Standbeeld van Khun Phaen in Suphan Buri

Thailand’s meest beroemde epos gaat over de tragische liefdesdriehoek tussen Khun Chang, Khun Phaen en de schone Wanthong. Het verhaal dateert waarschijnlijk uit de 17de eeuw en was van origine een mondelinge vertelling vol drama, tragiek, seks, avontuur en het supernatuurlijke. In de loop ter tijd is het constant aangepast en uitgebreid, en bleef zo een populair en vermakkelijk epos dat door rondreizende vertellers en troubadours werd uitgedragen. Het was aan het Siamese hof, eind negentiende eeuw, dat het verhaal voor het eerst werd vastgelegd op schrift. Zo onstond er een gestandaardiseerde, gekuiste versie, van dit beroemde verhaal. Chris Baker en Pashuk Phongpaichit vertaalde en bewerkte dit verhaal voor een Engelstalig publiek en publiceerde zo ‘The Tale of Khung Chang, Khun Phaen”.

Vandaag deel 3.

Khun Phaen en Wanthong maken ruzie

Phlai Kaeo keerde vanuit het verre noorden terug in de hoofdstad alwaar hij de oorlogsbuit aan de koning overhandigde. De koning van Ayutthaya was zeer voldaan met de behaalde resultaten en Phlai Kaeo kreeg daarom van hem de ambtelijke titel Khun Phaen¹. Tevens ontving hij een rijkelijk uitgevoerde boot. Kaeo, of sindsdien Khun Phean, begeleide zijn Laothong en haar twee bediende naar de boot. Deze was uitgevoerd met een dak en gordijnen en gaf zo bescherming tegen de zon alsmede eventueel spiedende ogen. Khun Phaen kon niet wachten zijn Wanthong weer terug te zien, de gehele tocht was zijn vrouw in zijn gedachte. De boot arriveerde in Suphan en Wanthong haastte zich naar de aanlegsteiger. Phaen stak zijn hoofd buiten de gordijnen en zag Wanthong naderen. “wat is er met haar? Ze ziet er zo mager uit! Zal ze ziek van eenzaamheid zijn geweest?” Wanthong gaf haar man een wai en wierp zich huilend aan zijn voeten. “Wat is er loos Phim? Welke last draag je op je hart?”.

“Mijn hart is als door een doorn gestoken, het is moeilijk voor mij om dit te zeggen… Ons bruidshuis ligt aan puin. Je bent verraden door je beste vriend. Khun Chang heeft mijn moeder wijsgemaakt dat je gesneuveld was, doodgestoken door de vijand. Als bewijs liet hij een urn met botresten zien. Dit heeft mij zeer ernstig ziek gemaakt en op advies van de abt heb ik toen mijn naam veranderd in Wanthong. Daardoor herstelde al snel weer. Chang waarschuwde echter dat ik als weduwe naar het paleis afgevoerd zou worden als zijnde koninklijk bezit. De enige uitweg was een huwelijk zo zei hij. Mijn moeder wist niet dat het een listige truc was en had alleen zijn geld voor ogen. Daarom heeft ze me zeven dagen geleden aan Khun Chang uitgehuwelijkt, maar ik ben zijn bruidshuis nog niet binnengetreden”.

Khun Phaen was woest, “Hoe kan een vriend mij dit aan doen?! Iedereen weet dat jij mijn vrouw bent en die kaalkop denkt dat hij je af kan pakken? Ik zal hem leren! En jij, mijn Wanthong, dat je zelfs na zeven dagen nog niet zijn bruidshuis hebt betreden is geweldig! Elke andere vrouw had haar eer inmiddels al verloren, je bent de meest fantastische vrouw in heel Ayuttaya! Maar die verdomde Chang, het stelen van mijn vrouw is als een aanval op mijn persoon. Ik zal hem leren!”. Hij trok zijn zwaard en rees het ten hemel.

