Isan, het vergeten stuk Thailand

Door Hans Bos
Geplaatst in Isaan
Tags: , , ,
15 juni 2010
Isan Thailand

De Isan vormt het grootste deel van Thailand en telt ook de meeste inwoners. En toch is deze gigantische hoogvlakte het ondergeschoven kindje van het land, op slechts een paar uur rijden van Bangkok. De meeste toeristen laten dit gebied links liggen (of rechts, als ze naar Chiang Mai reizen).

Met Laos (en de Mekong) in het noorden en oosten en Cambodja in het zuiden, vormt de Isan een fantastisch gebied om te ontdekken. Er valt meer te zien en te beleven dan menigeen in één reis kan verwerken. Het uitzicht is anders, het eten eveneens, om nog maar te zwijgen van zeden en gewoonten en de vele historische bouwwerken die dateren uit vervlogen eeuwen. Een groot deel van de Isan maakte immers deel uit van het grote rijk van de Khmer uit Cambodja.

Hier vinden we geen spectaculaire eilanden en stranden, geen interessante bergstammen, maar schitterende nationale parken, vergezichten over de Mekong en opmerkelijke feesten en festiviteiten. Waarom dan relatief zo weinig buitenlandse bezoekers? Misschien is het wat monotone landschap de oorzaak, zeker in de droge tijd tussen november en mei? De wegen in het gebied zijn zonder meer uitstekend, dus daar kan het niet aan liggen. Wie het weet, mag het zeggen.

We beginnen deze rondrit op autoweg 2 (richting Nakhon Ratchasima/Korat), bij het Nationale park Khao Yai, op 200 kilometer van Bangkok. Dit park is vorig jaar door de Unesco uitgeroepen tot werelderfgoed. Het beslaat een oppervlakte van meer dan 2100 vierkante kilometer en kent een hoogteverschil van dik 1000 meter. In het park is sprake van een geweldige variëteit aan flora en fauna. Daarmee is het een van de minst aangetaste moessonwouden op het Aziatische vasteland. Het park is grotendeels goed toegankelijk en beschikt over uitkijktorens bij belangrijke drinkplekken, restaurants en mogelijkheden om in of in de nabijheid van het park te overnachten.

National-park-Khao-Yai

Hier vinden we nog een stuk of 200 olifanten in het wild, maar ook verschillende soorten herten, wilde zwijnen, luipaarden, beren, zeldzame vleermuizen, neushoornvogels en zelfs tijgers. De beste periode om dieren te zien, ligt in de regentijd, van mei tot oktober, hoewel de meeste bezoekers de voorkeur geven aan de koelere periode in de rest van het jaar. Het kan er dan overigens best fris zijn. Omdat het park groot genoeg is om te verdwalen, verdient een goede gids aanbeveling. Om het park goed te leren kennen, is in feite een meerdaags verblijf nodig. Vergeet niet een muggenmiddel mee te nemen en een verrekijker.

Aan de rand van het park treffen we een opmerkelijk wijngoed, Château des Brumes. Met behulp van Franse experts probeert de eigenaar hier al ruim tien jaar een goede kwaliteit wijn te maken. Met succes, al liggen de prijzen niet bepaald laag. Gasten kunnen op de Village Farm overnachten en fietsen in de omgeving. En uiteraard een goed glas wijn drinken. In Kaeng Hin Peurg ligt een nieuw traject om te raften op de rivier, geschikt voor internationaal toerisme, al kan het er af en toe ‘wild’ aan toe gaan.

Korat, poort naar de Isan

Nakhon Ratchasima (Korat) vormt de poort naar het noordoosten. De stad fungeerde in de Vietnamoorlog eind jaren zestig als militair steunpunt voor de VS. Een bezoek aan de stad hoeft niet meer dan een middag te kosten. Het Mahaweerawong museum beschikt over een indrukwekkende verzameling van oude objecten uit de Khmertijd. En in het centrum zien we het monument van Thao Suranari, die in 1826 met ander vrouwvolk tegen de Laotianen ten strijde trok. Uiteraard met de overwinning tot gevolg. En eveneens uiteraard wordt dat eind maart, begin april groots gevierd.

