Hij was een slimme man, en had een geit. Stak de brand in een stapel afval en de volgende morgen spreidde hij de warme as en de sintels uit over de grond en gooide ze daarna in de rivier. Hij woonde namelijk dicht bij de Ping rivier. Daarna veegde hij de grond schoon.

Tenslotte ramde hij een stok in de grond en bond de geit er aan vast. Daarna ging hij op de grond liggen die nog lekker warm was. En net toen kwamen er drie simpele zielen voorbij.

‘Oh! Zeg, is het niet te koud om zomaar op de grond te liggen?’  ‘Welnee, het is helemaal niet koud.’  ‘Hoe komt dat zo?’  ‘Omdat ik een dier heb dat warmte afgeeft. Die geit daar. Als je reist voor de handel en je hebt zo’n beest dan hoef je niet te denken aan dekens en zo.’

Een dier dat warmte afgeeft? De linkmichel! Hij wilde zijn geit verkopen. Hoe dan ook, de drie kerels vroegen hem ‘Wil je hem niet verkopen?’ En ze kochten de geit voor tweehonderd en gaven hem ook nog al hun dekens want die hadden ze toch niet meer nodig… Trots liepen ze verder met hun geit.

Het werd avond. Ze ramden een stok in de grond en bonden de geit vast en gingen rondom het dier liggen. Maar mensen, wat was het koud! ‘Heb jij het w-w-warm?’ Niemand had het warm. Ze lagen te klappertanden alsof ze tamarindezaden aan het kauwen waren. ‘Een dier dat warmte afgeeft, zei hij! Me reet!’

Editorial credit: Pon Songbundit / Shutterstock.com

Dan maar vis?

Ze liepen weer door en kwamen een man tegen die overvolle vismanden droeg. Het zat propvol met vis. De visverkoper had een kleine kat en was ook een linkerd….

‘Hoe kom jij aan al die vis?’ vroegen de simpele zielen hem. ‘Nou, ik gooi mijn kat in het water.’ De man was ook een vlotte babbelaar. ‘Maar waarom dan?’  ‘Mijn kat vangt de vis. Daarna wrik ik zijn bek open en neem alle vis er uit. Kijk maar eens in mijn manden!’

‘Kijk eens even! Hij heeft echt een hele zooi vis. Een hele zooi, niet? Wil je je kat niet verkopen?’  De drie heren betaalden tweehonderd voor de kat en gingen verder. En toen zagen ze een karbouw! Nou ja, zij dachten dat het een karbouw was… Het was geen karbouw. Een man had de kop van een karbouw, met de hoorns er nog aan, in een kuil in de modder gezet.

Maar de man had er een slangenkopvis, een grote baars, in gestopt en als de vis bewoog dan bewoog de karbouwkop ook. En hij zat er naast om op zijn karbouw te passen. ‘Wat doe jij hier?’ vroegen de drie mannen. ‘Ik pas op mijn karbouw.’  ‘Oh, en waar is die dan?’  ‘Hier, in die modderpoel.’  ‘Wil je hem verkopen?’ 

Ze zagen de kop bewegen en dachten dat het een echte karbouw was. Ze betaalden hun laatste centen aan de verkoper die het op een lopen zette. Daarna probeerden ze met ‘kst, kst’ de karbouw op te laten staan maar die reageerde niet. Ze trokken aan zijn kop maar meer dan een dooie kop en een vis kwam er niet uit de grond. Ze hadden geen rooie cent meer over!

Een spreuk zegt: Drie man samen op de akker is niet goed. En zes man samen in een boot ook niet. Deze mannen hadden pech. Of beter, ze waren oliedom….

Bron:

Titillating tales from Northern Thailand. White Lotus Books, Thailand. Engelse titel ‘The three foolish fellows’. Vertaald en bewerkt door Erik Kuijpers. De auteur is Viggo Brun (1943); zie voor meer toelichting: https://www.thailandblog.nl/cultuur/twee-verliefde-schedels-uit-prikkelende-verhalen-uit-noord-thailand-nr-1/

Er zijn geen reacties mogelijk.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website