Jan Hegman (alias Farang tingtong) (61) is een rasechte Rotterdammer; hij is er geboren en getogen. Jan heeft drie kinderen en hij is getrouwd met de Thaise Lek. Na meer dan 35 jaar werkzaam te zijn geweest bij verschillende (stukgoed) bedrijven in de Rotterdamse haven, werkt hij alweer 10 jaar bij een groot transportbedrijf in Rotterdam.

Het moet 1995 geweest zijn: Bijna was het dan zover: nog een goeie maand en dan vakantie, voor het eerst in mijn leven naar Thailand. Hoe zou het daar zijn? Ik had er al veel over gehoord, maar dit is toch anders. Nu ga ik er zelf naartoe. De tempels op de foto’s zijn zo prachtig, ik ben benieuwd hoe ze er in werkelijkheid uit zien.

Vakantie: het kwam er gewoon nooit van, vroeger had ik niet veel te makke. Toen de kinderen uit mijn vorige huwelijk nog klein waren, bestond de vakantie uit een lang weekendje naar de Veluwe, of dagelijks met de trein op en neer naar Hoek van Holland. Ook niks mis mee hoor, maar naar Thailand, dat is effe wat anders.

Waar denk je aan, vraagt ze vanuit haar stoel in de hoek van de kamer. Och niets bijzonders, antwoord ik.  Ik was toen al vijf jaar samen met haar. Ze kent mij door en door. Ben je zenuwachtig, vraagt ze. Zenuwachtig?, antwoord ik op een schijnbaar verbaasde toon en met een nog meer verbaasde blik: Ja, voor met het vliegtuig, antwoordt ze.

Je kan nergens heen als je in zo’n ding zit

Ik heb het niet zo op vliegen, weet je. Je kan nergens heen als je in zo’n ding zit. Als er wat gebeurt, dan ligt je leven in de handen van de piloot, had ik het gevoel. Niets voor mij, ik heb liever zelf de regie en controle over alles.

Ik had al eens gevlogen, maar nooit zo lang, een klein stukkie maar, voor mijn werk naar Duitsland en weer terug. Dit was wel even andere koek: elf uur in zo’n ding, ik werd al een beetje onrustig bij de gedachte. Vind je het vervelend als ik de kachel iets lager zet, het is hier zo warm, vroeg ik haar.

Uit het zuiden van Thailand komt ze, met ZE bedoel ik Lek, mijn vriendin (heden mijn vrouw). Als we er zijn, dan laat ik jou mijn huis zien waar ik geboren ben en dan zie je mijn broer en mijn zus en mijn .. even viel er een stilte en ze staarde wat voor zich uit. Wat wilde je zeggen schat, vroeg ik haar.

Ik hoop dat het met moeder al wat beter gaat, dacht ze hardop. Ze was laatst erg ziek geweest. Maar ze is sterk, zei ik troostend. Alsof ik dat weten kon; ik had haar namelijk nog nooit ontmoet, dus hoe kon ik nu weten of ze sterk was?

We kopen wat moois voor je moeder, een mooi cadeau! Wat wil je dan kopen, vroeg Lek. Iets speciaals, zei ik, waar ze heel blij van wordt, iets typisch Hollands, bijvoorbeeld een mooi popje in Hollandse klederdracht of iets dergelijks.

En terwijl ik het uitsprak, bedacht ik dat zo de vooroordelen die over Nederland bestonden – die van de tulpen, klompen, molentjes – misschien wel door mensen zoals ik met dit soort cadeaus de wereld in zijn geholpen, of een lekkere zak drop, grapte ik er achteraan.

Lek glimlachte als een boerin die kiespijn heeft. Niet leuk?, vroeg ik. Mijn moeder weet niet waar Holland is, zij kent alleen haar dorp en de talat. Toen ze nog goed kon lopen, verkocht ze fruit op de markt en toen vader nog leefde, werkte hij op het land.

Ja, vader was nog niet zo oud, een hartaanval zeiden ze, en toen moest moeder het allemaal alleen doen. Ze verkocht mango’s, ramboetan, en banaan allemaal van ons eigen land, en na schooltijd ging ik dan moeder helpen.

Plotseling veerde ze op uit haar stoel: ramboetan aroy mak mak. Mmm, ik ga veel eten als ik bij moeder ben. Ja, juichte ik met haar mee, blij omdat haar aandacht even bij haar zieke moeder en haar overleden vader weg was. Ik ben ook benieuwd hoe ze smaken als ze vers zijn, maar eerst nog effies elf uurtjes vliegen, zei ik bijna onhoorbaar.

