Je maakt van alles mee in Thailand (259)

(Redactionele bronvermelding: Bubbers BB / Shutterstock.com)
Alhoewel de Thai niet echt veel verschilt van de gemiddelde Belg of Nederlander maak je in Thailand toch soms iets mee wat je in Belgie of Nederland niet zo gauw zal meemaken. Daar gaat deze reeks verhalen over. Vandaag een nieuw verhaal van Lieven Kattestaart: ‘Aan de boemel’.
Aan de boemel
Reizen per trein in Thailand heeft zo zijn charmes. Velen hebben hier al verslag van gedaan, en daarbij vaak deze manier van openbaar vervoer bewierookt. Laat ik dus maar meteen vertellen dat diezelfde charmes zo goed als afwezig zijn in het grootste deel van dit verhaal.
Na een verblijf van vele weken bij schoonma op het platteland keerden we noodgedwongen terug naar Bangkok.
We, dat zijn mijn vrouw Oy en ik. Noodgedwongen omdat mijn verlofdagen net zo schaars werden als ijsvrij-dagen in de Isaan, en ook omdat wij, door aangename Thaise temperaturen verweekt, nodig weer eens door Nederlandse kou en tegenwind bevangen dienden te worden.
Vanaf het piepkleine stationnetje van Chakkarat namen we de trein naar Korat, wat slechts een korte rit is. Aldaar aangekomen ontspoorde de zaak echter al snel.
Ongelooflijke drukte op de perrons. Was het een speciale Boeddha-dag, waarop iedereen vrij had en op bezoek ging bij familie? Was de Baiyoke-2 een tikje uit het lood gezakt, en was men nu in hordes op weg naar Bangkok om een menselijke stut te vormen? Het zou een raadsel blijven.
Ietwat verwilderd staarde ik naar de lange rijen voor de loketten, en mijn eerdere idee van een taxi naar Bangkok begon weer kopjes te geven. Maar dit stuitte op het stootblok van eega’s zuinigheid. Taxi’s waren duur en de meeste chauffeurs daarvan gehaaide oplichters, in haar opinie.
Na veel gewacht, gezweet en zware achterhoedegevechten met pelotons duwende Thais kreeg Oy toch twee kaartjes te pakken.
Hoera.
Toen wat later ons vervoer het station binnenrolde, kon mijn zojuist verworven jubelstemming weer op een zijspoor. Want het stalen monster puilde al aan alle kanten uit met inzittenden.
Langs de trein naar achteren sjokkend, gebukt onder hitte en rugzak, hoopten we een wagon te vinden die niet leek op een overvuld sardineblik.
Helemaal achteraan was er een beetje lucht, en hesen we onszelf tussen enkele Thais op een balkonnetje.
Om daar te blijven.
Want er was simpelweg geen doorkomen aan. Het had me niet verbaasd als zelfs de machinist nog verstekelingen van zijn instrumentenpaneel moest vegen om in ieder geval iets van het spoor te kunnen zien.
Wat later rammelden we, gezeten op rugzak en omringd door glimlachende besandaalden, het station uit.
En vreemd genoeg beviel het prima. Want eenmaal onderweg begon ik te beseffen dat we eigenlijk helemaal niet mochten klagen. We zaten prima, hadden meer ruimte dan vele andere passagiers en kregen zelfs nog een beetje verkoeling van de rijwind.
Eigenlijk waren we de koning te rijk en wie deed ons wat?
Van koning naar pauper vergde exact drie minuten.
Want toen kreeg pettemans van de spoorwegpolitie ons in de smiezen. Oom agent, bierbuikig en gezegend met het aimabele voorkomen van Pablo Escobar na een mislukte drugsdeal, gebaarde driftig hem te volgen.
Ik voelde er helemaal niks voor, want ik zat net zo lekker. Het mocht niet baten want Oy vond het verstandiger de dikke gezagsdrager niet tegen de haren in te strijken. Strakke pet op het hoofd, enorme zonnebril op het vlezige gelaat, en klein kanon op de heup ging hij ons voor door de wagons. Zuchtend van frustratie en zeulend met de zware rugzak liep ik achter hem aan. Mezelf afvragend wat voor goocheltruc deze dwarsligger in vredesnaam ging uithalen om ons ergens een plaatsje te bezorgen in dit broeierige pakhuis op wielen.
Na zowat de ganse trein te hebben doorlopen vond onze vette roerganger een gaatje en hield halt bij een al propvolle coupé.
Nors gebaarde hij ruimte te maken voor ons. Ik keek naar de gezichten van de gezetenen, en begreep dat we net zo welkom waren als een wekker op maandagochtend.
Opgelaten, en met veel gewurm vonden we toch een plaatsje. De rugzakken tussen de benen geklemd, omdat er nergens anders plaats voor was.