Van achter het gordijn zag Laothong haar man schuimen van woede. Ze was bang dat hij in zijn razernij iemand iets aan zou doen en stapte op de kade om hem tegen te houden. “Wacht, rustig aan, denk eerst goed na voordat je iets doet. Je haalt je anders allerlei problemen op de hals, terwijl je nog maar één kant van het verhaal hebt gehoord. Wat als misschien toch sprake is van een vorm van instemming tussen de partijen? Dat zou kunnen verklaren wat deze man gedaan heeft”. Wanthong was door die opmerking als door de bliksem getroffen, “Wie denk jij wel niet dat je bent?! Mijn man een beetje vertellen wat hij wel of niet moet doen. Alsof jij perfect weet wat de goed en fout is. En dan hier iets verdachts achter zoeken… Mijnheer, is dit jouw echtgenote of wellicht één of andere maitresse? Verre familie soms? Of heb je een verweesde Laotiaan ontvoert uit het noorden?”.

“Wanthong, dit is mijn vrouw uit Chomthong. Ik heb geen geheimen. Haar ouders vroegen mij met haar te trouwen, haar naam is Laothong. Ik heb haar hier gebracht zodat ze respect aan jou kon tonen. Kalmeer jezelf alsjeblieft. Laothong geef Wanthong een wai. Wanthong toon wat begrip. Als er iets is dan praten we dat later wel uit”

“Genoeg! Ik wens helemaal geen wai van haar te ontvangen. Dat ik op deze manier moet vernemen dat je nog een vrouw hebt aangenomen, en dan ook nog eens allerhande beschuldingen aanhoren. Ze zaait alleen maar verwarring. Mag ik mij niet gekwetst voelen?”. Laothong kon wel vuurspugen toen ze Wanthong hoorde praten en riep in woede uit, “Ik wist niet dat jij zijn eerste vrouw was. Ik probeerde slechts mijn man te kalmeren. Ik ben niet meer dan een simpele Laotiaanse uit het oerwoud. Hier, laat me je een wai geven. Wees niet boos”. De twee vrouwen vlogen elkaar in de haren en lelijke woorden vlogen over en weer.

Khun Phaen brak in, “Wanthong hou jezelf in toom. Ken je dan geen enkele vrees voor mij, je bloedeigen echtgenoot?” Wanthong vuurde terug, “Wil je me soms slaan? Vreemd dat je dit gedrag nooit eerder hebt vertoond. Het is mij nu duidelijk dat je mij niet werkelijk liefhebt. Ik laat niet over me heenlopen! Deze miezerige Lao, eters van hagedissen en kikkers, die krijgt van mij een oplawaaier!”. Wanthong haalde uit, maar Laothong dook net op tijd weg en zo trof Wanthong haar echtgenoot vol in het gezicht. “Wat ben je toch vol van jezelf Wanthong, ik had bijna Khun Chang aan stukken gehakt, maar het is JIJ die hier de boel belazerd. Sterf Wanthong!” Hij stampte met zijn voeten en trok zijn zwaard.

Geshockeerd rende Wanthong vliegensvlug terug naar het huis en storte zich huilend op bed. “Oh mijn Phlai Kaeo, waarom heb ik toch geprobeerd mijzelf voor jou te bewaren? Overmant door emoties pakt ze een stuk touw. “Je hebt mij verworpen en straks ontkom ik niet aan een leven met Khun Chang. Een man waar ik helemaal niets voor voel. Ik zal een grote schande zijn. Hoe kan ik mijzelf nu nog respecteren? De dood is een betere oplossing. In dit leven ben ik je kwijtgeraakt, laat mij sterven en ik zal op je wachten in een volgend leven”. Wanthong bond het touw om haar nek en verhing zich.

Op dat moment stapte juist een bediende binnen, deze gilde het uit en riep om hulp. Khun Phaen ondernam niets, “Ik zal Wanthong niet missen”, keerde om en vertrok samen met Laothong en hun bedienden. Het was Khun Chang die te hulp sprong en zo het leven van Wanthong wist te redden.