Het was zover, de grote dag: vakantie!

IJsberend liep ik door de kamer, het was zover: de grote dag, vakantie! De taxi kon elk moment komen. Het was januari en het had licht gesneeuwd. Buiten was alles een beetje wit. Zou het vliegtuig wel vertrekken met die sneeuw?, mijmerde ik. Er klonk gegrinnik op uit de gang. Doe je ook alvast je jas aan, hij komt zo, zei ze. Nog snel even voordat de taxi komt een laatste check door het huis kijken of alles is afgesloten. Triiing, de deurbel ging. Taxi, riep een man door de intercom.

Aan het einde van de straat keek ik nog even over mijn schouder, nou dag huisje tot over zes weken. Bij gate 044 daar moeten we zijn, zei Lek. Kijk daar staat hij, en ze wees naar een kolossaal vliegtuig. China Airlines pronkte er op de zijkant van de Boeing, wat een joekel van een ding dat de lucht in kan.

De bemanning was ons ook zojuist gepasseerd. Die bestond uit een paar Aziatische schonen en al wat oudere en grijze heren. Die laatsten moesten wel de piloten zijn, praatte ik mezelf aan, want hoe ouder hoe meer ervaring, dacht ik. We mochten naar binnen, stoel 37 stond er op mijn boarding pass. Gelukkig bij het gangpad, kon ik af en toe mijn benen strekken. want met mijn één meter negentig moest ik er niet aan denken om elf uur opgevouwen te zitten.

Lek zat in het midden en naast haar zat een wat oudere dame die vriendelijk naar mij en Lek knikte, en alvast een gesprekje begon aan te slingeren met de woorden: Zo daar gaan we dan. Ja, inderdaad, antwoordde ik zo ontspannen mogelijk. Ja, daar gaan we dan! Lek is zo klein, die zou nog in het bagagerek passen, geen probleem.

Please fasten your seatbelt, vroeg een stewardess aan mij, die zo bij een missverkiezing kon zijn weggelopen. Nou als er wat gebeurt, dan ben ik in ieder geval in mooi gezelschap, dacht ik, en daarmee doelde ik natuurlijk ook op mijn eigen Lek, want hoewel die stewardess mooi was; van mijn Lek zou ze de missverkiezing nooit winnen.

Fasten your seatbelt

Mister. Please fasten your seatbelt, vroeg zij nogmaals. O, sorry, antwoordde ik. Thank you, zei ze vriendelijk glimlachend, terwijl ze gelijk controleerde of de bagagekastjes goed dicht waren en zich er geen handbagage op de grond bevond.

Het vliegtuig taxiede over de baan en begon snelheid te maken. Ik hield de hand van Lek vast. Komt goed schat, zei ze terwijl ze mijn wat zweterige hand drukte. Vind je het vervelend als ik de kachel iets lager zet, het is hier zo warm, grapte ik terwijl het vliegtuig opsteeg.

Toen het vliegtuig eenmaal op de juiste hoogte van 10.000 ft was, en koers zette richting onze vakantiebestemming, zei Lek geruststellend tegen mij: Nu niet meer eng teerak, zelfde als in de bus. Ik slaakte een diepe zucht en bedacht opeens dat diegene die de slogan Bangkok City of Angels bedacht heeft, mijn eigen lieve Lek moet zijn tegen gekomen.

1 reactie op “‘Voor de eerste keer naar Thailand’ (lezersinzending)”

  1. JosNT zegt op

    Mooi verhaal Jan.

    Ja, er zijn dingen die je nooit vergeet en na zoveel jaren nog zo duidelijk zijn alsof ze gisteren gebeurd zijn. In de tweede helft van de negentiger jaren van vorige eeuw ben ik meerdere keren naar Thailand gereisd en elke keer vroeg ik op het reisbureau naar een vlucht met China Airlines. Ik vond de Boeing 747 een machtig vliegtuig en die roze bloem op de staart was prachtig. Het aankomstuur in Bangkok was ideaal en de bediening geweldig. Toen kon je nog eten met echt bestek en geen plastic spulletjes. Ik heb na al die jaren nog altijd een mini vliegtuigje van CI op mijn kast staan. Maar gelukkig had ik geen vliegangst.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website