John Wittenberg geeft een aantal persoonlijke bespiegelingen van zijn reis door Thailand en landen in de regio die eerder verschenen zijn in de verhalenbundel ‘De boog kan niet altijd ontspannen zijn’ (2007). Wat voor John begon als een vlucht, weg van pijn en verdriet is gegroeid tot een zoektocht naar zingeving. Het Boeddhisme bleek hierbij een begaanbare weg te zijn. Op Thailandblog verschijnen met enige regelmaat zijn verhalen.

De goede richting

Na een ongekend diepe slaap word ik vroeg wakker en zet koers naar Wat Umong, want mijn Canadese vriend Bill wordt vandaag gewijd tot monnik. De derde blanke in vijfentwintig jaar. Hij verwelkomt me met een brede glimlach en Vichai (de monnik met wie ik tegelijkertijd ben gewijd) omarmt me tegen-protocolair.

Vorig jaar was Bill bij mijn wijding en nu zijn de rollen omgedraaid. Ik heb veel respect voor deze sociaal werker, die opkomt voor misbruikte minderjarige kinderen in Vancouver. Ik voel zijn blijdschap over mijn komst diep mijn hart binnendringen, ik geef dezelfde kracht terug, met Vichai als stralend middelpunt.

Ik kom zowaar Songserm tegen, hij schudt me hartelijk westers de hand. Het is mijn leraar die zijn monnikspij aan de wilgen heeft gehangen in ruil voor een mooie vrouw. Ik ontmoet haar ook en Boeddha spreekt met verstand van zaken wanneer hij beweert dat niets ter wereld de geest van een man zo gevangen kan houden als een vrouw, waarbij ik zo vrij ben aan te vullen dat ze je tegelijkertijd tot hemelse extase kan brengen.

Songserm is nu in zaken, zijn vrouw is onroerendgoed- handelaarster en zijn komst is minder verrassend voor mij nu ik weet dat Bill een huis van haar heeft gekocht. De Thaise vrouw van Bill groet me allerhartelijkst en openbaart me dat mijn komst veel voor Bill betekent. Ik word er verlegen van, een zelden opwellende karaktertrek. Het is voor mij de eerste keer dat ik passief de wijdingsceremonie meemaak en flarden van herkenning wakkeren op.

In gedachten dwarrel ik naar mijn wijding, het vervult me van warmte en sindsdien steunt het me in mijn doen en laten elke dag. Na de ceremonie rest slechts een groepsfoto en dan verlaat traditioneel een ieder de tempel en laat de nieuwe monnik aan zijn eenzaam lot over. Maar ik wil nog even met Bill samen zijn.

Ik leer hem de robe aan te trekken. Mijn goed ontwikkeld instinct om het leven zo aangenaam mogelijk in te richten laat me -ook toen ik monnik was- niet in de steek, ik weet de weg nog in het tempelcomplex, zodat ik Bills huisje plezierig kan aankleden.

Ik regel een paar extra matrasjes, weet zelfs een goede stoel te vinden en heimelijk sluip ik, door het struikgewas, uit het zicht van de abt met mijn geritselde spulletjes op mijn tenen naar het huisje van Bill.

Voldoende geïnstalleerd blikken we terug op de wijding. Het doet mijn hart gloeien. Mijn beslissing om monnik te zijn geweest is één van de mooiste beslissingen van mijn leven. Het boeddhist zijn stuurt me telkenmale heel subtiel naar een verfijnde richting in het leven. Een leven waarin het mededogen een meer centrale plaats moet krijgen. Mijn waardevolle vriend Harry Poerbo formuleerde het zo treffend: “Er zijn momenten in het leven die je als aanwijzer in de goede richting moet aangrijpen”.

Een hart dat een heel lang leven meegaat

Na het afscheid van Bill en Vichai, bezoek ik in Wat Umong Juw, nu de monnik met het hippe montuur. Hij zit op een stoeltje voor zijn huisje in een bewegingloze stilte, kijkend in het niets en tegelijkertijd zoveel mogelijk bevattend. Wij kijken zo dikwijls naar zoveel en op hetzelfde moment zien we niets.

De bewegingen van Juw zijn vol geduld en traag, evenals zijn woorden en gedachten. Hij weet nog feilloos de details van ons laatste gesprek. Ik ben snel van begrip, vol beweging en ongeduld en ik vergeet zoveel.