Wanthong bleef bedroeft en kwam nog dagenlang het huis niet uit. Toen had haar moeder er genoeg van, “Jij weet niet wat goed voor je is, arrogant kind! Die man van je is er vandoor met een andere vrouw en komt niet meer terug. Ik wil je niet langer hier hebben. Waarom maak je nu zo’n probleem van Chang zijn kale hoofd? Bij hem zul je een comfortabel leven hebben. Stuk ellende, stop met janken als een klein kind”. Moeder trok Wanthong mee naar het bruidshuis en dwong haar naar binnen te gaan. Khun Chang greep haar vast en trok haar gretig naar binnen “vandaag zal ik eindelijk in de zevende hemel zijn!” Wanthong gilde het uit “Khun Chang probeert zich aan mij te vergrijpen! Khun Phaen, help mij toch! Help! Laat me los jij stuk vuilnis! Je hoofd is als een uitgedroogde kokosnoot!” Maar Khun Chang trok zich niets van haar verzet aan, hij greep haar bij de nek en worstelde haar op het bed. Wanthong draaide en hamerde op de muur. De hemel scheurde open, de regen kwam met bakken naar beneden en overspoelde gans het land. Naakt en alleen huilde ze urenlang. Haar gedachte dwaalde af naar haar man en ze wou niets liever dan sterven. Uit schaamte toonde ze zich twee dagen lang niet buiten. Vanaf nu was ze gedwongen bij Khun Chang te wonen. Haar hart was gebroken, haar ogen vol tranen.

Khun Phaen woonde samen met zijn Laothong, maar enkele dagen later dwaalde zijn gedachten af naar Wanthong. ‘Ik heb ondoordacht gehandeld, heb ik er wel goed aangedaan mijn vrouw te verwerpen? Misschien ben ik nog op tijd en heeft hij haar nog niet gehad”. Phaen besloot een bezoek te brengen aan het bruidshuis van Khun Chang. Daar aangekomen spiet hij naar binnen en ziet Laothong met Khun Chang op bed liggen. “Het lef, hoe durft ze! Nu al een nieuwe echtgenoot genomen. Dat zo’n mooie vrouw zo harteloos kan zijn. Ik had niet alleen op haar uiterlijk af moeten gaan. Ik kwam hier om je te halen maar nu ben je reeds bedoezeld. Waarom zou ik haar nu nog willen?”. Hij sprak een mantra uit, sloop naar binnen en overwoog het slapende koppel te doden. Uiteindelijk bond hij de twee aan elkaar, naakt, weerloos en vernedert. Toen vertrok hij.

Khun Phaen raakt Laothong kwijt

Meer dan een maand verstreek, toen kwam er bericht uit Ayutthaya. Khun Chang en Khun Phean werden opgeroepen zich te melden voor verdere training en dienstenverplichtingen in de hoofdstad. De achtergebleven Laothong werd getroffen door zware koorts en enkele dagen zweeft ze op het randje van de dood. Geneesheren konden haar niet helpen en er werd bericht gestuurd aan Khun Phaen. Bij het vernemen van het slechte nieuws voelde hij zijn plicht als echtgenoot om terug naar huis te keren. Khun Phaen had echter dienst en vroeg Khun Chang om zijn ronde over te nemen. Khun Chang stemde in, “maak je geen zorgen vriend, dat doe ik met gemak”. Khun Phaen was nog nauwelijks vertrokken toen de paleiswacht vernam dat hij niet op zijn post was. De koning was woest, “Vreest hij mijn autoriteit soms niet? Het is dat hij veel goeds heeft gedaan anders ging zijn hoofd er af. Leer die arrogante Khun Phaen een lesje, verban hem uit het paleis, stuur hem naar het buitengebied. Leg beslag op zijn vrouw”. En zo geschiedde.

