De prins spreekt de zwijgende prinses aan; verhaal nummer 4. En dat is een lang verhaal…

Toen de klok zes uur aanwees, plaatste prins Saphasit de ziel van zijn vriend in het zitkussen nabij de prinses die weer zweeg en hij begon zijn vierde verhaal.

Er was eens een boef die een erfgenaam wilde. Op een nacht drong hij het huis binnen van een boer en nam een kind mee. Het betrof een keurig meisje waar hij buitengewoon van hield; hij voldeed aan al haar wensen. Ze werd ouder, was slim en de boef leerde haar alles wat hij kende want het was nu eenmaal de gewoonte dat je je pleegkind een goede opvoeding gaf…

Op zekere dag was ze ziek; hoge koorts. De boef besloot een dokter te zoeken maar in zijn situatie was dat ondenkbaar… Hij liet haar een ochtend alleen had gehoord dat bij de tempel een verloskundige woonde die ook bekend stond als wonderdokter. Hij ging haar roepen in haar strohut die op palen stond. Ben je eenmaal binnen dan haal je de ladder op en ben je beschermd tegen indringers.

De oude vrouw zag zijn hoofd door een spleet in de wand, werd bang en gaf geen antwoord. Maar de boef zei haar ‘Goede vrouw, wees niet bang, ik zie dat je thuis bent want de ladder is weg. Geef mij alsjeblieft antwoord, ik kom jouw diensten vragen want mijn dochter is ziek.’

Maar er kwam geen antwoord; hij sprak opnieuw: ‘Als je de deur niet open doet kom ik op een dag terug en draai je nek om! Dit leidt nergens toe, omaatje! Ben je daarentegen vriendelijk dan toon je je goeie hart en zal ik je ruim belonen’.

Die woorden maakten dat de oude genezer ging nadenken.  ‘Als ik weiger dan vermoordt ie me; kom op, oma, als het toch moet dan maar goed gemoed. Als ik uit twee kwade zaken moet kiezen dan maar het minst kwade..’ Ze boog zich naar het raam en riep ‘Je hebt gelijk, beste man. Ik krijg dus betaald, hoop ik, voor mijn bescheiden diensten.’

‘Kom dan maar snel naar buiten.’ ‘Wacht even, ik moet me eerst netjes aankleden want je moet schoon zijn om zieken te verzorgen en ik moet medicijnen klaarzetten.’ ‘Nee, omaatje, genoeg gepraat nu, kom op en snel.’

Dat alles deed zij om tijd te winnen. Ze dacht, als die bandiet in een verre uithoek van het bos woont dan kan ik nooit de weg terugvinden. Snel zocht ze zaden bij elkaar: courgettes, pompoenen, komkommers en zo, zaden die snel groeien bij regen. Die zien er ook anders uit dan bomen en wilde planten en mocht de bandiet van gedachten veranderen kon ze zo haar terugweg markeren….

Voorzien van zaden die ze zorgvuldig verstopte tussen de kruiden en de schors als medicijn, stopte ze alles in haar draagmand bedekt met een rode zakdoek tegen boze geesten. Ze liet de trap zakken en kwam naar beneden. Droeg de mand aan haar heupen en beende achter de bandiet aan die snel liep want hij had haast bij het zieke meisje te komen.

Onderweg waagde de oude vrouw het hem een vraag te stellen. ‘Beste man, ik hoop dat ik met mijn beperkte kennis het meisje spoedig weer op de been kan krijgen. Als ze beter is dan brengt u me wel naar huis, toch?’ De bezorgde bandiet antwoordde niet direct; de oude vrouw hield even haar mond dicht en probeerde hem opnieuw te overtuigen.

‘Mijn beste man, ik moet echt snel terug zijn, want de dochter van mijn maat Deng is zwanger en ik moet helpen met de bevalling. Het is haar eerste kind; ik moet echt die kleine gaan helpen.’ En om niet al dat gejammer aan te moeten horen zei de bandiet haar ‘Okay, we zien dat later wel.’

‘Maar het leven van die kleine is me dierbaar! Als ze sterft bij de bevalling word ik daar later ‘boven’ op afgerekend.’ Om de vrede te bewaren willigde de bandiet het verzoek in. ‘Zeker wel, goede vrouw, ik breng je terug naar huis zodra mijn dochter beter is; dat is beloofd.’

