Stemmen in Bangkok (2p2play / Shutterstock.com)

Azië zou, zo menen velen, unieke culture waarden kennen waar het autoritair leiderschap van nature een onderdeel van is. Echter is democratie niet iets wat door het westen in Thailand geïntroduceerd is. Nee, het is het gevolg van een complex samenspel van zowel lokale tradities in de Thaise dorpsmaatschappij als ook door buitenlandse invloeden. Laten we eens nader bekijken waarom de democratie niet iets specifieks westers is. 

Aziatische waarden?

De unieke cultuur van Thailand en de rest van Azië zou zoveel anders zijn dan die van het westen. Een Azië dat van nature autoritair is en daarom dat de westerse opvattingen rondom democratie er nooit écht zouden kunnen aarden. Nu wil het feit dat dergelijke claims van een “unieke cultuur” ook binnen het westen de ronde deden. Neem bijvoorbeeld het Duitse keizerrijk van eind 19de, begin 20ste eeuw. Ook daar was het argument dat democratie westers was en iets dat de Duitse cultuur vreemd was. Er werd een stellig contrast geschetst op basis van grove stereotypes. Men stelde “wij” tegenover “zij”. Alsof cultuur een voldongen feit was, iets waar verder toch niets noemenswaardig aan te veranderen viel. Maar deze claims zijn in feite niets anders dan een poging autoritaire tegenover democratische normen te stellen. Is het niet aannemelijker dat elk volk, elk mens, enige inspraak wil hebben om de directe leefomgeving? Dat als je mensen de ruimte geeft om te overleggen er een bepaald systeem van inspraak kan ontstaan, iets waar mogelijk het stempel “democratisch” op te plakken is.

Traditioneel leiderschap

Laten we kijken naar hoe Thailand in vroegere tijden overleg en leiding regelde. In de traditionele Thaise maatschappij waren grote verschillen in leiderschap. In de hoofdstad was er in theorie een almachtige koning, ook wel bekend als de “heerser van het land” ( พระเจ้าแผ่นดิน prá-tjâo phèn din) en “heer van het leven”(เจ้าชีวิต, tjâo chie-wít). Zijn macht was zogenaamd absoluut en autoritair, maar in de praktijk beperkt door de macht van de Sangha (monnikenraad), de prinsen en de adel. Zo hadden in de 19de eeuw de bekende Bunnag familie de meest machtige ministeries in handen. Er was in de praktijk dus een complexe machtsstructuur waarbij de paternalistische leider (de patroon) rekening moest houden met zijn onderlingen (cliënten). Door dit samenspel hadden de onderlingen zo enige invloed op het bestuur. Het koningschap was eigenlijk een constante machtsstrijd, en dat kon er soms bloederig aan toe gaan: een derde van hen werd vermoord en vervolgens door bijvoorbeeld een broer vervangen.

De macht van het paleis en de hoofdstad reikte slechts tot in de naburige gebieden, daar waar het hof makkelijk kon komen en zijn invloed doen gelden. Daarbuiten lagen de provincies waar lokale notabelen de leiding hadden. Deze werden officieel aangesteld door de koning maar in de praktijk had hij de lokaal machtige families simpelweg te erkennen als leiders. Hoe verder weg de provincie, hoe vrijer en onafhankelijker de lokale machtshebbers waren. In veel provincies was de macht van de koning niet van noemenswaardige betekenis. Bij de vazalstaten was er eigenlijk alleen maar sprake van schatplichtigheid aan het hogere koninkrijk, dit onder dreiging van oorlog. Deze onderworpen koningen zagen zich daarom ook als zelfstandige koninkrijken.

Op provinciaal niveau wezen de notabelen op vergelijkbare manier de leiders in de buitengebieden aan: het min of meer de facto accepteren van plaatselijke leiders zoals ook de koning dat deed met de provinciale notabelen.

