John Wittenberg geeft een aantal persoonlijke bespiegelingen van zijn reis door Thailand die eerder verschenen zijn in de verhalenbundel ‘De boog kan niet altijd ontspannen zijn’ (2007). Wat voor John begon als een vlucht, weg van pijn en verdriet is gegroeid tot een zoektocht naar zingeving. Het Boeddhisme bleek hierbij een begaanbare weg te zijn. Op Thailandblog verschijnen vanaf nu met enige regelmaat zijn verhalen.

De wijding tot monnik

Ik voel de oudejaarsspanning, nog enkele momenten voor twaalf uur en dan is het zover: met scheerschuim, mesje en ritualenboek in de aanslag op weg naar de monnik die mijn hoofd kaal scheert. Binnen een paar minuten heb ik een kaal hoofd. Ik heb me nog nooit zo lelijk gezien. Waar zijn nou toch mijn mooie blonde lokken gebleven? Ik bedenk me dat ik nog nooit zo kaal ben geweest, zelfs met mijn geboorte had ik wat haar. Mijn wenkbrauwen gaan in één moeite eraan. Als dat maar weer goed komt.

Bijna verlegen word ik verzocht ook mijn onderbroek uit te trekken, maar niet voordat ik met een witte toga word omhuld. Daarna met een statige tred (het rituelenboek stevig omklemd) via de tempeltreden op naar het heilige der heilige.

Boeddhistische tempels hebben nooit stoelen, maar meestal een groot rood kleed met aan de tegenoverliggende zijde van de ingang een groot Boeddhabeeld, vergezeld door een aantal kleine Boeddhabeelden en beelden van gerespecteerde monniken uit het verleden, verder wat bloemen en kleine attributen ter versiering, een podium voor de hooggeleerde monniken en een rijkelijk versierd troontje op wieltjes voor de abt. Zijn teken van waardigheid is een stok van een kleine meter met een pannenkoek aan het uiteinde met de tekst dat hij de baas is. Zo eentje zou ik ook wel thuis naast mijn stoel willen hebben.

Dan stap ik over de drempel van de tempelpoort en zie de abt in zijn troontje in lotushouding en rondom hem een twintigtal monniken op de grond. Ik krijg op mijn gestrekte arm mijn saffraankleurig gewaad en met gevouwen handen loop ik eerbiedig naar de abt, kniel en geef hem mijn gewaad en buig drie keer. Mijn voorhoofd tikt de grond tussen mijn gestrekte onderarmen die de tempelvloer aanraken, eenmaal rechtop tik ik met gevouwen handen mijn borst en mijn voorhoofd.

En herhaal dat driemaal. Eén keer voor Boeddha, één keer voor zijn leer (de Dhamma) en één keer voor de orde der monniken. Na deze ceremonie zal ik dus een keer van de drie voor mezelf buigen. Ik krijg mijn robe weer op mijn gestrekte armen gelegd en dan schrik ik me bijna een beroerte, want mijn tekstboek (dat ik op leesafstand zorgvuldig opengeslagen op de grond heb gelegd) wordt weggehaald en verdwijnt naar een onbereikbare plaats onder de troon van de baas. Ik krijg het ineens Spaans benauwd en zie de hele ordinatie als de Titanic ondergaan, omdat alles in het Pali is.

Voordat ik goed en wel kan protesteren, wordt in het Engels gefluisterd of ik de voorgesproken tekst in Pali wil herhalen. Bijna vlekkeloos herhaal ik: “Esaham bhante sucira parinibbutante,tam bhagavantam saranam gacchami, dhamanca bhikkhu sanghanca” (een prachtige tekst voor de heksen in Macbeth tijdens het roeren in een grote ketel). En een twintigtal ander zinnen, al inhoudende een verzoek om te worden toegelaten als monnik.

Ik krijg daarna instructies van de abt hoe me te gedragen als monnik en het doel en de voordelen van het monnik zijn (in Pali overigens). Dan krijg ik een gedeelte van mijn gewaad over mijn linker schouder geplaatst en de rest op mijn gestrekte armen. Ik schuifel een meter of drie achteruit op mijn knieën, sta op en word buiten de tempel geleid, waar ik mijn gewaad door drie monniken geheel krijg aangekleed. Daarna verdwijnt heel preuts mijn witte gewaad, terwijl de monniken hun gezichten wegdraaien. En ik treed opnieuw de tempel binnen en buig weer drie keer voor de abt (er wordt wat afgebogen hier).

Dan verzoek ik (gelukkig weer voorgezegd) de beloftes af te leggen en te beloven me te houden aan de regels; ik zal niet doden, ik zal niet stelen, ik zal geen stoute dingen uitspoken met vrouwen (sic) en dieren, ik zal niet liegen, ik zal geen alcohol gebruiken, ik zal niet eten tijdens de verboden tijd, ik zal niet dansen, zingen, muziek maken en vertier zoeken in uitgaansgelegenheden, ik zal geen juwelen dragen en parfum en make-up gebruiken, ik mag geen gebruik maken van hoge en grote bedden en ik zal geen goud of zilver aannemen.

