De Dharmasalaroute van Angkor naar Phimai
Het kerngebied van het immense Khmer-rijk (9e tot de helft van de 15e eeuw) – waartoe een flink stuk van het huidige Thailand mag gerekend worden – werd centralistisch vanuit Angkor bestuurd. Dit centrale gezag was met de rest van het imperium verbonden door een netwerk van bevaarbare waterwegen en meer dan duizend kilometer aan goed onderhouden verharde en opgehoogde wegen die waren voorzien van de nodige infrastructuur om het reizen te vergemakkelijken, zoals overdekte halteplaatsen, medische posten en waterbekkens.
De chronologie van dit wegennet is onduidelijk omdat het vaak om hergebruikte infrastructuur gaat. Maar uit onderzoek dat de laatste decennia werd uitgevoerd blijkt dat de aanleg van dit wegennet wellicht de verdienste is geweest van één specifieke heerser, zijnde Jayavarman VII, die van 1182 tot 1218 over het Khmerrijk regeerde. Hij was een van de meest in het oog springende Khmervorsten die niet alleen de grootste territoriale expansie van het rijk bewerkstelligde en tal van schitterende tempels en paleizen liet bouwen maar ook het Brahmanisme aan het hof verving door het Mahayana Boeddhisme.
De belangrijkste van de onder zijn supervisie aangelegde wegen was de noordwestelijke route die van Angkor naar Phimai – het toenmalige Vimaya – liep. Een deel van deze route was echter in oorsprong veel ouder en heeft wellicht wortels in de prehistorie. In de loop van het archeologisch onderzoek dat in 2008 werd uitgevoerd door het Living Angkor Road Project – een gezamenlijk Thais-Cambodjaans archeologisch team – werden de resten van niet minder dan 23 prehistorische nederzettingen ontdekt langs deze route. Deze weg, die vaak de Dharmasalaroute wordt genoemd, was dus naar alle waarschijnlijkheid al meer dan duizend jaar oud, toen hij werd verbeterd en uitgebreid onder het bewind van Jayavarman VII.
De Khmer hielden niet van half werk. Ze verhoogden het wegdek zodat de route minder vatbaar was voor overstromingen in het regenseizoen en verbreedden het dusdanig dat twee ossenkarren zonder problemen elkaar konden passeren. De oudste vermelding van de route en meteen ook het bewijs van het belang dat eraan werd gehecht is terug te vinden als een inscriptie die in het sanskriet werd uitgebeiteld op een stele bij de in 1181 opgetrokken Preah Khan-tempel in Angkor. In deze tekst werden onder meer de door de koning gebouwde halteplaatsen langs deze weg opgesomd. Er is nog een andere, minstens 130 jaar oudere tekst die terug te vinden is bij de in 1046 afgewerkte Prasat Don Kau die refereert aan een ‘vrah phlu’ of ‘Heilige Weg’ die naar het noordwesten liep maar het is, bij gebrek aan andere referentiepunten niet zeker of het hier over één en dezelfde weg gaat… Een aantal andere inscripties uit de elfde eeuw onder meer bij Phnom Sreh en Sdok Kok Thom refereren aan waterbassins, bruggen en rustplaatsen maar helaas niet naar een geografische situering. Al deze teksten voeden echter wel de theorie dat Jayavaraman VII gebruik heeft gemaakt van een oudere wegeninfrastructuur om de Dharmasalaroute te construeren.
De andere hoofdwegen, onder meer naar het noordoosten, oosten en zuiden werden al tussen de negende en elfde eeuw geconstrueerd. Dat had veel te maken met het ontsluiten van een mogelijke handelsroute naar China maar nog meer met het neerslaan van rebellieën en andere militaire campagnes, onder meer tegen de Cham en de Dai Viet. Om troepen en de nodige voorraden snel ter plaatse te krijgen was een goede wegeninfrastructuur van primordiaal belang. De aanleg van de noordwestelijke verbindingsweg, die één van de belangrijkste verbindingswegen in het rijk was, begon later en viel – toeval of niet – ongeveer samen met de territoriale uitbreiding van het rijk in die richting. Het moet alleszins een huzarenstukje zijn geweest want een groot deel van deze route liep door de jungle of geaccidenteerd terrein. Het traject had een lengte van precies 225 kilometer en verbond Angkor, de hoofdstad en het religieuze centrum van het rijk met Phimai. Hij liep via de Ta Muen Thom-pas door het Dangrek-gebergte dat vandaag de grens tussen Thailand en Cambodja vormt. De eerste site voorbij deze onherbergzame passage was het indrukwekkende, op de top van een uitgedoofde vulkaan gebouwde Prasat Phanom Rung tempelcomplex.