Oy vond zelfs nog de beleefdheid de dienstklopper te bedanken met een stralende lach, maar daar moet je Thai voor zijn, en mij lukte het dan ook niet.
Ingeklemd tussen een broodmagere man in een soort Mao-pak, en een gezette dame met plastic tassen vol groente, probeerde ik niet aan de komende stomende uren te denken. Omdat de helft van de ventilatoren bewegingsloos aan het plafond hing was het bloedheet in de coupé. Waarbij de rijwind die me even daarvoor nog koel had gehouden, nu uit het raam kwam en meer weghad van een hete föhn.
Genegeerd door onze buren, die dachten dat we onszelf door de pliesie een plaatsje hadden laten bezorgen, dacht ik met weemoed terug aan de eerste ongedwongen minuten van onze treinreis.
Na een uur of wat ongenadige hitte en sacherijnig boemelen richting het verre Bangkok, begon ik lichtelijk te wanhopen. De scherpe elleboog van magere Mao prikte pijnlijk in mijn zij, en de vrouw naast me was niet alleen groot, maar dijde zo te zien nog steeds verder uit. Een zweterige onderarm als een ham lag half over me heen, de weinige verkoeling die ik kreeg nog verder om zeep helpend. De vrees bestond dat ik verzwolgen zou zijn door deze vrouwelijke vleesberg lang voordat we Hualamphong bereikten.
Zelden heb ik me ergens meer verhit, ongemakkelijk en ongewenst gevoeld.
Dan, temidden van deze misère, minderde de trein vaart en rolde even later een station binnen. Ongeduldig uitziend naar Bangkok, waar verlossing, hotelkamer en een verfrissende douche wachtten, kon ik dit verdere oponthoud missen als kiespijn.
Geen bazuingeschal, geen klaroenstoten.
Toch verschenen daar de engelen.
Thaise, welteverstaan.
Beladen met gele plastic emmers en grote dienbladen. Gevuld met ijs, bier, en gebakken kip. Halleluja.
Oy, die het moment perfect aanvoelde, begon meteen alle naaste medepassagiers te bevragen. Of ze soms erge honger hadden en zo mogelijk nog ergere dorst?
Gevolg: emmers werden geleegd, dienbladen geplunderd, en venters die beladen met geld de wagon uit wankelden.
De sfeer was in no-time compleet omgeslagen. Van mortuarium-stilte naar de rumoerige gezelligheid van een verjaardagsfeestje.
Magere Mao legde een grote voorliefde aan de dag voor condensdruipende blikjes Singha, en verbaasde me met de snelheid waarmee hij deze naar binnen goot. Aan mijn andere zijde werd er iemand nog dikker door het afkluiven van flink wat gebakken kip, en wegwerken van bakjes mango-kleefrijst.
De coupé-vloer was in een mum van tijd een kleurig mozaiek van piepschuim, mangoschillen, Birdy-blikjes, en afgekloven botten.
En zo, familiekiekjes uitwisselend en ieders levensverwachting met jaren bekortend door het innemen van sloten suiker, vet en alcohol, rolden we voor mijn gevoel minuten later al station Hualamphong binnen.
Waar bij het uitstappen de ‘Sawasdee Khraps en ‘Chok Dii’s je om de oren vlogen.
Had ik niet beter geweten, dan hadden we zojuist roerend afscheid genomen van een stel oude bekenden.
Toch was ik blij weer buiten te staan.
Al was het maar omdat mijn rugwervels aangaven wel weer eens op hun originele plek te willen schieten, en mijn ribben aandrongen op een weekendje wellness om de elleboog van een bepaalde medepassagier te vergeten.
Deze rit, hoe gezellig hij ook eindigde, heeft mij voorgoed genezen van reizen per trein in Thailand.
We nemen nu een taxi.
Is sneller, comfortabeler, én, bijkomend voordeel, de chauffeur zorgt er wel voor dat je geen engelen nodig hebt om van je geld af te komen.
Over deze blogger

-
Lieven Kattestaart (1963) woont samen met vrouw Oy op het mooie Goeree-Overflakkee.
Is werkzaam als havenmeester en bezoekt sinds 1993 het verre Thailand, waar hij in 98' Oy leerde kennen en haar overhaalde de zon vaarwel te zeggen en zich in dit kille moeras achter de dijken te vestigen.
Tegenwoordig de vakantieweken meestal doorbrengend in het Isaanse optrekje van schoonmoeder, afgewisseld met wat strandhangen in Pattaya, of klem zitten in bus of trein om andere en onbekende Thaise streken te bezoeken.
