‘Thaise naweetjes en dingen die je bijblijven’

Na een lang, welverdiend en tot op het bot afgekloven verblijf in Thailand, dringt zich soms het volgende probleempje op.
En wel de prangende vraag om na deze genoten vrije tijd nu wel of niet allerlei prullaria mee terug te slepen richting heimat en hoofdverblijf.
Nu zult u tegenwerpen dat u, als regelmatig bezoeker ( of nog beter, alreeds diepgeworteld bewoner van Thaise terra firma ), dit zeer oppervlakkige stadium al decennia geleden ontstegen bent.
Waar ziet men u voor aan, een stuitend onaangepaste Thailandganger die al in paniek raakt als zijn favoriete merk hagelslag niet in de schappen van de Big-C prijkt?
Kom nou.
Wég met die toeristische onzin van het oeverloos aanschaffen van met uiterst lichtzinnige logo’s bedrukte T-shirts, ( ‘I survived Pattaya but my marriage didn’t’) en andere spiritueel weinig verheffende spreuken, spotgoedkope spijkerbroeken met op frauduleuze wijze bekomen modemerk-logo, of het bij menig neusvervellend toerist nog immer populaire houten olifantje.
Al of niet in buurland Laos in elkaar geknutseld.
Doch voordat u mij als schrijver dezes beschuldigt van de intellectuele diepgang van een badeendje, het al of niet aanschaffen van genoemde waar is gelukkig niet het onderwerp van dit verhaal.
Nee, het gaat over een geheel ander soort souvenirs.
Die welke men opdoet in den verre Oriënt, met onuitwisbaar krijt op de ziel worden gekalkt, en vaak onverwachts en ongewild voor uw geestesoog verschijnen, lang nadat de hierboven genoemde namaak-koopwaar al weer vrolijk bij het Nederlandse grofvuil is gezet.
Want ik weet niet hoe het u allen vergaat, maar tijdens het rondslenteren in Thailand overkomt me van alles waar ik niet op gerekend had.
Nu heb ik om te beginnen niets te klagen, laat dat duidelijk zijn.
Niet na het wekenlang op mijn luie farang-krent liggen, genieten van de Thaise zon, plaatselijk geproduceerd bier innemen alsof het uit de handel zal worden genomen, en gewillige deernes in massagesalons manend mij te bepotelen tot het zeer gaat doen.
Als een Pasja van Pens rondwarend in het Thaise ondermaanse.
Daarbij de in deze vakantietijden toch al bevreesde bankrekening plunderend, teneinde alle geneugten des levens een kans te kunnen geven.
Behalve dan die ene waar Pattaya zo bekend om staat.
Dit laatste vooral ingegeven door het constant wakend oog van vrouw Oy.
Die me ooit dreigde met een vroege voorjaars-snoei aangaande mijn geliefd wormvormig aanhangsel, mocht ik ooit mijn roestvrijstalen zelfbeheersing verliezen en me in de zwoele armen van een barhangende femme fatale storten.
Daar het vooruitzicht ooit nog eens als eunuch te ontwaken,( met mijn voormalig gereedschap te drogen hangend over het tweesterren-hotelbalkon,) nergens op mijn verlanglijstje staat, ben ik tot nu toe een voorbeeldig bewandelaar van het rechte pad gebleken.
Dit, zo mag ik wel zeggen, tot wederzijds genoegen.
Dat niet alle vakantie-herinneringen echter een oorkonde verdienen, is ook een feit.
Maar, ( zoals mijn oude grootvader in zijn oneindige wijsheid ooit al zei ) schuim komt altijd bovendrijven, en dus blijken sommige ervaringen opgedaan in het onvolprezen Siam nog steeds op te kunnen borrelen waar en wanneer ze maar willen.
Zo was daar tijdens de laatste vakantie ons bezoek aan een kleine kliniek in de Soi Buakhaow te Pattaya, alwaar vrouw Oy een probaat tegengif probeerde te vinden tegen een haar al dagenlang plagend blafhoestje.
Mijn eigen idee tot verbetering van de klachten, namelijk het ietsje minder met kletsnatte kleding vanaf het ochtendlijke strand richting hotel sjokken, werd door haar niet ontvankelijk verklaard.
Aldus ontmoedigd wendden wij de steven richting dure raad, en de onvermijdelijke scheepsladingen Thaise antibiotica.
Na het licht paranoïde spitsroeden lopen in het Pattayaanse verkeer, trachtend geen voortijdig en uiterst roemloos einde te vinden onder de wielen van menig suïcidaal pick-up bestuurder of helmloos brommernozem zonder uitlaat, betraden wij de drukbevolkte kliniek.
Waarna vrouw Oy aanschoof in een kleine spreekkamer, ( zodanig hermetisch afgesloten van balie en inpandige wachtkamer dat alle aanwezigen niet alleen haar specifieke klachten konden vernemen, maar ook de behandelend geneesvrouw horen nadenken over welk blaartrekkend tarief zij ditmaal ging hanteren ) en ik op een wrakke stoel de aanstaande diagnose afwachtte.
Daarbij hopend op snelle voortgang der zaken.
Ook al omdat mijn knorrende maag zich afvroeg waarom haar heer en meester niet eerst even was aangeschoven bij een van die vele Thaise neringdoenden op de lange en gevaarlijke weg hierheen.
Uweetwel, die open pandjes adverterend met doortastende diensters, kosmisch kleine tafel-servetjes en zwaar foute oploskoffie.