Nu ben ik officieel novicemonnik. Normaal zit er een paar jaar tussen deze procedure en de nu volgende, maar nu gaat het in een moeite door. Ik krijg nu over mijn linkerschouder mijn aalmoesschaal gewikkeld en zeg “ama bhante” (ja, eerbiedwaardige heer) op de vraag of ik me aan de geboden zal houden. Ik buig weer drie keer en uit ervaring wijs geworden houdt de monnik de metalen aalmoesbeker (vijfentwintig centimeter doorsnee en dertig centimeter hoog) achter op mijn rug vast, anders zou het door mijn buiging via mijn rug de genadeslag kunnen brengen aan de fragiele oude abt.

Na enkele instructies wordt er een spervuur van vragen op me afgevuurd: heb je lepra? “natthi bhante” (nee, eerbiedwaardige heer) builen? “natthi bhante” ringworm? turberculose? epilepsie? “natthi bhante” en dan moet ik oppassen want ik tel tot vijf, omdat de zesde vraag “ama bhante” moet zijn op de vraag of ik een mens ben. Daarna : een man?, een vrij man? vrij van schuld?, niet in overheidsdienst? (goddank niet), je ouders toestemming? ouder dan twintig jaar? (ik zie er jaren jonger uit dan ik ben, althans dat geloof ik zelf, maar wel ouder dan twintig) “ama bhante” dan geef ik mijn monniknaam “Satisampanno” (hij die vol is van mindfulness), dan volgt de mededeling aan de verzamelde monniken dat ik ben geëxamineerd en de abt vraagt of iemand nog bezwaren heeft en ik wacht gelaten het oordeel af.

Dan laten de monniken door te zwijgen de witte rook cirkelen in de tempel en een nieuwe stamelende Hollandse monnik is geboren.

Ik heb nu wat gelegenheid voorzichtig rond te spieden en ik ben omringd door ernstig kijkende monniken, sommigen mediterend of doezelend de ogen gesloten en vrij ontspannen in lotushouding. De abt, de rol aannemend van wijze oude man (wat hij ongetwijfeld ook zal zijn), kijkt me met hangende wangen nauwelijks aan. Hij speelt zijn rol overigens met verve. Het zou me niets verbazen als hij, door blind op zijn ervaring te varen, ondertussen zijn gedachten laat zweven naar hoger (of lager) gelegen gebieden.

Ik herhaal nog heel wat zinnen, ik heb gelukkig nog steeds geen ringworm en beantwoord met grote gretigheid dat ik niet in overheidsdienst ben. Bijna onhoorbaar fluister ik “ama bhante” dat ik geen goud of zilver zal aannemen, je weet immers maar nooit. Ik buig weer de nodige keren (de aalmoesbeker is allang terzijde gelegd) en dan begint een razendsnel choraal tussen twee monniken die rechts en links van mij gepositioneerd zijn en elkaar een beetje aankijken, flinke lappen tekst uit het hoofd die een minutenlange samenvatting geven van het voorafgaande.

Alles is rond nu. Ik ben nu officieel gewijd tot monnik na het moment dat de abt zijn zegen uitspreekt met de pannenkoekstaf boven mijn hoofd. Daarna het emotionele hoogtepunt voor mij: ik krijg een kannetje water uitgereikt en tijdens het choraal van alle monniken giet ik langzaam het nu gewijde water in een kommetje, daarbij intens denkend aan ieder van wie ik hou en die mij dierbaar is en die ik veel gezondheid en geluk in het leven wens. Mijn moeder als eerste, dan mijn zusje en nichtje.

Ik raak sterk geëmotioneerd en tranen vullen mijn ogen. Ik noem Maria en hoop tegelijkertijd dat deze stap de nog immer aanwezige pijn in het hart verzacht. Daarna laat ik vele andere namen vergezellen door het stromende water en het einde van de koralen luidt het begin in van het uitreiken der geschenken.

Tijd voor cadeaus dus. De aanwezige monniken krijgen een door mij gevulde envelop uitgereikt als dank voor hun aanwezigheid. Thai zijn verzot op het geven van presentjes en ik krijg ook het nodige van wildvreemde burgers uitgereikt (de tempel is vrij toegankelijk voor iedereen).

Van een man neem ik rechtstreeks een deken, een sprei, warme muts (de avonden zijn fris hier; voor een Thai althans), een reservegewaad en een zijden zakdoek aan. Niet om je neus in te snuiten, maar om de geschenken aan te nemen van een vrouw, want op aanraken van dit zalige geslacht staat de doodstraf. Je drapeert de langgerekte zakdoek op de grond, het verleidelijke en dus gevaarlijke schepsel plaatst het geschenk erop en je trekt het vervolgens naar je toe. Heel belangrijk is het dat je de gift even aantikt. Vervolgens is er een monnik die het geschenk subtiel doet verdwijnen. Ik denk daarbij aan de conference van de stalmeester van Sonneveld die alles achter de rododendrons sodemietert.

