De heer van alle goden, oppergod Indra, woont op de bovenverdieping van het paradijs, op de top van de berg Meru, 460.000 mijl boven het aardoppervlak. Deze oppergod bewoont een paleis met gouden deuren die versierd zijn met kostbare edelstenen en die toegang geven tot mooie muziek. 

De goddelijke wezens van dit gebied kunnen iedere vorm aannemen naar hun keuze; ze kunnen zo klein zijn als de punt van een haar en ze eten godenspijs. (Althans, zo wordt in Thailand het paradijs wel omschreven.)

 1. In het paradijs boven

Op een schaduwplekje, op een stralende dag, in een goddelijke gouden omgeving, knipperden een paar ogen. ‘Hé joh!’ riep een wezen naar het nietige lijf van iemand die voorbij schuifelde. ‘En wie ben jij dan wel om mij ‘joh’ te noemen?’ was het antwoord. ‘Bedoel je mij?’ ‘Ja, wie anders?’

‘Nou, je mag het best weten: deze plaats is van mij.’ 

‘En wie heeft jou geleerd zo hooghartig te zijn?’

‘Maar het is wél zo.’ ‘En hoe komt dat zo dan?’

‘De aartsengel zelf heeft bepaald dat ik geboren zou worden in deze fijne woonplaats.’

‘Nou, da’s een goeie!’ Er volgde een pauze.

‘Als dat alles is wat je kan zeggen dan betekent dit dat je twijfelt aan de waarheid.’ Het tweede wezen hield zich even stil want een derde stem lachte, gevolgd door een hoop gegrinnik. ‘En nu? En nu? Wie denk jij dat je wel bent?’ De eerste stem werd vinnig en humeurig.

‘Precies zoals jij’ spotten ze allemaal hatelijk. ‘Enne, je zegt het fout. Je had moeten vragen: Wie denk je wel dat WIJ zijn ? Kijk eens naar jezelf. Zie je enig verschil tussen ons?’

De ruzie nam wat af en luide muziek daalde af van boven. ‘Wel, zie je verschil?’ ‘Nee.’ ‘Zei je nee?’ ‘Er is helemaal geen verschil.’

De godheid Indra

De oppergod komt kijken naar het gekibbel

De hemelse muziek werd sterker. De hele groep stopte direct met kibbelen en gaapte met opgewonden blik naar boven waar het gordijn van de hemel open spleet door de verschijning van de oppergod, geflankeerd door zijn luisterrijke bediendes. Hij daalde langzaam af naar de groep.

‘Jullie erfgenamen van verzamelde wereldlijke verdiensten! Jullie rechtschapen wezens, waarom deze opschudding?’ 

‘Wij hebben een groot probleem’ zei de eerste stem uit eigen beweging.

‘Spreek!’

‘Eerst noemde ik een van hen daar ‘joh’ en dat beledigde hem. En toen ik hem vertelde dat ik hier eigenaar ben ten gevolge van mijn vroegere macht begonnen ze me allemaal te bespotten. Om kort te zijn, we zijn het er niet over eens wie wij eigenlijk zijn.’

De hoogwaardigheidsbekleder zette zijn handpalmen tegen elkaar alsof hij nadacht en gaf antwoord. ‘In Onze alwetendheid, ja, dat dachten Wij al. Jullie allemaal moeten terdege beseffen dat jullie hier zijn als begunstigde, als erfgenaam, van het deugdzame leven van jullie voorouders.’  ‘En wat betekent dat dan?’ vroegen ze allemaal.

‘Laat Ons nu eens uitpraten. Jullie allemaal zijn naar deze heilige plaats gekomen door de vruchten van de verdiensten van anderen.’

Maar ze vroegen door. ‘Waarom heilige plaats?’

‘Wij waarschuwen jullie Ons niet te onderbreken. Dit is het paradijs van rechtschapen, deugdzame mensen. Alles hier is heilig.’

‘Als dat zo is, betekent het dan dat wij ook heilig zijn?’

‘Tja, als je dat zo wilt zien .’

‘Hallo zeg! Haha! Ik heilig, jij heilig, wij allemaal heilig…’ hielden ze mekaar vrolijk voor de gek. En een van hen vroeg aan de oppergod ‘En wie ben jij dan wel?’

‘Als je zelfs maar een klein beetje had opgelet dan had de uitstraling van Onze persoon je dat al verteld. Ach, maar jullie nieuwkomers … Wij zullen het je vertellen. Wij zijn Indra, de oppergod van deze woonplaats van gelukzaligheid.’

‘O, zeer geëerde Heer Indra, vergeef ons onze onnozelheid.’ Toen de heilige gastheer stopte met spreken begonnen zijn bediendes te praten en klonk er hemelse muziek. De nieuwkomers smeekten de oppergod om hun Heilige Stad te beschrijven.

Hun heilige wereld

Lord Indra droeg voor. ‘Deze wereld is tijdgenoot, even oud, als de wereld van de mens en hij ligt, als je in de lucht begint, slechts twee el tot twee vadem onder de oppervlakte van de aarde. Alles, zoals je ziet, ziet er uit alsof het van goud gemaakt is en de zonnestralen die de aarde raken komen, door de lange afstand, gefilterd binnen zodat hitte noch kou jullie kunnen deren. Het leven hier is zorgeloos en als jullie honger hebben komen verrukkelijke gerechten uit de hemel. Alles hier is geluk.’

Hierna weergalmden dankliederen door de hemel. De groep heiligen danste en ze gingen uit hun dak van vreugde.

 2. Op de aarde beneden

Laat in de morgen verliet een man het krakkemikkige toilet aan de rand van de akker met een blikje dat stonk naar insecticide. ‘Verrek, iedere dag meer van die kolere vliegen! Prima zo. Alleen die vette, groene schoft is ontkomen.’ (*)

(1962)

Toelichting op de tekst (*)

Dit is een beeldspraak die de schrijver nooit heeft toegelicht. Aangenomen wordt dat, nu het is geschreven kort voor het einde aan de absolute macht van dictator veldmaarschalk Sarit Thanarat -die in 1957 een staatsgreep pleegde en in 1963 overleed-, hij bedoeld kan zijn in de woorden ‘big green bastard’, vette, groene schoft.

Owners of paradise, สวรรยา, uit: Khamsing Srinawk, The Politician & Other Stories. Vertaling en bewerking: Erik Kuijpers. Een van de politiek beladen verhalen waardoor zijn werk een aantal jaren verboden was in Thailand. 

Voor een toelichting op de auteur en zijn werk zie: https://www.thailandblog.nl/achtergrond/verhaal-khamsing-srinawk/ 

Er zijn geen reacties mogelijk.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website