollandse connotatie. De rol die de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (V.O.C.) in de zeventiende- en achttiende-eeuwse betelnotenhandel speelde, is jammer genoeg een relatief onbekend gegeven. Nochtans mag deze rol niet onderschat worden. Want de V.O.C. was wellicht de grootste uitvoerder ooit van deze noten uit India naar onder meer de Arabische landen en China.

Ik bezit in ons huis in Satuek een kleine maar mooie verzameling van antiquarische, chian maak of Betel-kits. Meestal bronzen attributen die met het betelkauwen geassocieerd worden, zoals mini-vijzels en andere recipiënten. Ze zijn niet alleen een lust voor het oog en een interessant gespreksonderwerp maar ook de getuigen van een razendsnel uitstervend gebruik. En ja, Waarde Lezer, voor u het zélf vraagt: éénmaal heb ik mij laten verleiden om het ook te proberen maar dit experiment was absoluut niet voor herhaling vatbaar…

9 reacties op “De laatste betelkauwers”

  1. Chris van het dorpje zegt op

    Mijn schoonmoeder is nog eentje van die ” Die Hards ” .
    Zo veel ik weet , gebruikt ze ook tabak .
    Voor onzer huis staat zo een betel palm
    en aan de zijkant van het huis staat zo een betel peper plant ,
    Die enige plant , waar schoonmoeder iedere dag naar kijkt en water geeft .
    Dat ze aan dat spul verslaafd is , is zeker ,
    zij gaat nergens naar toe , zonder haar basket met al dat betel spul erin .
    Veel kiezen heeft ze niet meer en wanneer ze haar mond open doet ,
    lijkt ze op een zombie .
    Het lopen hier nog meer van die betel zombies in het dorpje rond ,
    maar alleen die iets ouderen vrouwen en het is een uitstervende soort .
    Ik ben wel heel blij , dat mijn vouw het niet doet !

  2. Tino Kuis zegt op

    Mooi verhaal.

    In het boek van Zimmerman dat ik onlangs besprak staat dat de helft van alle onderzochte personen in 1930 sporen van betelkauwen vertoonde. Koning Chulalongkorn was ook een verbeten betelkauwer. Hij maakte een paar reizen naar Europa maar liet zijn tanden witten voor vertrek. Meisjes in die goeie ouwe tijd werden aantrekkelijker gevonden met zwarte tanden, witte tanden waren wat angstaanjagend.
    Samen betel kauwen was een sociaal gebeuren ‘Kom je morgen wat betel kauwen bij me?’ Mooie betelkits, vaak van zilver, waren een teken van rijkdom.
    Nadat Plaek Phibunsongkhraam het betelkauwen verbood in 1939 ontstond er een levendige illegale handel.

    • Johnny BG zegt op

      Zat Pleak ook in het complot om lekker goed geld te verdienen door het verbod?

      Die man is trouwens ook verantwoordelijk voor het verbod op kratom. De betelnoot werd weer gelegaliseerd en helaas kratom niet en met dat laatste hebben ze zich aardig en zoals gebruikelijk in hun voet geschoten.

  3. Erwin Fleur zegt op

    Beste Lung Jan,

    Leuk verhaal, er zijn nog aardig veel mensen in de Isaan die dit gebruiken.
    Ik ken ook jongeren die nog steeds elke dag aan het herkauwen zijn.

    Het wordt inderdaad minder maar, het is nog een alledaags gebruik.
    Met vriendelijke groet,

    Erwin

  4. Danzig zegt op

    Sommige tradities moeten behouden blijven. Kauwen op de betelnoot is daar niet een van. Ik woon in het diepe zuiden en hier heb ik het nooit gezien. Tachtig procent van de bevolking hier is moslim en voor hen schijnt het ‘haram’ (verboden) te zijn. Blij toe; hoef ik niet in tandenloze, donkerrode monden te turen.

  5. Peter van steen zegt op

    Hier wordt nog lustig geknauwd door alle ouderen maar ik denk ook wel dat ze de laatste zijn

  6. Neushoorn zegt op

    Moet je eens in Myanmar zien. Daar is het nog volop in gebruik. Daar is een niet-betelkauwer nog een grote uitzondering. Op sommige plaatsen is het zelfs verboden op de wegen te spuwen. Die zien anders volledig rood. Het is daar nog een groot spuw- en gerochelfestijn.

  7. Peter Dekkers zegt op

    Ik neem aan dat het in India ook betel is.Ik ben ooit in Calcutta geweest en je werd af en toe ontoepasselijk van het gerochel en gekits.Op sommige plekken waar veel mensen samenkwamen om te wachten bv bus of tramhalte waren grote gedeelten van de weg onherkenbaar rood door het vele gekits.Als je er langs moest en je had pech raakten de spetters zelfs je enkels.
    Ik zal dat nooit vergeten en vind het een van de smerigste Aziatische tradities.

  8. Lieven Kattestaart zegt op

    Ik ken het gebruik van dichtbij.
    Mijn schoonmoeder deed het vele jaren lang. Ze maakte er ook een heel ritueel van, waar ze rustig voor ging zitten. Haar handtasje vol met de benodigde attributen. Bladeren, de noot zelf, en een soort pasta. Meestal ging er ook nog een pluk van de kanthooi-tabak van de markt achteraan, waardoor ze wat van een herkauwende hamster kreeg met haar bolle wang.

    Heb zelf ooit eens de moed opgebracht het te proberen. Was zeer bitter, maar op de één of andere manier kon ik me toch voorstellen dat als je het vaker deed, het wel eens iets aangenaams zou kunnen worden.
    Zoals met roken of drinken. Het eerste biertje smaakt ook nooit tenslotte.

    Wat me ook verraste was de snelheid waarmee ik de spuugbak nodig had, om de eerste rode fluim in te deponeren. Ging eigenlijk vanzelf, en alsof ik het al jaren deed.

    Tegenwoordig neemt schoonmoeder alleen nog koffie of Chang bier als hartversterkertje. Haar zwartgeblakerde tanden zijn echter niet meer te redden.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website