Zich voornemend na pensionering samen met Oy in Thailand te gaan wonen, en beiden kunnen nauwelijks wachten tot het zover is.
Hobby's: zodra er zich een inspiratie-vonkje aandient, doch meestal gekweld door schrijversblok, het toetsenbord beroeren teneinde het mooie Thailandblog van een nieuw stukje te voorzien, het beoefenen van lichamelijke bezigheid door middel van joggen (uiteraard met mate) online schaken, en het af en toe drinken van een prima Single Malt en daarbij wegdampen van een sigaar van Cubaanse origine.
Ja Bedankt Lieven,
Je hebt, met je verhaal, m’n vooroordeel weer gestaafd om nooit met de trein te reizen.
Ik ben inmiddels’n behoorlijk verwend nest geworden.
Trek al meer dan 20 jaar door Thailand. Meestal per fiets, en is het aluminium ros voorzien van E-ondersteuning. Maar het vliegtuig en bus genieten m’n voorkeur en mag m’n fiets meenemen.
Volgende keer geen 3e klas ticket meer kopen.
Tweede klas is aangenaam en eerste klas is beter dan in de Nederlandse treinen.Douche en toilet aanwezig voor 6 afgesloten cabines van 2 personen.
Weer op een mooie manier omschreven belevenis …
Ik reis in Thailand altijd met de trein, eerste klas is perfect geregeld en je kan lekker slapen.
En ontbijt op bed. Eigen wasbakje ,regelbare airco en tv monitor.
Ja, zo ervaar ik dat ook (ook 2e klasse nachttreinen van of naar Chang Mai of Suratthani om te slapen).
2e klas is inderdaad prima reizen.
Onderste bed is gemakkelijker,maar ook eerder uitverkocht. Koffer past onder de stoelen.
Ik denk dat ik er al zo’n 100 keer gebruik van gemaakt.
De 1e klas alleen bij de covid uitbraak gebruik van gemaakt.
Mooi en humoristisch geschreven, zoals altijd. Maar ditmaal deel ik jouw mening niet .
Op mijn jaarlijkse reisje door Thailand verkies ik nog altijd de trein boven het andere vervoer, als de route beschikbaar is. Voor mij is dat heel ontspannend want ik heb het nodig om regelmatig mijn benen eens te strekken.
s ‘Nachts boek ik het onderste bed 2de klas. Maar tijdens de dag zoveel mogelijk 3d klas. Ik hou van het gewemel tussen de Thais en geniet met open vensters van de omgeving. Als het traject te veel uren is, verdeel ik het over 2 dagen. Nu ik al beetje engels kan en met tablet kan ik op het laatste minuut in de trein nog te beslissen. Spijtig dat er nu na covid minder foodventers zijn die op en een lopen door de trein, maar ik hou de Thai goed in het oog, die weten altijd wel aan lekkers te geraken.
Beste Lieve, dank voor je reactie.
Maar het het ging in dit verhaaltje niet over een normale treinreis. Verre van zelfs. We waren al blij kaartjes te kunnen krijgen en je kon in de trein werkelijk over de koppen lopen. Geen zitplaats te bekennen, bemoeizuchtige politieman erbij, bedompte hitte en geirriteerde medepassagiers. Daarbij weet ik niet eens meer of dit boemeltje wel over een eerste-klas beschikte.
Dat is echt heel wat anders dan op een normale dag een kaartje kopen en dan heerlijk rustig genieten van het uitzicht, wat snackjes wegwerken en ondertussen wat keuvelen met de Thaise medereizigers.
Wat daarvoor ook voor ons de normale gang van zaken was, en waar ik ook op hoopte.
Het verhaal ging dan ook veel meer om deze specifieke ervaring, dus alle spoor-liefhebbers kunnen gerust zijn, we hebben de trein niet in de ban gedaan.
Vriendelijke groet,
Lieven.
Prachtig verhaal ! Daarom hou ik van Thailand ! Het spontane…
Nou Lieven,
Jouw kennelijk onvergetelijke lijdensweg (met rugzak in plaats van kruis) heeft toch maar weer een mooi stukje opgeleverd waarvan ook ik weer heb genoten.
Ik ken die route. Heb ‘m heen en terug gereden, maar dan wel op ‘normale’ dagen.
Normaal gesproken heeft elk treinkaartje een zitplaatsnummer, dus ik denk dat pettemans jullie naar de zitplaatsnummers op jullie kaartjes dirigeerde.
Slimme meid is jouw Oy, door de medepassagiers te paaien met eten en drinken. Thai schijnen altijd wel trek te hebben.
En de meest memorabele herinneringen zijn het gevolg van interactie met anderen.
“Bestijg nooit de trein zonder Uw valies met dromen,
dan vind ge in elke stad behoorlijk onderkomen….”