De naam Dharmasala verwijst naar de zeventien, in stevige laterietblokken opgetrokken dharmasala of gastenverblijven voor reizigers die, telkens met een kleine tussenafstand van om en bij de twintig kilometer waren opgetrokken en bijgevolg tijdens een dagmars gemakkelijk konden worden bereikt. Buiten de dharmasala kon men eveneens op geregelde afstand de zogenaamde ku of arokayasala aantreffen die als hospitalen dienstdeden. Ook deze gebouwen waren in lateriet en zandsteen gebouwd en een aantal hebben min of meer ongeschonden de tand des tijds overleefd. Dat kan echter niet gezegd worden van de hutten en bijgebouwen die op deze sites waren gebouwd, onder meer als gastenverblijven want deze houten gebouwen zijn allemaal al lang van de aardbodem verdwenen. Dit is volgens de meeste archeologen ook de reden waarom er nauwelijks sporen – op enkele laterieten pijlers na- zijn terug te vinden van de vele bruggen die onder het bewind van Jayavaraman VII moeten zijn gebouwd, want ook hier werd vooral met hardhout gewerkt dat na enkele decennia in dit onbarmhartige klimaat was weggerot….
Zowel de dharmasala als de arokayasala lijken zowel qua uiterlijk als qua grondplan sterk op elkaar en hadden allemaal dezelfde vijf, karakteristieke architecturale kenmerken gemeenschappelijk: centraal in deze sites situeerde zich een schrijn. Het complex werd ommuurd door een manshoge en vooral stevige muur in laterietblokken. Grachten waren eerder uitzonderlijk. Die vond men gewoonlijk alleen rond de prasat, de grotere tempels. Aan de buitenkant van deze omheiningsmuur was aan de noordoostelijke zijde steeds een waterbassin te vinden net zoals er op het terrein ook telkens een bannasala te vinden was, een bijgebouwtje dat vermoedelijk als bibliotheek en opslagruimte dienstdeed. Een gopura of toegangsgebouw in de ommuring gaf toegang tot het centrale gedeelte met het schrijn dat vaak door een prang of kolfvormige toren werd bekroond. De dharmasala werden ook vaak als ‘vuurhuizen’ of ‘huizen met vuur’ omschreven en dat had waarschijnlijk te maken met een vuurgerelateerd Bramanistisch ritueel dat er in werd uitgevoerd.
Een ander en erg opvallend kenmerk is dat het interieur van deze gebouwen werd afgewerkt maar dat dit nooit gebeurde met de buitenzijde van zowel dharmasala als de arokayasala. Blijkbaar had dit alles te maken met het hoge tempo waarmee dit ambitieuze bouwprogramma onder Jayavaraman VII werd opgestart én gefinaliseerd. Het was duidelijk dat het reizigerscomfort primeerde op het esthetische aspect van deze bouwsels. Het gebruik van inferieur materiaal en dito technieken heeft de gebouwen langs de route geen deugd gedaan. Wellicht om kosten te besparen maakte men gebruik van het veelvuldig in de regio voorkomende lateriet in plaats van de duurdere zandsteen. Lateriet werd in het gebied dat we vandaag als Cambodja kennen, vooral gebruikt als funderingsmateriaal of voor het optrekken van de muren die de tempelcomplexen omwalden. Maar in Isaan, de noordoostelijke regio van het huidige Thailand, werden de hele tempels, inclusief de dakgewelven, met dit ruwe materiaal gebouwd. Zandsteen werd enkel aangewend voor deuromlijstingen, raamkozijnen of andere decoratieve elementen. Het gebrek aan deugdelijk materiaal en het feit dat er lang niet genoeg geschoolde steenhouwers en bouwvakkers in Isaan voorhanden waren, is één van de hoofdoorzaken waarom zoveel van deze gebouwen al een paar eeuwen later erg waren vervallen. DE beste vaklui werkten immers aan de immense Bayontempel in Angkor, Jayavaraman VII’s meest prestigieuze bouwproject.
De meeste sporen van deze legendarische weg zijn inmiddels compleet verdwenen. Alleen net voor de Prasat Hin Phimai ligt nog een deel van de oorspronkelijke weg. Het is overigens een bizar detail dat dit tempelcomplex niet, zoals de meeste Khmertempels, op het oosten gericht werd gebouwd, maar dat het centrale heiligdom in een zuidoostelijke richting werd georiënteerd waardoor dit imposante tempelcomplex naadloos aansluit op de Dhramasalaroute.