En men ging verder het bos in…

Gerustgesteld liep de wonderdokter achter de bandiet aan. Tijdens het lopen strooide ze zaadjes van courgette, pompoen en komkommer op de weg, goed oplettend dat ze niet in de bladeren vielen want dan zouden de vogels ze opeten. Ze bedekte ze met wat grond zodat ze begraven waren en over tien tot vijftien dagen vast wel fruit zouden dragen, rijp fruit dat zaadjes zou laten vallen zodat de planten zich automatisch zouden vermenigvuldigen. O, zeker, ouwe bandiet, als je me lang daar houdt vind ik zeker de weg naar huis terug!

Na lang lopen over bochtige paden kwamen beiden aan bij de ingang van de grot van de bandiet. Direct verzorgde de wonderdokter het jonge meisje. Ze gaf haar medicijnen, bereidde gezond eten en omringde haar met zorg. Aanvankelijk deed ze het uit angst omdat ze de stille dreiging van de oude adoptievader voelde, maar langzamerhand wende ze aan de situatie.

De medicijnen hadden effect; de jonge zieke herstelde langzaam; daarnaast at ze met smaak en genoot ze van de aanwezigheid van een andere persoon dan de zachtaardige maar ook norse vader. De bandiet wende aan een normaal leven in zijn ongewoon huis en genoot er van. Dus is er voor de wonderdokter geen reden meer niet naar haar huis terug te keren.

Dus op zekere dag waagde de wonderdokter het hem te vragen ‘Beste man, jouw dochter is genezen. Nu moet ik aan andere zieken denken, je weet van de dame die haar eerste kind krijgt…’

‘Ach ja, die zieken! Er is zeker niemand anders dan jij in dat dorp? Neem die ouwe maat Kham, iedereen kent hem ook in de buurt, en die jongeman die gestudeerd heeft in de grote stad voor moderne geneeskunde. Die redden zich echt wel zonder jou hoor.’ De arme wonderdokter durfde het onderwerp niet nog eens aan te snijden. Toen de bandiet zag dat zij bezorgd reageerde gaf hij haar een handvol juwelen, gestolen uiteraard, en zei ‘Hier heb je je loon; bij mij krijg je meer voor weinig werk dan in dat verrekte dorp van je. Ja, ze zijn gierig, nergens goed voor.’ Hij spuugde bij die woorden en beende met grote passen weg.

De wonderdokter was niet ontevreden; ze had nu een klein fortuin in handen maar had heimwee naar haar hut. De regens waren gekomen, de moesson begon, en ze dacht aan haar moestuintje… En plotseling kwam een plannetje in haar op. Ze vroeg het jonge meisje met haar te gaan wandelen om bloemen te plukken. Beiden waagden zich wat verder van de grot af dan anders.

De oude vrouw was verheugd daar courgettes te zien, pompoenen en komkommers en de planten droegen dikke vruchten. Het jonge meisje was verbaasd en plukte ze met plezier want ze had haar vader wel fruit zien thuisbrengen maar ze met eigen handen plukken, dat was pas leuk!

De oude vrouw loopt weg!

Zij profiteerde van het plezier dat het meisje had en die met ijver kookte. Ze liep weg van de grot met haar mand en de geschenken van de bandiet. Liep voorzichtig, en volgde de planten die ze zelf gepoot had met haar zaden. Ze liep snel want was bang verrast en mee teruggenomen te worden door de bandiet. Eindelijk, tegen het vallen van de avond, komt ze aan haar dorp aan en slaakt een zucht van verlichting.

Maar ze was niet volledig gerust. Ging zo snel mogelijk haar hut in en vermeed contact met de buren die haar lastige vragen zouden stellen over haar verblijf in een grot. Eenmaal in haar hut voelde ze zich beter en sloot haar hut goed af zonder licht of geluid te maken. Ze was nog steeds bang dat de bandiet terug zou komen om haar mee te nemen naar zijn verre grot om zijn adoptiedochter gezelschap te houden.

In de vroege ochtend daarna was ze gekalmeerd. Maar ondanks de vermoeidheid was ze van angst wakker geworden en ze dacht aan wel duizend listen. Nadat ze wat hersteld was ging ze voor de deur staan want ze had een briljant idee gekregen! En dat had snel resultaat want er kwam een knappe en fitte jongeman voorbij haar hut lopen. Hij zag haar en zei ‘Goeiedag moeke, hoe komt het toch dat ik je even niet gezien heb?’