De dorpen in de buitengebieden hadden dus nauwelijks wat met de verre hoofdstad te maken, ze kende een grote mate van onafhankelijkheid. Het dorpshoofd werd informeel gekozen tussen de oudste, en dus meest wijze en ervaren, mannen van het dorp. Hun leeftijd gaf hen status en gewicht in bemiddelingen, compromissen sluiten en het maken van diverse plannen. Gezamenlijk overleg en inspraak was noodzakelijk en dus tot op zeker hoogte democratisch.  Die vergaderingen kon iedereen aan mee doen en zo allerlei kwesties bespreken, van de verdeling van de landerijen, watervoorzieningen en onderhoud van de tempel, tot aan zaken zoals handel, aankomende feesten of gerechtelijke kwesties en nog veel meer.  Je kunt er zeker van zijn dat ook de vrouwen -soms direct, soms indirect- voor hun belangen opkwamen. Sterker nog, binnenshuis waren het veelal de vrouwen die het beheer hadden over de financiën en de diverse beslissingen van het gezin. Niets geen almachtige leiders maar informele overlegstructuren kenmerkte de dorpen.

Protesten tegen de regering – Luister naar de mensen! –  (Goldenhearty / Shutterstock.com)

Verandering eind 19de eeuw

In de loop van de 19de eeuw namen de contacten en de handel met het westen toe. Zo sloot Siam in 1855 met Engeland het verdrag van Bowring, andere Europese landen volgden al snel. Door de groeiende handel met het westen kwamen ook de dorpen meer en meer in contact met de stedelijke markten en de staat. Dit alles bracht ook nieuwe ideeën en opvattingen met zich mee naar Siam. Koning Chulalongkorn ging op bezoek in naburige koloniaal onderworpen landen zoals Nederlands-Indië en liet zich daar flink inspireren. Het koloniaal stelsel diende als voorbeeld voor hervorming en modernisering van de Siamese staat. De macht werd rationeler en men ging de bureaucratie centraliseren. De bureaucratie groeide enorm: er werden ambtenaren aangesteld die betaald en horig waren aan ministeries in Bangkok in plaats van dat dit lokaal geregeld was. Zo verloren lokale leiders beetje bij beetje aan macht en invloed. Er kwamen formele verkiezingen, maar de gekozen dorpsleiders moesten zich meer en meer verantwoorden jegens de staat, zonder dat hier een salaris of ambtelijke titel tegenover stond. Dat maakte de mensen terughoudend met zichzelf verkiesbaar te stellen. De voorkeur bleef uitgaan naar informeel gekozen leiders en op hen te vertrouwen voor leiderschap binnen het dorp.  Zo groeide er een kloof tussen de op het oog democratische en formele instituten van de staat (wiens focus op de centrale macht lag) en het informele leiderschap in het dorp (met de focus op alledaagse dorpse zaken).

Deze periode noemen we ook wel die van unificatie of “interne kolonisatie”. Dankzij de bouw van spoorwegen en telegraaflijnen reikte de staat dieper dan ooit tevoren. Met de komst van een modern ambtenaren, politie en militair apparaat en het vervangen van lokale leiders kwam Bangkok zo wel heel dichtbij om haar macht te doen gelden. Lokaal was men lang niet altijd gelukkig met deze ingrijpende hervormingen en bemoeizucht van de centrale staat. Er waren rond 1900 dan ook diverse opstanden, zoals de “Shan rebellie” in het noorden en de rebellie van de “mensen van verdiensten” (ผู้มีบุญ, phôe mie boen) in het noordoosten.

De revolutie van 1932

In 1932 werd de absolute monarchie omvergeworpen en kwam er een parlement. Thailand werd officieel democratisch en een constitutionele monarchie. Het parlement werd voor de helft aangewezen en voor de helft gekozen. De nieuwe, westers opgeleide, leiders stonden wel open voor democratische deelname maar waren er nog niet van overtuigd dat de burgers voldoende opgeleid waren om effectief aan het democratisch proces deel te nemen. Korte tijd later werden politieke partijen verboden, en daarmee kwam voorlopig een einde aan een democratische overleg- en inspraakstructuur tussen de burger en de nieuwe instituten. Via de lokale netwerken van provinciale notabelen probeerden de staat haar macht nog verder te verstevigen. Met het aantreden van generaal Phibun Songkraam (แปลก พิบูลสงคราม) in 1938, die een groot bewonderaar was van Adolf Hitler en Benito Mussolini, groeide die autoritaire kenmerken alleen maar verder.  Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog was er spraken van een dictatoriaal regime waarbij de militaristische leiding top down het bestuur organiseerde.