Vol bewondering schurk ik me in zijn gezelschap met een diepe wens mijn tekortkomingen te compenseren door zijn karakter te kopiëren. Maar even later zijn die goede voornemens alweer gestrand. Waarom zijn karakters zo dikwijls sterker dan de wil? Of polijst ik door zelfanalyse toch een beetje mijn ruwe steen wat gladder? Alle prachtige theorieën en voornemens ten spijt smeer ik ‘m, na het afscheid van Juw, vliegensvlug naar Bangkok.

Na een abrupte, harde landing van een leerlingpiloot, koop ik efficiënt cadeaus in, omdat ik onderhand wel de weg weet en de laagste prijs ken. De tijd dringt nu en in een vloek en een zucht ben ik in Holland. Vliegtuigen zijn voor mij bussen geworden. Ik koop een kaartje en stap net zo makkelijk in als uit.

Maar de jetlag is een ander geval, in het begin negeerde ik het en werd voor een week een wrak, nu slaap ik af en toe een uurtje en ben binnen twee dagen boven Jan en weer het heertje. Ik word hartelijk opgehaald door mijn nicht Pamela en haar vriend, de adonis Lex, en we rijden meteen door naar mijn moeder in Bronovo.

Ik zie daar een bleek muisje in bed liggen en moeder en ik omarmen elkaar in tranen. “Ik heb je zo gemist” en ik heb in mijn krachtige armen het verzwakte lichaam van de vrouw van wie ik het meest hou. Door haar liefde heb ik geleerd te kunnen geven. Zij is degene die me het leven heeft geschonken en mijn kots opruimde toen ik op mijn twaalfde stomdronken van de champagen van een bruiloft thuiskwam.

Een dag voor mijn scheiding van Maria was ik de belangrijkste man die vooraan stond en vreugde of krokodillentranen deelde met de schoonfamilie en een dag later werd ik bij het vuilnis weggezet en bij wijze van spreken niet eens uitgenodigd voor de crematie. Maar mijn moeder is er altijd. Dat is de onvoorwaardelijke liefde van een moeder voor haar kind. Hoe ouder ik word, hoe meer ik de waarde ervan besef.

De komende dagen zitten mijn zusje, nichtje en ik rondom het bed van mijn moeder en het is wonderbaarlijk hoe snel het herstel zich inzet. Met haar opgewekt humeur en oer-Hollands rechtdoorzee karakter, gepaard met humorvolle zinnen, wordt ze door het verplegend personeel op handen gedragen. Zienderogen knapt ze op en binnen een week slaapt ze, met een opnieuw lustig pompend hart, in haar eigen bed.

Het zijn fijne dagen zo. Heel gezellig met deze drie vrouwen. Met ons vieren een band vormend die onbreekbaar is. Een ieder met zijn eigen specifieke karakter. En elkaar ten volle daarmee accepterend. Een ieder zijn eigen leven gunnend met uitstralende liefde voor elkaar. Deze drie vrouwen masseren het litteken in mijn hart en dat doet de soms opkomende pijn makkelijk verdragen.

Maar het belangrijkste nu is het hart van mijn moeder dat klopt als vanouds en nu een heel lang leven weer meegaat.

De eeuwige glimlach die ik wil laten weerspiegelen in mijn ziel

Mijn moeder en ik, gezamenlijk in haar gezellige huiskamer eindeloos aan de thee, kijken naar buiten, waar donkere wolken komen aandrijven en een miezerige regen de gemoedstoestand tart van mijn doorgaans zonnige humeur. “Ik voel me nu zoveel beter, geniet nog maar even van Azië als je wilt; de operatie is heel goed verlopen”. Deze mooie woorden van mijn moeder waren niet tegen dovemansoren gericht, en sterker nog, deze gingen erin als Gods woord in een ouderling. En nog veel sterker, voordat de zin was uitgesproken rende ik al naar het reisbureau voor een vliegbiljet.

Binnen twee dagen vertrek ik alweer naar Thailand, verder op zoek naar die eeuwige glimlach die ik wil laten schijnen in mijn ziel.

– Wordt vervolgd –

3 reacties op “De boog kan niet altijd ontspannen zijn (deel 25)”

  1. Johan zegt op

    Mooi geschreven John!

  2. John Best zegt op

    Heel mooi geschreven John!

  3. Rob V. zegt op

    Wederom bedankt John! 🙂


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website