Khun Phaen smeet een zwaard, koopt een paard en vind een geesteszoon

Khun Phean was nu eenzaam en alleen. Het deed hem meer dan ooit verlangen naar zijn eerste vrouw, zijn Wanthong. Zo kwam hij tot plan haar te kidknappen van Khun Chang. “Als Khun Chang achter mij aankomt dan zal ik hem doden. Ik vrees alleen de koning. Wat als hij troepen achter mij aanstuurt? Ik moet mezelf kunnen verdedigen. Als ze mij geen genade schenken zal ik ook hen doden. Ik zal een zwaard smeden, een paard kopen en een geesteszoon vinden. Dan kan ik elke vijand te lijf”. In de buitengebieden van het koninkrijk ging hij op zoek. Hij had bijzondere metalen nodig: de metalen van de de top van een stoepa, een paleis en een toegangspoort, de spijkers uit een doodskist, een gezegende kris en nog vele andere bijzondere bronnen. Al deze metalen werden verzameld en zo smeedde hij volgens de juiste rituelen zijn magische zwaard: Faa-Fuun². Zijn magische Faa-Fuun was sterker dan welk ander zwaard dan ook.

Khun Phaen vervolgde zijn tocht, op een begraafplaats trof hij het het lichaam van een overleden zwangere vrouw. Met zijn mantra’s had hij haar geest onder controle en verwijderde de foetus uit haar buik. Hij nam het huilende kind in zijn armen en doopte deze geest tot zijn Kuman Thong³. Met Kuman Thong aan zijn zij riep hij de geesten van nog vier andere graven op om hem te dienen. Met de hulp van deze geesten zou Khun Phaen onoverwinnelijk blijken in elk gevecht.

Als laatste zocht Khun Phaen nog een paard, krachtiger als alle anderen. Toen trof hij een handelaar met een paard die exact aan de geschriften voldeed. Dit paard noemde hij Sie-Mok⁴. Phaen was zeer tevreden, “Eindelijk kan ik wraak nemen op Khun Chang. Ik zal Wanthong meenemen. Wie mij ook achterna komt, ik kan iedereen aan, wel vijfduizend man.”

Khun Phaen betreedt het huis van Khun Chang

Na enkele maanden keerde Khun Phaen terug in Suphan, die nacht zou hij zijn Wanthong terug roven. Het was nacht toen hij aan de rand van Khun Chang’s huis stond. Khun Phaen gebruikte zijn geesten, magie en mantra’s om de bewoners in slaap te sussen en hem vrije toegang te verlenen.

Zelfs de geesten van het huis konden geen weerstand bieden. Ongezien sloop hij door het huis en hield halt bij een deur. Daar zag hij een mooie vrouw liggen, “Dit is niet Wanthong maar het zou haast wel een zus kunnen zijn”. Hij zag dat ze nog jong was en nog nooit intiem geweest met een man. Hij sprak een mantra uit om haar welgevallig te stellen en deed haar ontwaken, “Ik heb je lichaam betast, en gekust, ik dacht dat jij mijn Wanthong was. Waar is ze? Wees niet bang”. “Wat een grap. Je hebt de verkeerde vrouw te pakken. Mijn naam is Kaeo Kiriya⁵ en ik ben de dochter van de gouverneur van Sukhothai. Mijn vader is een vriend van Khun Chang. Ik ben uitgeleend omdat vader zijn openstaande schulden niet kan betalen.”. Phaen zei daarop dat hij haar met gemak vrij zou kunnen kopen, en flirt dan met haar. Een wind stak op, bloemen verspreiden hun sporen… Phaen gaf haar een diamanten ring en zwoor dat hij voor haar terug zou komen maar nu eerst Wanthong moest vinden. Kaeo Kiriya wees haar verse echtgenoot naar de juiste slaapkamer.