‘Dag jongeman, kom even binnen en dan vertel ik je een ongelooflijk verhaal.’ Hij zag aan haar gezicht dat ze het meende en pakte dus de trap. De wonderdokter slot de deur af met een slot.

‘Knappe jongen, ik kom net van heel ver weg’ zei ze geheimzinnig.  ‘Maar wat ik heb gezien… o, wat een mooi jong meisje, je zou zeggen: een godin! Ja, zeker, een godin.’ ‘Kom nou even, je hebt gezegd dat een bandiet je meegenomen heeft. Kom me nu niet vertellen dat de bandiet een godin in huis heeft. Dat heb je vast gedroomd.’

‘Hoe onwaarschijnlijk het ook kan lijken, ik verzeker je dat het de waarheid is. Jawel, er woont een meisje bij hem, bij die ouwe bandiet. Hij heeft haar grootgebracht ver van mensenogen.  Ze is zo zuiver als de dageraad en onbevangen als een baby. En daarbij, ze verveelt zich dood want haar vader laat haar het grootste deel van de dag alleen. Wel, als je zijn werk doet dan heb je maar weinig tijd.’

De oude vrouw prijst de schoonheid en de naïviteit van het meisje dat zich door haar onschuld snel zal laten overtuigen. Ze spreekt lang over de gewoontes van de bandiet, ze legt de jongeman uit hoe de route is beplant, en aan het eind van haar verhaal heeft ze hem verleid om naar het meisje te gaan, haar te verleiden, haar gelukkig te maken en mee te nemen voor een meer menswaardig bestaan…

Op naar de grot!

Na de tocht door het bos komt de jongeman bij de grot aan. Hij wacht tot de bandiet weg is en gaat naar het meisje. En dan begint de romance tussen hem en het onervaren meisje. Ze laat de lieve woordjes over haar heen komen en wordt verliefd. Ze verliest haar hoofd en gehoorzaamt hem in alles.

De jongeman bezat toverkunsten en leerde haar hoe ze hem kon verkleinen tot een poppetje en verstoppen in haar knotje. Toen kwam de bandiet ineens thuis! Het onervaren meisje trilde van angst en dat verontrustte hem. ‘Meiske, ik denk dat je nog steeds ziek bent. Je staat te trillen en je eet niet.’

‘Nee, Pa, het gaat goed met me’ zei ze maar trilde nog meer. Hij bekeek haar eens stiekem en zei tegen zichzelf  ‘Ik weet zeker dat er iets niet goed is. Zal er eens goed op letten.’ Hij deed daarna of hij wegging maar verstopte zich niet ver van de grot en lette op het meisje. Ze zag hoe ze een pop uit haar knotje haalde en hoe dat poppetje ineens een knappe jongeman werd van normaal postuur.

Ze omhelsden elkaar en hadden er lol in ‘die ouwe’ te bedriegen. Hij kon zoveel sluwheid en onverschilligheid van haar kant niet geloven en het magische tafereel dat zich voor zijn ogen ontvouwde maakte hem niet minder verdrietig, omdat hij dacht dat hij de enige was die alle magische kunsten kende die toen bekend waren.

‘Wat heb ik me laten beetnemen door die wonderdokter! Die is nog slechter dan ik… En kijk die blaag daar nu eens, die kan wat ik niet kan. Spoedig ben ik een nietsnut van een vent. En mijn dochter, mijn lieve dochter, houdt niet meer van me!’

De man blijft lang zitten, diep in gedachten. Maar omdat hij slim is en niet bang zegt hij  ‘Maar ik kan me vergissen; ik moet dat controleren voordat ik conclusies trek.’ Hij liep het bos door, keek lang naar de bomen, luisterde naar de vogels en naar de geluiden van de natuur waar hij zo van hield, en liep dan langzaam naar de grot.

‘Dochter van me, zou je rijst willen koken voor vier personen?’ Zijn dochter, nieuwsgierig en ook bang, durfde hem geen vraag te stellen. Ze kookte rijst voor vier personen, bakte vissen en kookte groente voor de maaltijd. Ze legde de mat voor de grot en de gerechten er op, met de warme rijst, vier borden en wat kokosnoot. De bandiet ging zitten bij het eten, het meisje ook, tot de vader haar zei ‘Dochter, vraag jouw geliefde om met ons mee te eten; het is avond en hij zal honger hebben.’

