‘Lanna: waar vriendelijkheid heerst en rijstvelden fluisteren’

De reden dat ik ooit mijn biezen heb gepakt en koers zette naar het Noorden, ligt in iets eenvoudigs en tegelijkertijd onverklaarbaar besloten: de Lanna-cultuur oefende een onweerstaanbare aantrekkingskracht op mij uit. Het is een wereld op zich, zo verschillend van de rest van Thailand dat men zich soms afvraagt of het werkelijk tot hetzelfde land behoort. De mensen hier ademen een andere sfeer, een zachtheid en verfijning die je elders vergeefs zoekt. Lezers die zelf het voorrecht hebben zich in het noorden te bevinden, zullen dit ongetwijfeld, wellicht met een licht hoofdknikje, beamen.
Want ergens diep in het noorden van Thailand, waar de bergen loom over de rijstvelden waken en de lucht zo zwaar is van wierook dat zelfs de muggen er bedwelmd van raken, ligt een vergeten koninkrijk. Niet vergeten door zijn inwoners natuurlijk, die weten heel goed waar ze wonen, maar door de haastige reiziger die met een Lonely Planet onder de arm op zoek is naar ‘echte authenticiteit’ en daarbij voorbijloopt aan wat zich recht onder zijn neus bevindt.

Dit is Lanna, het ‘Land van een miljoen rijstvelden’, al heeft niemand ze ooit geteld. Het zou ook een onmogelijke taak zijn, want elke keer als je denkt dat je de laatste hebt gezien, duikt er achter een bocht weer een nieuw veld op, met een boer erin die, met zijn broekspijpen opgerold, tot zijn knieën in de modder staat. En het gekke is, hij lacht. Niet zo’n zuinige glimlach waarmee wij in Nederland soms een buschauffeur begroeten, maar een volle, warme lach, alsof hij blij is dat jij precies vandaag, op dit rijstveld, langsloopt.
Die lach is geen toeval. In Lanna is vriendelijkheid een soort tweede natuur geworden. Het is hier niet bedacht als toeristenlokker, noch is het een gevolg van een streng boeddhistisch gebod. Nee, het lijkt meer alsof de mensen in Lanna gewoon zijn vergeten hoe het is om onaardig te zijn. Zelfs de taal, ‘Kham Mueang’, lijkt niet ontworpen om ruzie te maken. De woorden golven zachtjes door de lucht, als een beekje dat kabbelend de heuvel afloopt. Zelfs als iemand hier woedend is, klinkt het alsof hij je net een verhaaltje voor het slapen gaan vertelt, compleet met zachte intonatie en een troostend klopje op de schouder.
En dan heb ik het nog niet eens gehad over de tempels. Je zou verwachten dat zulke heilige plekken een zekere strengheid uitstralen, maar niets daarvan. Neem nu Wat Phra That Doi Suthep, hoog op de berg boven Chiang Mai. De gouden stoepa’s blinken zo uitbundig dat zelfs de zon bescheiden achter een wolk kruipt. Toch heerst er een sfeer van zachtheid, alsof de hele tempel diep ademhaalt en zegt: “Doe maar rustig aan, het leven is al gehaast genoeg.”

En rustig aan doen dat kunnen ze hier. Vooral als het om eten gaat. De ‘khao soi’, een curry-noedelsoep die smaakt alsof een monnik zelf het recept heeft bedacht tijdens een moment van verlichting, wordt langzaam geslurpt, terwijl men bedachtzaam in de verte staart. En de ‘sai ua’, die geurige Lanna-worst, ligt op borden te wachten om gedeeld te worden, want eten is hier geen individuele bezigheid, maar een excuus om samen te zijn. Niet dat je daar een excuus voor nodig hebt in Lanna, waar vreemden nog altijd als vrienden worden begroet.
Wat Lanna zo bijzonder maakt, is niet het eten, de tempels of zelfs die miljoen rijstvelden. Het is de ongehaaste vriendelijkheid, die moeiteloos overvloeit in alles en iedereen. De mensen hier zijn zo zachtaardig dat je bijna hoopt op een snauw, om het evenwicht te herstellen. Maar vergeefs.
En terwijl je daar staat, ergens tussen een dampende kom khao soi en een monnik die zijn bezem zachtjes over het tempelplein veegt, vraag je je af: hoe doen ze dat toch? Wat is het geheim?
Zoals een oude Lanna-wijsheid fluistert (of misschien verzin ik dit ter plekke): “Vriendelijkheid is als een rijstveld, het lijkt ondiep tot je tot je enkels vastzit. En dan voel je pas hoe stevig het je vasthoudt.”
En dus stap je, met de gratie van een ongetrainde flamingo, het veld in en terwijl de modder genadeloos aan je sandalen kleeft, merk je tot je verbazing dat je hart er ineens een stuk minder zwaar aanvoelt…
Over deze blogger

-
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand, probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.
De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.
Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.
Eten, vooral lekker, dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!
Lees hier de laatste artikelen
Cultuur16 april 2025‘Waarom ik niet meer over geld praat met Thai’
Cultuur13 april 2025‘Songkran en over het nut van droog blijven op natte dagen’
Cultuur10 april 2025‘Liefde in Thailand, een droom of een nachtmerrie’
Cultuur7 april 2025‘Waarom Belgen en Nederlanders blij worden van een schraal zonnetje’
Leef hier al geruime tijd, tussen de velden, tussen de heuvels.
Tradioneel teakwooden huis, Lanna stijl. Geen airco, geventileerd door de wind.
40 km oostwaards van Chiangrai. In het kleine stadje vlakbij, een levendige (echte) marktplaats, 2 bankfilialen, 1 (!) 7/11… Weinig of geen toeristen, een paar expats of pensionados.
Zou het echte thailand dan toch nog bestaan, of beter gezegd het echte Lanna rijk, vele inwoners hier voelen zich niet echt Thai, zoals zelfs mijn echtgenote (die van die goeie soort) zegt, “ben geen Khun Thai, ben Khun Lanna*.
Bijna elke maandagmorgen vlieg ik naar mijn werkbasis Bangkok, om dan telkens de woensdagavond opgelucht te kunnen terug naar mijn thuisbasis. Als ik dat vertel aan landgenoten in Belgie, reageert men zeer verwonderd, ” met een vliegtuig naar je werk ?” Mijn antwoord, “jullie staan allemaal langer in de file in jullie mooie Belgie dan ik met een vlucht van slechts 1uur 25…”
Maar niet allemaal afkomen he, houd het hier liever rustig.