Het Eucalyptus bos

Dat is dan weer een voordeel van buiten te wonen: achter ons huis ligt een bos. Een eucalyptusbos, en ik heb zelf kunnen meemaken waarom eucalyptus hier aangeplant wordt. Die reden is niet anders dan de reden waarom datzelfde soort bos de wereld verovert: het schiet op als onkruid, en er wordt krantenpapier van gemaakt.
Vorige lente werd het hele bos omgehakt. Een triestig zicht: ineens waren alle bomen weg. Hier en daar nog een stomp met een tak, dat was het. Ik had het niet geloofd als ik het niet zelf gezien had: een jaar later staat het er alweer in volle glorie, en de spitse, langwerpige blaadjes zijn groener dan ooit.
Er zijn een paar grotere vaste bewoners in het bos, waarvan ik me afvroeg waar ze een onderkomen konden vinden. Geen erg: ze zijn ook terug. De twee mannetjes koels en hun wijfje, en de spoorkoekoeken (coucals) ook. Die spoorkoekoeken horen tot de koekoek familie al lijken ze eerder op zwart-bruine fazanten en verzorgen ze zelf hun jongen. Het enige opmerkelijke aan deze mooie, schuwe vogels is dat de rollen bij hen omgekeerd zijn: het mannetje s kleiner, en hij zorgt voor het broedsel.
Natuurlijk wonen er nog heel wat vogels maar de mussen, de mynahs en de duiven zitten net zo goed in onze tuin. De koels zien we elke dag wanneer de moerbeiboom bij de buren vruchten draagt, en een spoorkoekoek sluipt soms ’s morgens heel vroeg tussen de struiken.
Er zijn ook dieren die hier tijdelijk logeren, zelfs maar voor een nacht. In bepaalde maanden zoals november pauzeren kolonies vogels er voor de nacht: het lawaai begint pas tegen tien-elf uur en dikwijls lijkt het een show: net alsof een komediant sketches opvoert, waarna iedereen in lachen uitbarst!
Regelmatige bezoekers zijn de koeien en zeboes van een boerin wat verderop: ze voert haar kudden langs de achtermuur naar andere weiden. Ook dat gaat gepaard met een bevreemdend lawaaierig ritueel: aanzwellend getrappel, wild gesnuif, het gekraak van de struikjes, ruwe huiden die tegen de muur aanschurken. Maar nooit is er geloei.
Verder is er een roedel wilde honden dat hier in het droge seizoen pleegt rond te hangen, al heb ik ze dit jaar nog weinig gehoord. Niet dat het me stoort, integendeel!
Maar de grootste bevolkingsgroep van dit bos hoor je pas wanneer het regenseizoen in aantocht of in volle swing is: duizenden – wat zeg ik? Tienduizenden – kikkers. Paul Mc Cartney heeft ooit een frog chorus (https://youtu.be/6PMiP90ntZ8) geschreven dat in een leuk kikker-tekenfilmpje gebruikt wordt – zoek het eens op! – en daar doet het me onvermijdelijk aan denken. Dit bos wordt tijdens het regenseizoen omgetoverd tot een moeras, en soms zelfs tot een wilde rivier, maar nog voor een druppel gevallen is, beginnen de concerten al.
Ze zijn luidruchtig, maar terzelfdertijd brult er een soort aanzwellende oerkracht doorheen, zeker wanneer die dan aangevuld wordt door cicadengekrijs. Ik weet wel: dit is een aangelegd bos, maar kijk, zelfs zo’n aangelegd bos wordt een deel van de natuur, als je het zijn gang wat laat.
Op zo’n avonden ga ik tegen tien uur ’s avonds als betoverd zitten lezen in de keuken. Buiten is het aardedonker, maar toch lijkt er een geheim licht over het water te zweven. Vertel het geen Thai, want van alle bijgelovige volkeren in Zuidoost Azië is er geen zo makkelijk onder de indruk als de Thais: die denken meteen dat een Mae Nak er huist!
Kijk eens wat er onlangs in Australië en Portugal is gebeurd, eucalyptusbommen zijn brandbommen. Kijk maar uit voor de Mae nak.