Een bijzondere indruk laat het Khmer-heiligdom in Phi Mai achter. Het is nu precies duizend jaar geleden gebouwd en daarmee ouder dan de grote tempel van Angkor in Cambodja, waarmee het overigens door een weg was verbonden. Beide tempels vertonen opvallende overeenkomsten.

Phi Mai

Het heiligdom is niet groot in oppervlakte, maar wel in bezienswaardigheid. Het is in ieder geval op een verantwoorde manier gereconstrueerd, iets wat niet veel andere historische monumenten in Thailand kunnen zeggen. Op doordeweekse dagen is het hier vrij rustig. Het nationale museum ligt naast de Sa Kwan, een waterreservoir uit de 12de eeuw. Het museum herbergt veel antieke beeldhouwwerken. Een bezoek aan Phi Mai is niet compleet zonder een blik op de Sai Ngam, de grootste en oudste boom van Thailand, die een heel eiland overkapt. Aan de overkant van de weg is het heerlijk lunchen.

Khon Kaen

We zoeken de 2 weer op en gaan op weg naar Khon Kaen, eveneens een voormalig militair steunpunt van de Amerikanen. De lengte van de startbaan op het lokale vliegveld maakt deze geschikt voor de grootste toestellen, al wordt er nauwelijks gebruik van gemaakt. De gelijknamige provincie is overwegend landelijk en vormt het hart van de Isan. Gedreven door een groeiende economie is hier genoeg te beleven op gebied van bars en restaurants. De vele goede hotels maken Khon Kaen een aangename stedelijke tussenstop op weg naar Nong Khai, aan de Mekong. We vinden hier een nachtmarkt en veel winkels die zijde en katoen aanbieden uit de Isan. Menigeen koop hier een mawn khwaan, het harde driehoekige kussen als ondersteuning van de elleboog als we op de grond zitten. Ons advies: leeg kopen en thuis vullen, bespaart veel slepen.

Gek op slangen? Ga dan naar King Cobra Village het dorp van de koningscobra’s; Ban Khok Sa-Nga, waar de beesten op uitgebreide schaal worden gekweekt.
Roi Et heeft niet meer de functie die het drie eeuwen geleden had: vesting ter verdediging tegen de Laotianen. De stad telde destijds 11 torens. Nu is het een moderne stad met ongeveer 40.000 inwoners. Het kunstmatige meer heeft een eiland met een Boeddhabeeld.

Grens met Laos

In Nong Khai eindigt de 2, de Friendship Highway. De rivier Mekong vormt een brede en duidelijke grens met Laos. De Vriendschapsbrug vormt de enige verbinding met de Laotiaanse hoofdstad Vientiane en is betaald door Australië. De brug stamt uit 1994 en meet bijna 1200 meter. Sinds kort rijdt hier ook een trein over. De Laotiaanse regering verstrekt aan de grens toeristenvisa à raison van 30 USD of een gelijk bedrag in Baht. Omdat de regelingen regelmatig veranderen, is navraag bij de Laotiaanse ambassade in Bangkok aan te bevelen.

Sala Kaew Ku

Aan de Thaise kant rijen villa’s, hotels, guesthouses en bars, met hier en daar een Chinees-Frans toefje. De sfeer in Nong Khai is zonder meer ontspannen, het eten op de markt in het stadje uitermate smakelijk, al is het alleen al vanwege het uitzicht op de (bijna lege) Laotiaanse oevers. Kom tot rust in Nong Khai. Hier vallen ook anderszins koopjes te halen.
Een van de hoogtepunten van een bezoek aan het ‘bruggenhoofd’ Nong Khai is een bezoek aan het uitermate merkwaardige, maar wellicht daardoor indrukwekkende Sala Kaew Ku, In 1978 begon de ‘zwerfmonnik’ Luang Pu met het vervaardigen van een beeldentuin, vol bizarre en surrealistische beelden met filosofische inslag. Het hoogste beeld meet 25 meter en beeldt een Boeddha uit die op een veelkoppige draak zit.