Ik begrijp dat koken geld kost en dat er op dit ogenblik echt niet een overvloed aan middelen is in Thailand maar het is wel een beetje jammer dat de Thaise autoriteiten niet meer inspanningen leveren om het intrigerende verhaal van de Dharmasalroute beter in kaart te brengen en, zeker wat de meest bedreigde ruïnes betreft, die afdoend te beschermen tegen verder verval. Ik heb zelf een tijdlang meegewerkt aan een project dat door het provinciebestuur van Buriram was opgezet en waarbij gericht een aantal potentiële sites werden onderzocht. Uit wat ik ter plaatse mocht vaststellen was dat er veel goede wil en enthousiasme bestond maar dat een aantal belangrijke structuren wel reddeloos verloren waren gegaan… Dit had men kunnen vermijden indien men in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, toen het Thaise Fine Arts Departement een aantal van de belangrijkste sites begon te restaureren, over een gecoördineerd plan van aanpak had beschikt maar dat plan is er, meer dan een halve eeuw later nog steeds niet… En dat kan men alleen maar betreuren…
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond29 november 2024Wat Phra Kaew: de tempel van de smaragdgroene Boeddha
- Bezienswaardigheden24 november 2024Het Leng Buai Iaschrijn in Bangkok
- Achtergrond22 oktober 2024Si Satchanalai & Chaliang Historical park: de omweg meer dan waard
- Eten en drinken17 oktober 2024Culinaire herinneringen van een bourgondisch tafelaar – Chinatown & Yaowarat road (Bangkok)
Interessant artikel, maar kan niks terug vinden op het net over de Dharmasalaroute, dharmasala (stad in India?).
Ik wil wat meer info over deze geschiedenis.
Zijn dit idd de officiële namen of is dit een verkeerde vertaling?
DHARMASALA is een hindi woord betkent gratis verblijfplaats in de naam van religie.
Dharmasala. Ja, en SALA is verwant met ons woord ZAAL. Wat een ศาลา sala in Thailand is weten we natuurlijk wel.
‘-zaal’ in Oldenzaal betekent ook ‘woonplaats, onderkomen’ soms afgesleten tot ‘-sel’ als in Woensel. De taalkundige band tussen Holland en Cambodja.
Wie of wat hebben tot de ondergang van het machtige Khmerrijk bijgedragen? Dat is een streng bewaard geheim in de Thaise geschiedenis.
Zeer interessante bijdrage, waarvoor dank.
Je kunt googelen op Ancient Khmer Highway..
Interessant onderwerp overigens!
Ik geniet altijd van de verhalen van ome Jan en het laat maar eens zien dat er geen en-en is qua waardering vanuit de politiek.
Velen leven in het hier en nu maar dit laat maar weer eens zien dat er al vele eeuwen wordt gepoogd de mensheid vooruit te brengen en diezelfde mensheid maakt het zichzelf weer moeilijk tot in deze huidige tijd.
Ik vraag mij af of de dierenwereld ook zo destructief bezig is.
Erg interessant! Ik wilde 5 sterren geven, maar dat ging mis en er werden 2 sterren genoteerd.
Als je de pagina nog een keer laad dan kun je je stem wijzigingen (klik dan op 5 sterren). En nu ik hier toch ben: Jan weer bedankt voor je mooie stukjes!
Prachtig, omschreven bedankt daar voor December 2019 in Cambodja bij de Ankor Tempel geweest geweldig indrukwekkend. Gr.Jan van uit Laos
Net buiten Korat stad is er ook nog een stukje ruine te vinden dat behoort tot dezelfde route .
Ook in Soeng nung , (voorbij de Seagate plant ) ,daar kan je the old town of SEMA bezichtigen , dit is ook een deel van die route .
Ruudje
Beste Ruudje,
Er zijn – gelukkig – nog tal van ruïnes terug te vinden die een rechtstreekse link hebben met deze route. Maar van de weg zélf rest nauwelijks nog iets. Somige stukken werden later geïntegreerd in het wegennet en verdwenen onder het asfalt en het beton. De rest is door de ongenadig malende tanden des tijds verzwolgen….
Uit ervaring weet ik dat dit een prachtige route is, met voldoende goede hotels en resorts, maar hoe komt dat deze bij zo weinig reisorganisaties op het programma staat?
Beste Jan,
Nog stééds lees ik deze posting met plezier en weemoed.
En hoop dat de landsgrens bij Choam Chnam weer rap geopend wordt, zodst ik weer es ‘n fietstour díé richting op kan maken, vanuit Ubon.