Schilderij ‘De kwakzalver’ van Jan Steen                                                                                             

Voor een toelichting zie deze link: https://www.thailandblog.nl/achtergrond/verhaal-khamsing-srinawk/

Hij herinnerde zich dat hij de jongeman had gezien, een maand of wat geleden. Had dezelfde kleren aan; olijfgroene broek, vaal blauw-rood shirt en zwarte bril. En een vierkante, zwarte dokterstas. Kinderen uit de buurt noemden hem een kwakzalverdokter maar hij hoorde zoveel nieuwe woorden de laatste tijd, hij had geen idee wat voor dokter een kwakzalver was.

Eerder had de kamnan van het dorp twee dokters laten komen om voor de karbouwen te zorgen want die gingen kapot aan een pestziekte. Vanaf die dag wist hij het: er zijn karbouwdokters, koeiendokters, varkensdokters en hondendokters. Omdat hij dacht dat die twee karbouwdokters misschien wel kwakzalvers waren vroeg hij ze ongegeneerd ‘Zeg jongens, jullie twee zijn vast wel kwakzalvers, niet?’

Hij kreeg van hen een standje vanwege gebrek aan respect en toen wist hij nóg niet wat een kwakzalverdokter nu eigenlijk was. Hij zag de heren verontwaardigd vertrekken en toen zijn schoonzoon voorbij kwam vroeg hij hem ‘Wat doet een kwakzalver eigenlijk?’

‘Ze behandelen mensen zoals wij’ antwoordde zijn schoonzoon ongeduldig. Maar toen schoonvader in ongeloof reageerde voegde hij er aan toe: ‘Hun medicijn is wel verrekte goed! Als je met je tanden ligt te klapperen van de malaria krijg je één injectie en je bent boven Jan. Kijk naar de oude heer Si; hij had zijn kinderen al gevraagd planken te zagen voor zijn kist, toen kreeg ie één injectie en nu eet ie weer als een paard.’

‘O, geven ze ook injecties?’ zei hij peinzend. ‘Dan doen ze dus hetzelfde als de karbouwdokters, niet?’ Maar zijn schoonzoon zei geen ja en geen nee en lachte maar wat. Zijn schoonpa, opa Sa, die zich alleen maar bezighield met karbouwen en ander vee, was verbaasd over de fantastische gaven van deze dokters en moest denken aan Oma Ma, zijn partner door dik en dun.

‘Ze had waarschijnlijk te weinig goede daden verricht om nog te leven en deze kwakzalvers te zien’ klaagde hij. ‘Een beetje koorts doodde haar terwijl de oude meneer Si beter werd nadat ie weet ik hoe vaak op het randje lag.’

Meneer Sa

Meneer Sa was net 70 geworden. Zijn huid was gerimpeld maar hij was nog steeds sterk zat om wat te doen in de buurt. Hij had veel kinderen en kleinkinderen en op twee na waren die verhuisd. Alleen zijn jongste zoon en dochter, beiden getrouwd, woonden vlak bij elkaar. Ze waren niet rijk dus werkten op hun rijstveldje en deelden de oogst. De oude man leefde nu hier, dan daar en hielp bij wat gedaan moest worden.

Naast de zorg voor de kinderen lette hij op de huizen als er niemand was. Daar was hij trots op; zelfs blij mee. Hij was eerst ontzet toen Smokey, hun enige hond, dood gevonden werd (vergiftigd, zeiden de kinderen) maar kwam daar overheen toen hij bedacht dat dit hem wel de kans gaf een echte hulp te zijn voor de familie nu hij op zijn eentje de huizen moest bewaken.

Op de dag dat Smokey verdween hadden dieven bijna alle kippen gejat uit de ren van zijn zoon. ‘Laat maar zitten, jongen, weg is weg. Van nu af aan gaat jouw vader Smokey’s werk doen’ bood hij zich vrijwillig aan. Zoon en schoonzoon bouwden een keet voor hem bij de stal van de karbouw en sindsdien hoorden de buren hem iedere nacht daar zijn betel fijnstampen. Of hoesten.

‘Als ik de hond moet vervangen, laat ik dat dan goed doen. Ik kan niet blaffen maar mijn keel schrapen kan wel. Ahum, ahum!’ Zo dacht meneer Sa. En hoewel zijn hoestje heser en zwakker werd met de tijd vond hij dat het juist beter ging. Maar Opa Sa stond zwak op zijn benen en dommelde wel eens in. Soms gleed de betelpruim onverwacht door zijn keel naar binnen… Eten, wat hem vroeger zo smaakte, kreeg hij niet meer door zijn keel.

De vierkante, zwarte dokterstas

De jongeman liep langzaam naar het huis en lachte. De oude man twijfelde even, niet wetend wat te zeggen. ‘Wat doe je hier, jongeman?’ vroeg hij hem. ‘Ik bezocht net mijn  patiënten in dat huis daar.’ Hij wees naar het huis zodat de oude man wist dat hij dokter was. ‘Wil jij niet wat medicijnen bij de hand hebben, oom?’

Zonder op antwoord te wachten kwam hij de treden op, zette de zwarte, vierkante dokterstas neer, en stopte zijn zonnebril weg.  ‘OK, dokter, wat heb je zoal aan medicijnen? Heb je iets om mijn eetlust te verbeteren?’ ‘Ja, ik heb alles wat je maar wilt, oom, zeg maar wat het probleem is en dan geef ik je de juiste medicijnen.’