Een oudere farang, bierbuikig, luchtig gekleed in mouwloos hemdje en daaruit puilende bossen zweterig borsthaar, kwam uit het toilet gescharreld en plaatste een longdrinkglas, geheel gevuld met zo te zien zijn eigen mistige ochtend-urine, pontificaal voor ieders neus op de balie.
Het glas, groot genoeg om de gemiddelde alcoholist aan het twijfelen te brengen en zich af te vragen of hij zoiets wel kon behappen, daarbij neerzettend alsof hij zojuist met twee vingers in de neus Einstein’s relativiteits-theorie had verbeterd.
Algehele hilariteit veroorzakend bij de witgejaste baliekluivers, want het plastic containertje wat hij voor deze lozing had meegekregen plaatste hij ernaast, ook al tot de rand toe gevuld.
Nadat de crew weer in de plooi was geschoten, en het gele gevaar met ernstig gezicht van de balie had verwijderd, beriep onze oudere afwaterings-deskundige zich terstond op overmacht.
Want het meegegeven plastic kleinood bleek te gering voor zijn blaasinhoud, dus had hij het eenzame glas van de wastafel er maar bijgepakt.
Wat vrouw Oy later meekreeg aan medicatie? Geen idee. De rekening daarvoor? Allang in de mist der vakantietijd verdwenen.
Maar dat tafereel in die Thaise wachtkamer blijft me waarschijnlijk voor de rest van mijn leven kopjes geven.
Weer andere herinneringen, naar ik dacht voorgoed opgeborgen in de krochten van mijn grijze massa, verschijnen soms ten tonele.
Zo is daar tante Ae.
Broodmager, alleenwonend, en getekend door de tand des tijds.
‘S avonds blikken ijsgekoeld Chang bier weglebberend door een rietje en voorts alles oppottend waar ze maar de knokige hand op kan leggen, resideert ze in een bouwvallige plattelandsbunker iets verderop in schoonma’s gehuchtje.
Bij een kleine ochtendlijke ‘Thambun’-ronde tijdens Songkran, opgestart door vrouw Oy ( daarbij poen uitdelend aan werkelijk iedere nooddruftige der aarde ) betraden we ook tante’s stoffige erf.
Dat op dat moment bevolkt werd door menig bezoekende zoon, dochter, en zowaar ook een enkele nicht. ( Die laatste zodanig wankelend onder het gewicht van veertien lagen lipstick en felpaarse nagellak dat men er zelfs in een beruchte badplaats schande van had gesproken. )
Bij het kennismaken werd ik ook terloops voorgesteld aan neef Thong.
Net toen ik vriendelijk naar hem waide ter kennismaking, voegde vrouw Oy me op vrolijke toon toe dat neef eigenlijk niet door het leven ging als Thong, maar als ‘Black Man’!
Het lijdend voorwerp, het kroesharig resultaat van tante’s ooit kortstondig samenzijn met een zwarte Amerikaanse soldaat, daarbij joviaal op de rug meppend.
Dit kleine doch niet onbelangrijke detail over zijn afkomst, was op dat moment echter alleen aan de ruggemepper bekend.
Me al schrapzettend voor de naverbranding over deze in mijn ogen wel zéér ongepaste opmerking aangaande neefs donkere teint, wenste ik hartgrondig dat vrouwlief eens ( en niet voor het eerst ) wat minder spontaan uit de Thaise hoek zou komen.
In deze politiek correcte tijden was zij, mijns inziens, nu niet bepaald de hoedster van de porceleinkast, en diende nodig eens nieuwe remblokjes te laten installeren op haar flapuit-persoontje.
Maar ik kon mijn kromme tenen en plaatsvervangende schaamte meteen weer opbergen, want de hele erfbevolking barstte vervolgens uit in het uitgelaten scanderen van ‘Black Man’.
Gelach en hilariteit alom. Niet in het minst afkomstig van neef Thong zelf, grijnzend van oor tot oor.
De simpele reden daarvoor?
Tante Ae.
Zijzelf was namelijk ook nooit verder gekomen dan die twee woordjes om Thong’s biologische vader mee aan te duiden.
Over deze blogger

-
Lieven Kattestaart (1963) woont samen met vrouw Oy op het mooie Goeree-Overflakkee.
Is werkzaam als havenmeester en bezoekt sinds 1993 het verre Thailand, waar hij in 98' Oy leerde kennen en haar overhaalde de zon vaarwel te zeggen en zich in dit kille moeras achter de dijken te vestigen.
Tegenwoordig de vakantieweken meestal doorbrengend in het Isaanse optrekje van schoonmoeder, afgewisseld met wat strandhangen in Pattaya, of klem zitten in bus of trein om andere en onbekende Thaise streken te bezoeken.
Zich voornemend na pensionering samen met Oy in Thailand te gaan wonen, en beiden kunnen nauwelijks wachten tot het zover is.
Hobby's: zodra er zich een inspiratie-vonkje aandient, doch meestal gekweld door schrijversblok, het toetsenbord beroeren teneinde het mooie Thailandblog van een nieuw stukje te voorzien, het beoefenen van lichamelijke bezigheid door middel van joggen (uiteraard met mate) online schaken, en het af en toe drinken van een prima Single Malt en daarbij wegdampen van een sigaar van Cubaanse origine.
Lees hier de laatste artikelen
Cultuur14 mei 2025‘De eerste keer Isaan’
Cultuur27 april 2025‘Van Queestes en Thaise Doolhoven’
Cultuur17 april 2025‘Thaise naweetjes en dingen die je bijblijven’
Leven in Thailand15 april 2025Je maakt van alles mee in Thailand (277)