Ook het ‘Rad van het Leven’ is de moeite van het bekijken waard. De monnik predikte een merkwaardige mix van hindoeïsme en boeddhisme en nog wat meer religies, maar verzamelde een hele schare volgelingen om hem heen. Wellicht nog merkwaardiger, fascinerender, raadselachtiger en zelfs griezeliger is dat het stoffelijk overschot van de in 1996 overleden Luang Pu zou weigeren te vergaan. De bezoeker die een paar Baht neertelt, kan hem in de verte achter glas zien liggen. Nong Khai telt naast deze beeldentuin nog een paar tempels die eveneens de moeite waard zijn.

Wieg van de mensheid

In Nong Khai gaan we rechtsaf, richting Nakhon Phanom. Linksaf leidt naar de provincie Loei, dat steeds meer bekendheid geniet vanwege de wijnbouw. Maar wij volgen de Mekong naar het stadje Nakhon. Onderweg stoppen we diverse keren vanwege het fraaie uitzicht op de rivier of een imposante tempel. Ook Nakhon Phanom moet het hebben van het uitzicht op het bruine water en de veerbootjes. Zo te zien ligt het leukste landschap, stevige bergen, aan de Laotiaanse kant. Na het vertrek van de Amerikanen en de sluiting van bars en clubs is hier niet veel meer te beleven.

Landinwaarts ligt wat sommigen noemen, de ‘wieg van de mensheid’, Ban Chiang. De stad ligt op 50 kilometer ten oosten van Udon Thani. Bij opgravingen zijn resten aangetroffen van meer dan 7500 jaar oud. Een groot deel daarvan is te bezichtigen in het Ban Chiang National Museum. Op een prehistorisch kerkhof zijn meer dan 50 menselijke skeletten gevonden en het nodige keramiek en bronzen objecten. Sinds 1992 hoort het gebied volgens Unesco tot het Werelderfgoed. Inwoners van Ban Chiang bieden veel artefacten aan, maar zelfs valse mogen niet worden uitgevoerd. Niet kopen, dus. Udon Thani is een goede plek om te overnachten. De Amerikanen hebben er een rits koffietentjes, restaurants, clubs en hotel achtergelaten.

100 kilo goud

Wat Phra That Phanom

Na dit uitstapje rijden we weer terug naar de Mekong, op weg naar That Phanom. Het stadje zelfs laat nauwelijks indruk achter, de Wat Phra That Phanom doet dat des te meer. Het is een regionaal monument en wordt bezocht door boeddhisten uit de verre omtrek en zelfs van Bangkok. Zij laten zich graag fotograferen voor de geweldige chedi, in Laotiaanse stijl, en 57 meter hoog. Naar verluidt is de spits versierd met ruim 100 kilo goud. Volgens velen is dit de mooiste van heel Laos. Hoe oud de tempel zelf is, weet niemand, maar een leeftijd van ruim 1500 jaar is niet uitgesloten.

In het nabijgelegen park kan de bezoeker zich ontspannen. Interessant is de Laotiaanse markt op maandag- en donderdagochtend. Wie dol is op Laotiaanse kruidenmengsel, voor eten of gezondheid, is hier aan het goede adres.
Dat geldt ook voor het stadje Mukdahan, eveneens aan de oever van de Mekong, tegenover de Laotiaanse stad Savannakhet. Dit is een van de leukere stadjes van de regio. Zeker in het weekeinde laat Mukdahan zien waarom het een handelscentrum van betekenis is. In ieder geval het fototoestel niet vergeten! Sinds kort verbindt een brug de beide steden, als onderdeel van een snelle verbinding van en naar Vietnam.