‘Nou, kijk. Drie nachten terug kreeg ik pijn in mijn keel, verloor mijn stem, en halverwege de nacht begon mijn hart te trillen. Soms val ik zomaar in slaap en kan ik niks eten en drinken.’ ‘Zo zo’ mompelde de jongeman, ‘Dat betekent dat je maar weinig slaap hebt gehad. Draai je maar eens om, oom.’

Toen de oude man zich omdraaide rommelde hij in zijn tas. ‘Waar heb ik mijn instrumenten? Kom eens wat dichterbij…’ Hij voelde met zijn duim aan alle wervels, aan de ribben en klopte er op als op een holle boom. ‘Nou, draai je maar eens om en doe je mond open. Laat je tong eens zien.’ Hij klopte eens op de borst van de oude man.

‘Mijn hoofd voelt niet goed. Klop daar eens op, misschien zit er iets niet goed.’ De dokter lachte wat en klopte vijf keer op zijn voorhoofd. ‘Je lijkt wel een boer!’ lachte de oude man. ‘Wij kloppen ook zo om te zien of een watermeloen rijp is. Is ie rijp dan zegt ie ‘uk uk’. Als we naar rapen zoeken dan kloppen we op de grond en hoor je ‘chu chu’ dan moet je gaan graven. Heb je wat gevonden, dokter?’

‘Meer dan één ding’ zei de dokter serieus. ‘Natuurlijk! Mijn hoofd doet ‘pung pung’. Ik heb niet genoeg centen voor als er veel mis is. En wat er is is voor de kinderen, die werken in het rijstveld.’ De dokter: ‘OK oom. Ik geef je drie pillen. Neem er één per dag voor je gaat slapen. En zeg je kinderen dat ik morgen terugkom.’

De pillen

In de avond viel er regen. Het houtvuurtje om de muggen te verdrijven gaf wat rood schijnsel. Toen de oude man de albino buffel zag herkauwen kreeg ie trek in betel. Het kookvuur in de huizen van dochter en zoon was al uit. Hij zat in het donker. Hij tastte naar zijn betel en herinnerde zich de pillen die hij had gekregen.

‘Bijna nog vergeten ook’ verweet hij zichzelf en nam er een in zijn mond. De lichtelijk zoete smaak prikkelde hem. In zijn jeugd al had hij gehoord dat als een pil goed smaakt dat het dan de juiste pil is en de ziekte snel over is. Toen hij zich herinnerde dat zijn schoonzoon de medicijnen ‘verrekte goed’ had genoemd werd hij helemaal blij en vergat het voorschrift. Hij nam nog een pil, en die smaakte nog zoeter.

‘Zie je wel, dit is heel goed voor wat ik mankeer. Lekker en zoet.’ En hij nam ook de derde pil. ‘Ziekte, ga nu weg, en geef mij mijn eetlust terug.’

De karbouw is gestolen!

Laat de volgende morgen riepen zoon en dochter en hun partners in tranen ‘Pa, de karbouw is weg! Pa!’ 

Zijn dochter was de eerste die herrie maakte toen ze zag dat de stal leeg was. ‘Het hek aan de oostkant is neer! Dieven hebben de karbouw meegenomen!’ Ze renden naar de omheining. Zijn zoon tierde: ‘Hoe krijgen we nu rijst? Het rijstveld staat blank, de zaailingen liggen klaar, hoe gaan we nu ploegen?’

Ze stonden verstomd toen ze keken naar de keet. Het zonlicht verlichtte het gezicht van de oude man, met zijn ogen dicht en diep in slaap. Ze gingen naar hem toe en troffen hem tevreden snurkend aan. De dochter schudde hem door elkaar. ‘Pa! Vader!’  riepen ze allemaal. ‘Huh?’ Hij draaide zich nog eens om. ‘Pa, ze hebben de karbouw gejat!’ ‘Huh?’ zei hij slaperig.

De vierkante, zwarte dokterstas bewoog met zijn passen mee en hij liep op zijn gemak, met zijn fleurige shirt in de laaghangende mist. ‘Hoe is ’t hier?’ vroeg hij met een brede glimlach. ‘Heeft oom goed geslapen?’ Maar iedereen zweeg.

‘Heb je goed geslapen, oom? Gisteren gaf ik je drie slaappillen.’ Hij glimlachte en keek iedereen aan. ‘Waaat?’ zei de zoon. ‘Dus het waren slaappillen! Hij gaf iets om Pa in slaap te krijgen! Hij is een van de dieven!’

Een dik eind hout kwam krakend neer achter in de nek van de jongeman. Hij draaide een slag en viel op zijn gezicht. De  vierkante, zwarte dokterstas viel de andere kant op…

(1958)

The Quack Doctor, หมอ เถื่อน; uit: Khamsing Srinawk, The Politician & Other Stories. Vertaling en bewerking: Erik Kuijpers. Dit verhaal is ingekort.

1 reactie op “De kwakzalver, een kort verhaal van Khamsing Srinawk”

  1. Tino Kuis zegt op

    Ah, een mooi verhaal van mijn favoriete Thaise schrijver, Khamsing, de ‘Gouden Leeuw’. In de zeventiger jaren waren deze verhalen een tijdje verboden.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website