Zij durfde niet tegenspreken en haalde het poppetje uit haar haar; die veranderde direct in een knappe jongeman en vader nodigde hem uit aan tafel. Aan het eind van de maaltijd vroeg de bandiet aan zijn dochter hem het verhaal te vertellen. Maar zij hield het kort want de jongeman vertelde ook zijn verhaal. Hij verhaalde vrijmoedig wat hem was overkomen, van zijn ontmoeting met de wonderdokter tot aan deze maaltijd.

Na enkele momenten van stilte zei de bandiet tegen de jongeman ‘Ik verzoek je van mijn dochter te houden, en net zoveel als ik van haar gehouden heb.’ En tegen zijn dochter zei hij ‘Dochter, je weet niet hoeveel ik van je hou. Ik dacht dat je ook van mij hield maar ik ben bedonderd. Wees gelukkig, jullie twee en ik hoop dat jullie kinderen jullie niet zoveel kwaad doen als jullie mij hebben aangedaan.’

Hij stond op en ging naar het altaar waar hij wierookstokjes aanstak en verliet de grot zonder een woord te zeggen. Liep in

één ruk door naar een afgrond niet ver van de grot. Hij keek een laatste keer naar boven en stortte zich in de diepte…

Het meisje en de jongeman keken elkaar eens bedroefd aan. Ze begrepen ineens wat voor kwaad ze hadden gedaan aan een oude man die hen niets had misdaan. Ze liepen achter de man aan en kwamen daar aan net toen hij naar beneden sprong. Zonder na te denken sprong zij de oude man na. De jongeman wilde haar vastgrijpen, viel en verdween ook in de afgrond…

En de oude wonderdokter?

Zij zat alleen in haar hut en werd zo nieuwsgierig dat ze niet meer kon eten en slapen. Ze hield het niet meer en ging het pad af naar de grot. Maar het was daar leeg, op de resten  van drie maaltijden na.

Men zegt dat iemand die met geweld omgekomen is pas opnieuw geboren kan worden in menselijke gestalte als er een andere gewelddadige dood is geweest om hem of haar te vervangen. Dus de drie dwalende geesten omringden de oude wonderdokter en begeleidden haar naar de afgrond. Alsof ze bezeten was liep zij naar de afgrond en tot haar schrik zag ze beneden drie verminkte lichamen liggen. Vol wroeging gooide ze zich het ravijn in.

-o-

‘Zeg mij, neef, wie van deze personen is hier nu schuldig aan?’ vroeg de prins. En zijn antwoord was ‘Nou ja, die jongeman natuurlijk.’

En opnieuw sprak de prinses!

‘Maar nee, maar nee! Je snapt er helemaal niks van, arme neef. Het is de schuld van die ouwe vrouw. In plaats van haar mond te houden heeft ze voor de bandiet al die ellende veroorzaakt terwijl ze goed betaald was! Zij is schuldig.’

Nu speelt het orkest weer om aan te geven dat Prins Saphasit gewonnen heeft en prinses Suvanasopha voor de vierde keer tegen een man heeft gepraat. De koning komt zijn belofte na en laat zijn dochter met de prins trouwen.

(En ze leefden nog lang en gelukkig…)_

Vertaald, bewerkt en ingekort door Erik Kuijpers. Titel: La princesse qui refuse de parler aux hommes, in Thais พระสรรพสิทธิ์. Bron: Contes et Légendes de Thaïlande; 1954. Auteur Jit-Kasem Sibunruang (จิตรเกษม สีบุญเรือง), 1915-2011.

Daarmee is deze serie af en het boek uit.

Over deze blogger

Erik Kuijpers
Erik Kuijpers
Bouwjaar 1946. Kreeg de bijnaam 'Lopende belastingalmanak' en heeft 36 jaar in dat vak gewerkt. Op zijn 55e naar Thailand verhuisd. Invaliditeit dwong hem van zijn gezin in Nongkhai naar huisje met thuiszorg en scootmobiel in Súdwest-Fryslân.

1 reactie op “De prinses die weigert met een man te praten – Fabels en legendes uit Thailand Nr 10 deel 5 van 5”

  1. Rob V. zegt op

    Ik had deel 4 van 5 gemist. Slim van de prins dat door te vertellen wat een vrouw volgens hem denkt, en de plank natuurlijk mis slaat, de prinses aan het praten kreeg. Zou ze “nee” hebben gezegd als niet met de prins had willen trouwen?


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website