Met zijn zwaard in de aanslag trad hij de slaapkamer binnen. Daar lag Wanthong in de armen van Khun Chang. Khun Phaen ontstak in woede en hief zijn zwaard om hem aan stukken te rijten. Zijn Kuman Thong hield hem tegen, “Dood hem niet vader, maar breng hem schande en vernedering. Als je hem dood dan zullen de goden er zeker voor zorgen dat je gepakt wordt”. Phaen kalmeert en kijkt naar Wanthong, “Oh mijn Wanthong, wat zonde dat je je eer hebt weggeven. Je bent als een juweel in de handen van een aap. Liefst zou ik je in duizend stukken hakken. Oh zo zonde dat die viespeuk al aan je heeft gezeten”. Hij greep het hoofd van Khun Chang, “Met je verdomde kale kop laat je zelfs de vlooien hongerig” en tekende toen allerhande wilde dieren op Chang’s gezicht. Phaen liet zijn Wanthong ontwaken en vroeg haar waarom ze hem niet trouw was gebleven. Die zei daarop, “Roep wat je wilt, ik heb geen angst. Het komt er toch telkens op neer dat jij alleen mij de schuld in de schoenen schuift. Je bent zo ongelofelijk vol van jezelf! Ik heb nog geprobeerd Chang te stoppende de liefde met mij te bedrijven. Hij is een lelijke vent en het wat hij mij aangedaan heeft is ronduit schandalig. Ik ben te schande gebracht omdat jij –mijn echtgenoot- je er niet druk om kon maken wat er met mij zou gebeuren. Je was helemaal in je nopjes met die nieuwe vrouw van je. En nu kom je terug voor mij? Zeker omdat zij weg is, is het niet? Snakkend van dorst kom je nu drinken uit deze modderpoel? Zal ik een andere vrouw voor je zoeken? Wat heb je liever, een Siamees of een Laotiaan?”. “Denk je dat ik je opgegeven heb? Ik hou nog steeds van je, ondanks dat je al gebruikt bent. Mijn liefde is er niet minder om. Als ik je niet levend kan hebben, dan maar dood, ik ben jouw weerwoorden spuugzat!”. Hij greep zijn zwaard en drukte het lemmet op haar keel.

Toen blies hij een liefdesmantra in haar gezicht. Wanthong gaf haar verzet op. Ze verzamelde kleren, sieraden en andere juwelen. De liefdesmantra verloor iets van zijn kracht, en dat deed haar een briefje achter laten om te vertellen dat ze door Khun Phaen mee het bos ingenomen was. Ze keek naar de mooie planten rondom het huis, die wou ze niet achterlaten. Een traan rolde over haar wang. “Huil niet Wanthong, in de jungle zul je genoeg moois zien”. Khun Phaen hees Wanthong op zijn paard en galoppeerde weg. Wathong moest zich stevig aan haar man vasthouden om niet van het paard te glijden. Eenmaal diep in de jungle genoot het stel van de indrukwekkende natuur. Langzaam keerde haar liefde voor Khun Phaen terug en bedreven ze de liefde onder een grote Banyan-boom. Toen keerde toch de twijfel weer een beetje terug, “Kijk nu naar me zo in de wildernis, tussen de dieren. Kan ik dat wel aan? Het is duidelijk dat Phaen mij liefheeft en dat mag ik niet negeren. Maar hoe moet ik in hemelsnaam leven zo in de natuur? Bij Khun Chang had ik een dak boven mijn hoofd, hij zorgde goed voor me, het leven was makkelijk… Hier heb ik slechts een sterrenhemel boven mij. Oh de pech om als vrouw geboren te zijn! Was ik maar sterker geweest. Mijn goede kant is het beste in heel het land, maar mijn slechtste kant kan ook niemand evenaren”. Ze legde haar armen om Phaen heen en huilde. Met een gezicht vol tranen viel ze in slaap.

Khun Chang ontwaakt

Khun Chang ontwaakte uit zijn slaap en zag dat zijn gezicht geheel ondergeklad was. Dat maakte hem zeer boos. Hij las het briefje dat Wanthong had achtergelaten en gaf meteen opdracht aan zijn bedienden om vijfhonderd huurlingen te regelen. Gezeten op zijn olifant ging hij er met de troepen op uit om Wanhong te vinden. Hij paaide mensen met drank en meer, en zo vertelde een houthakker hem dat hij inderdaad een krijger en een vrouw samen op een paard voorbij had zien komen. Khun Chang zat Khun Phaen al snel op de hielen. Gelukkig had de geest Kuman Thong dit in de gaten, en hij wist zijn vader tijdig te waarschuwen.

