Paffen in het toilet, bij de conciërge, tussen twee stokjes. In 1958 al ging de leraar er achteraan. Met het Spaans rietje….

In 1958 ging ik naar de school waar leraar Preek directeur was. Leraar Preek was een man van middelbare leeftijd en vrijgezel. Daarom had hij veel tijd voor de school. Hij was ruim voor het begin van de lessen al daar en was ook de laatste die de school verliet. De school was zijn tweede huis.

Voor alles op school waren er regels. Bijvoorbeeld: alle leerlingen moesten het voorgeschreven schooluniform aan. Bij de geringste afwijking werd je naar huis gestuurd en was je die dag geschorst. 

Ook het kapsel was precies geregeld. De haren mochten niet langer dan 4 centimeter zijn. Wie zich daar niet aan hield kreeg een heel bijzonder kapsel aangemeten door een prima kapper, leraar Preek zelf. Hij was dé vakman op dit gebied en het kostte hem  hoogstens 5 minuten. Als toetje kreeg je een paar klappen op je achterste…. 

Wie haarcrème had gebruikt om het kapsel in vorm te houden kreeg van leraar Preek een extraatje: die kreeg fijngestampt krijt op zijn kuif zodat die begon te glanzen. Die leerling mocht zijn haar de hele dag niet wassen en moest voor straf zijn haar aan alle andere leerlingen laten zien.

Maar niet alleen het uiterlijk van iedere leerling was geregeld; de school schreef ook andere kleinigheidjes voor. Wie te laat naar de les kwam moest bij de vlaggenmast op het schoolplein gaan staan en het volkslied zingen. Zong je vals, of te zacht, dan moest je dat net zo vaak herhalen tot Meneer de Leraar tevreden was.

In de korte pauze tussen de lessen mocht niemand de schoolkantine in. Je mocht alleen water drinken dat bij de klas klaar stond doch je moest je netjes in een rij opstellen. In de grote middagpauze was het verboden de school te verlaten. Leerlingen die vlakbij woonden mochten met speciale toestemming van school naar huis om te eten maar hun ouders moesten bevestigen dat ze ook echt naar huis waren gekomen….

Wie onfatsoenlijke taal gebruikte moest 25 satang betalen per verkeerd woord, en het was in de klas verboden dialect te spreken. Kwam je als leerling de leraar Preek ergens tegen dan moest je in de houding gaan staan.

Maar roken….

Het was ten strengste verboden op school te roken. Meneer Preek vond het zeer belangrijk dat dit verbod werd opgevolgd. Als hij iemand met roken betrapte of hoorde dat iemand had gerookt en dat kon bewijzen, dan kreeg de leerling stokslagen en werd daarna naar huis gestuurd. Bij iedere schoolbijeenkomst herhaalde de directeur: ‘Leerlingen kunnen nog geen geld verdienen en mogen dus niet roken.’ Daarop volgde een lange tekst over het schadelijk karakter van roken. Leraar Preek kon dat gemakkelijk zeggen want hij was niet-roker.

Ik voelde me op deze school onderdrukt. Graag was ik van school veranderd maar liep tegen mijn vaders dove oren aan. Hij was van mening dat dit voor een jongen als ik precies goed was. ‘Maar, ik ben leerling en geen gevangene en heb daarom van school niet van die strenge straffen nodig’ antwoordde ik mijn vader.

‘Je wordt streng in de gaten gehouden zodat je later een goed mens wordt’ zei mijn vader. ‘Maar dat bevalt me niks’ zei ik woedend terug. ‘Je hoeft daarover niet boos te zijn want iedere leraar weet dat jullie scholieren niks moeten hebben van deze opvoeding. Maar ik weet zeker dat de leraar er een goede reden voor heeft.’ Met mijn vader is in het algemeen niks mis maar hij maakt toch een fout: hij kiest altijd voor leraar Preek partij. 

Met de schoolregels konden we wel leven maar het rookverbod wensten we niet op te volgen. Mijn klasgenoten en ik waren op een leeftijd dat wij ons dagelijks sjekkie nodig hadden. Voor wie eenmaal gerookt heeft hebben sigaretten een magische aantrekkingskracht. Je krijgt steeds weer de behoefte om te roken. 

In de kleine pauze, de grote pauze en na het middageten verdrongen wij ons op de toiletten om daar stiekem te roken. Kort voor de volgende les zoog je het nog een paar keer stevig in je longen zodat je voor de eerste tijd geen verlangen naar een sigaret kreeg. De toiletten schenen wel voor onze streken gebouwd te zijn: ze lagen los van het schoolgebouw en de lerarenkamer was ver weg. Er stonden struiken voor. Daarom was dat de ideale plaats voor ons om in alle rust te paffen.