Op het drielandenpunt, waar Laos, Cambodja en Thailand elkaar raken, begin de provincie Ubon Ratchatani. Dit is een landschappelijk schitterend gebied, door de Tourism Authority of Thailand omgedoopt in ‘de Smaragden Driehoek’. De hoofdstad Ubon Ratchatani (stad van de lotusbloemen) laat zien dat de stad met ruim 100.000 inwoners duidelijk in de Isan ligt. Ook dit was een militair steunpunt voor de VS tijdens de Vietnamoorlog. Nu is het een centrum voor scholing en economische ontwikkeling.

De nabijgelegen Laotiaanse grens zorgt voor een constante toevloed van buitenlandse gasten. Die komen uiteraard ook voor de nationale museum van Ubon, ondergebracht in een voormalig paleis uit de tijd van Rama VI. De stad zelf is ruim voorzien van fraaie tempels.
De Pha Taem (klif) bij het alleraardigste stadje Khong Jiam, waar de rivieren Mekong en Mun  samenvloeien vinden we oude schilderingen uit de tweede en derde eeuw voor onze jaartelling. Dit is een superromantisch gebied, met watervallen, stroomversnellingen en strandjes. Een eigen vervoermiddel is hier wel meegenomen.

Olifanten en nog eens olifanten

Olifanten

Zeker voor wie in november in de buurt is, mag een trip naar Surin niet ontbreken. Het hele jaar is in provincie en gelijknamige hoofdstad weinig te beleven, maar als de jaarlijkse ‘Elephant Roundup’ van start gaat, lijkt Surin nog het meest op een stad in het Zuiden van Nederland in de carnavalsperiode.. Van heinde en verre trekken de mahouts met hun dikhuiden naar Surin, vaak meer dan 300 stuks. Op een voetbalveld laten de beesten zien waartoe ze in staat zijn en waren, van oorlog voeren, via het slepen van boomstammen tot olifantenvoetbal. Buiten de hekken is het een ware kermis, maar altijd gezellig. En wie buiten deze periode veel olifanten wil aanschouwen, kan terecht in het olifantendorp Ban Tha Klang, op ongeveer zestig kilometer van Surin. De hoofdrolspelers van de roundup worden hier klaargestoomd en laten elke zaterdag hun kunsten zien. Dit is het échte olifantenland en daar komen bezoekers uit alle werelddelen op af. Op weg naar Tha Klang is een stop in Khwao Sinarin de moeite waard, het centrum voor eersteklas zijde en zilversmeedwerk.

In de provincie Buriram willen we dan nog resten van de andere belangrijke Khmer-tempels bezichtigen. In totaal telt de provincie ruim 140 ruïnes.  De Phanom Rung is, gerestaureerd, onbetwist de mooist. Die ligt op een uitgebluste vulkaan, temidden van rijstvelden. De bouw is in de elfde eeuw begonnen en werd in de dertiende eeuw beëindigd. De monumentale toegangsweg van dik 160 meter is wereldbekend. Restauratie van het complex heeft bijna 18 jaar geduurd. Het geheel is indrukwekkend. Kijk vooral naar de versierde deurlijst boven de oostelijke hoofdingang. Het verdween in de jaren zestig en dook jaren later op in een museum in het Amerikaanse Chicago. Na lang touwtrekken is het weer op de oorspronkelijke plaats teruggekeerd.

In de Isan valt veel en veel meer te zien dan we hier in kort bestek kunnen vermelden. De regio wemelt van de natuurparken, ruïnes, tempels en schitterende uitzichten. Een georganiseerde rondreis is een uitstekende manier om voor de eerste keer met dit onbekende stuk Thailand kennis te maken. De repeater kan ook kiezen voor een huurauto, al dan niet met chauffeur. De doorgewinterde reiziger reist per trein of vliegtuig naar de plaats(en) van bestemming en maakt van daaruit uitstapjes. Rondtrekken door de Isan hoeft niet veel te kosten, gezien de vriendelijke prijzen van accommodaties en restaurants.

Er zijn geen reacties mogelijk.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website