Khun Phaen snee flinke stukken gras af en met zijn magische krachten deed hij deze veranderen in met speren en lansen bewapende krijgers. Wanthong maakte hij onzichtbaar en verstopte haar. Zichzelf maakte hij onschendbaar tegen alle wapens. De twee partijen troffen elkaar en er brak een groot gevecht uit. Niemand kon Khun Phaen echter ook maar een wond toe brengen en de mannen van Khun Chang sloegen op de vlucht. Ook de olifant van Chang ging er in paniek vandoor, Chang verloor zijn balans, viel en rolde pardoes een partij doornplanten in. De kleren scheurde van zijn lijf, schrammen, bloed. Hij zag eruit als door een tijger gegrepen. Phaen en Wanthong wisten van de chaos gebruik te maken en verdwenen dieper in het oerwoud. Daar vonden ze rust en kon het stel heerlijk zwemmen en van elkaar genieten. De nacht viel in en Phaen beschreef dichterlijk al het moois dat het oerwoud te bieden had.

Khun Chang beschuldigd Khun Phaen van rebellie

Khun Chang zinde op wraak en keerde terug naar Ayuttaya. Hij liet de koning weten dat Khun Phaen zijn vrouw van hem gestolen had tezamen met een berg goud en nu leidinggaf over een leger van honderden bandieten. “Khun Phaen nam mij gevangen en ranselde mij af, hij liet me in leven om terug te keren naar de hoofdstad opdat ik een boodschap door zou spelen. Hij laten Zijne Hoogheid weten dat hij u zal verslaan in een olifanten duel en zichzelf tot heerser over het rijk zal maken”. De koning twijfelde aan het verhaal en gaf opdracht aan twee hoge officieren –tevens vrienden van Khun Phaen- om de andere kant van het verhaal te horen. Deze wisten Khun Phaen op te sporen en zo kon Khun Phaen vertellen wat er was voorgevallen. Phaen weigerde echter mee terug te keren naar het paleis, uit vrees voor de koning. Khun Phaen en Wanthong werden daarom als voortvluchtig bestempeld.

Wordt vervolgd…

¹ Phaen (แผน, Phěn), een plan of diagram.

² Faa-Fuun (ฟ้าฟื้น, Fáa Fúun), ‘hemel her-ontwaker’ of ‘bulderende hemellucht’.

³ Kuman Thong (กุมารทอง, Kòe-man Thong), ‘Gouden Jongen’ of ‘Gouden Zoon’.

⁴ Sie-Mok (สีหมอก, Sǐe-Mòk), ‘Kleur van Mist’of ‘grijs van kleur’.

⁵ Kaeo Kiriya (แก้วกิริยา, Kêw Kìe-ríe-yaa), ‘Schitterend Gedrag’.

1 reactie op “Khun Chang Khun Phaen, Thailand’s meest bekende legende – deel 3”

  1. Rob V. zegt op

    Voor wie nieuwsgierig is naar de verschillen tussen de gewone (vuistdikke) editie en korte ‘abridged’ editie verwijs ik wederom naar het blog van Chris Baker. Daar een enkele pagina uit beide edities, te weten het fragment waarin Wanthong op het punt staan het huis van Khun Chang te verlaten, om met Khun Phaen in de bossen te gaan wonen. Zie:

    https://kckp.wordpress.com/2016/11/01/abridged-version/

    Zie daar ook de mooie afbeelding van Khun Chang’s huis. Dat is een foto van een muurschildering ergens in een tempel. Op een andere blogpagina (Muangsing’s illustrations) gaat Chris daar verder op in.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website