Heel onbeleefd mag ik de gever niet aankijken en zeker niet bedanken. Zij bedanken mij doordat ik de gunst verleen van het ontvangen! Dat zal wel even wennen worden wanneer ik weer terug in Holland ben. Drie keer wordt er nu voor mij voor het eerst in mijn leven diep gebogen en met een minzaam gezicht laat ik me het welgevallen. Ik ben nu de hoogste in rang in Thailand, zelfs de koning buigt voor een monnik. Het doet deze uiterst bescheiden monnik heel goed.

Dan schrijd ik als monnik uit de tempel voor een staatsieportret en is de show over. Dat was het dan en een ieder gaat zijns weegs. Wat nu te doen? Een gezellig maal met tintelende champagne zou een mooie afsluiting zijn, ware het niet dat op eten na twaalf uur onthoofding staat en wat champagne nippend is al goed voor een vierendeling. Dan maar een royaal gevuld glas water als inleiding voor een sober leven, een Wittenberg onwennig. De middag verloopt traag en eenzaam. Ik denk na over deze stap. Het dringt nog niet helemaal tot mij door wat me is overkomen. Ik lees het rituaal nog eens helemaal en kijk nog eens in de spiegel. Mijn hemel! dit lelijke schepsel is zijn eigen hoogste rechter. Het komt nu op mij aan. Een verdere stap in het leren kennen van mijzelf.

Om zeven uur de choralen. Ik neem nu als monnik de plaats in op de eregalerij, een verhoging van een halve meter. Het gewone mediterende volk aan mijn eerbiedwaardige voeten. Ik word begroet met de hoogste wave (op het voorhoofd) en mijn aanspreektitel is: “phra John”. Ik mag alleen terug groeten aan een collega. Ik neem plaats achter mijn leraar: phra Ajahn. We reciteren een half uurtje en ik begin er schik in te krijgen dat ik de woorden nu redelijk kan uitspreken.

Daarna een meditatie met de gebruikelijke concentratie- verstorende zwevende gedachten over van alles en nog wat. Meditatie wordt enorm hoog aangeslagen hier en ik heb er, net als schei -en natuurkunde totaal geen gevoel voor. Na een minuut of twintig hou ik het voor gezien en met de staart tussen de benen glip ik heimelijk de meditatieruimte uit.

Ik besteed mijn tijd nuttig door dit verslag te schrijven en vlak voordat iedereen weer wreed uit de opperste gelukzaligheid wordt weggetrokken neem ik, op mijn tenen lopend, mijn plaats heel devoot weer in, sluit de ogen om vervolgens na luttele minuten gelijktijdig met de andere braveriken mentaal verfrist de strijd aan te gaan met de grote boze buitenwereld. Met mijn vermeend toneeltalent zou dit een prachtige scene kunnen zijn voor een Louis de Funès- of Mr.Beanfilm.

Daarna een uitleg over de Dhamma, vergelijkbaar met een preek. Een waarlijk genot om naar te luisteren. Ik neem deel aan deze Engelssprekende meditatiegroep; de andere monniken komen samen en spreken Thais. De belangrijkste reden waarom ik deze tempel heb uitgekozen. De Dhammaleer is eigenlijk heel simpel: leven is lijden, het lijden komt door verlangen en zonder verlangen geen lijden; Boeddha wijst de weg om te ontsnappen aan dit lijden. Dit is alles. Wat kan het leven toch simpel zijn.

Na deze preek een afsluitend choraal en om tien uur naar bed, want ik word trappelend van ongeduld om vijf uur in de ochtend verwacht voor de chant in de ochtend om weer een nieuwe dag vol met lijden in te luiden.

Colditz

Ik ben de afgelopen twee weken hoofdzakelijk bezig geweest om een tunnel te graven vanuit mijn huisje naar de ingang van de internetshop onder de tempelmuren om aan het wakend oog van de poortwachters van de abt te ontsnappen. Nu kan ik jullie heimelijk berichten over mijn gebeurtenissen in Wat Umong.

Wordt vervolgd….

2 reacties op “De boog kan niet altijd ontspannen zijn: De innerlijke reis (deel 12)”

  1. Tino Kuis zegt op

    Prachtig beschreven. Eerlijk ook. Misschien laat ik me later ook een tijdje inwijden als monnik.

    En een tunnel graven? Nog een? ‘Umong’ betekent natuurlijk al ’tunnel’: Wat Umong is de Tunnel Tempel.

  2. l.lagemaat zegt op

    Respect om de innerlijke reis op een hobbelige weg te vervolgen om tot een Nirvana te komen!
    Of toch een afslag eerder te nemen via een umong! Echter het leven is/ blijft lijden: de Dhammaleer!


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website