Ondanks het idee dat we daar niet betrapt konden worden betrapte leraar Preek ons daar toch. Hij zag sigarettenrook opstijgen uit de toiletten en dacht dat er brand was. Zo betrapte hij ons. We mochten nu allemaal kennis maken met zijn Spaans rietje en dat had tot gevolg dat we het roken in het toilet maar achterwege lieten.

Dus we moesten een ander rookplekkie zoeken. Eindelijk vonden wij dat in het huis van de conciërge. Dat lag in een afgelegen deel van het schoolterrein. Maar het paffen bij de conciërge was een dure aangelegenheid want je moest zijn zwijgen met sigaretten betalen. Deze meerkosten namen we graag mee in onze drang om toch ons sigaretje te kunnen roken. Deze ‘plaats van verderf’ beschermde ons enige tijd voor de greep van de leraar. ‘Welke volwassene is er nu zo slim als wij jongens’ dacht ik trots.

Tot die dag…..

Als gebruikelijk gingen wij roken bij de conciërge en als de bel ging liepen wij met een tevreden gevoel naar de les. Maar voor de les begon kwam tot onze schrik leraar Preek de klas in. De schrik sloeg om ons hart want dit uur hadden wij eigenlijk een andere leraar. Meneer Preek keek eens rond en zei ‘Leg allemaal je handen op tafel.’

We deden wat hij zei en keken elkaar niet begrijpend aan. De leraar ging van rij tot rij en rook aan de handen van iedere scholier. Het resultaat van dit onderzoek was dat wij, de rokers, ontmaskerd werden want jammer genoeg bleef de sigarettenreuk lang aan je handen hangen.

Terwijl wij een pak op ons lazer kregen met het Spaans rietje zei hij gelaten ‘Jullie willen zeker geen goeie mensen worden? Jullie willen niet inzien dat ik het goed met jullie voor heb? Het spijt me dat ik jullie zo hard moet straffen. Ik hoop echt dat ik zulke maatregelen in de toekomst niet meer hoef te nemen.’

Het scheen leraar Preek te vermaken ons op deze gemene manier iets te leren want hij kwam daarna steeds vaker in de klas voor zijn reuktest. Dan de ene, dan de andere klas. Hij had in het bijzonder oog voor de oudere leerlingen. Velen van ons waren zo bang geworden dat ze met roken waren gestopt. Toch was de groep die nog wel rookte relatief groot.

Een paar dagen later verscheen leraar Preek weer in onze klas voor zijn reuktest. Hoewel we wisten dat hij die dag zou komen waren we niet bang want wij hadden de remedie gevonden. Wij rookten onze sigaretten tussen twee stokjes hout om te verhinderen dat de reuk aan de vingers bleef hangen. Voor we de klas in gingen wasten we de handen heel goed met zeep. Welke goeie neus zou ons nu nog te pakken kunnen nemen…..

Leraar Preek ging van de ene stoel naar de andere om aan onze handen te ruiken. Toen hij voorbij de helft was scheen hij tevreden te zijn want hij had nog niets geroken. Lachend zei hij, verder gaand met de reuktest, ‘Ik ben blij voor jullie dat jullie eindelijk van het roken af zijn!’ Wij moesten van binnen om hem lachen.

Nu kwam hij aan het tafeltje van Manum, onze superroker. Hij nam zijn hand en besnuffelde die erg zorgvuldig. Toen hij met zijn neus tegen zijn vinger kwam trok hij zijn hoofd terug en sleurde Manum voor de klas. Hij nam zijn Spaans rietje en ranselde woedend die arme jongen af. Manum stond daar met de kaken stevig op elkaar en deed of hij niks voelde. Meneer Preek gaf hem zolang op zijn sodemieter tot hij zelf buiten adem was. Toen joeg hij Manum de klas uit.

Wij waren verwonderd hoe nu net Manum gepakt kon worden want die kon zich overal uitdraaien. Maar we konden hem nu niks vragen. Toen leraar Preek iedereen gecontroleerd had ging hij het lokaal uit en kwam Manum schuchter lachend binnen. Wij op hem af. ‘Hoe kan dat nu, dat jouw vingers nog naar sigaretten roken?’

‘Het was geen sigarettenrook’ antwoordde hij. ‘Waarom heb je dan zoveel slaag gekregen?’ ‘Wat kon meneer Preek anders? Ik heb hondenpoep op mijn vinger gesmeerd!’

Bron: Kurzgeschichten aus Thailand. Vertaling en bewerking Erik Kuijpers. Auteur Maitri Limpichat (1942, ไมตรี ลิมปิชาติ). Dit verhaal is uit 1975 en ingekort.

Er zijn geen reacties mogelijk.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website