Richting het einde van de oorlog werd Phibun uit zijn functie ontheven en ging het roer drastisch om, van pro-Japans naar pro-Westers.  Na de oorlog werden politieke partijen weer toegestaan, en volgden hevige campagnes en meer politieke deelneming dan ooit tevoren.  Kranten en partijen, waaronder zelfs een communistische partij, deden actief mee. Ook werden er vakbonden opgezet. De behoorlijk linkse en democratische Pridi Banomyong (ปรีดี พนมยงค์) won in 1946 met gemak de verkiezingen. Maar met de plotselinge dood van koning Ananda kwam Pridi in zwaar weer. Zijn tegenstanders beschuldigden hem van betrokkenheid bij de dood van koning Ananda en in 1947 volgde er een militaire coup. Politieke partijen en vakbonden werden opnieuw verboden. Generaal-veldmaarschalk Phibun keerde terug en de democratische ontwikkeling van Thailand werd zo voor jaren onmogelijk.

In 1957 besloot Phibun vrij plots om toch een democratische koers in de slaan, zo stond hij een soort Hyde Park-achtige openbare debatten voor. Tienduizenden burgers kwamen samen om naar vurige discussies te luisteren, deze opinies richtten zich vaak op de lagere klasse. Ook generaal Sarit (สฤษดิ์ ธนะรัชต์) maakte hier gebruik van, en won zo veel populariteit en steun met mooie democratische woorden en flinke kritiek op premier Phibun. Diezelfde Sarit pleegde vervolgens een coup en na een korte en halfslachtige periode van semi-democratie te voeren, voerde ook hij de dictatuur opnieuw in. Sarit was een zeer autoritaire leider, niet alleen politieke partijen maar het hele parlement werd ontbonden.  Hij schoof zichzelf naar voren als een “vaderlijk leider” en daarom kennen we deze tijd ook wel als die van “despotisch paternalisme”: De strenge, vader die ongehoorzame kinderen hard maar met de beste bedoelingen deed straffen. Met steun van de Amerikanen groeide het Thaise leger als kool en zo kon Sarit zijn wrede macht aan heel het land opleggen. Bangkok deed zich tot ver in de dorpen gelden: het einde van het gekozen dorpshoofd, ook zij werden nu centraal vanuit Bangkok aangesteld.

Na de dood van Sarit volgde generaal Thanom (ถนอม กิตติขจร) als premier. Onder zijn leiding werden in 1968 politieke partijen en verkiezingen weer toegestaan. Maar deze verkiezingen verliepen in het geheel niet eerlijk, hij won de verkiezingen dan ook en binnen twee jaar waren de democratische ontwikkelingen weer tenietgedaan. Deze korte periode van democratische hoop legde wel de basis voor de bloederig opstand van 1973.  Daaropvolgende korte periode van tot dan ongekende vrijheid en democratie, welke in 1976 wederom bloederig ten einde kwam met de slachting van studenten op de Thammasat universiteit. De angst voor het communisme was een belangrijk excuus om de democratie en vrijheid wederom de nek om te draaien. In de jaren er na bleef de politiek ver weg van alles wat ook maar een beetje naar links neigde en groeide de kloof tussen arm en rijk. Provinciale notabelen konden zo steeds zwaarder hun stempel drukken door middel van omkoping en geweld.

De Thaise burgers kwamen in latere decennia nog diverse malen in opstand met de roep om democratie.  Het patroon laat zich raden: burgers komen samen en eisen vrijheid en democratie, leger en politie grijpen in en eventueel volgt er een coup en dictatoriale leiding om de orde te herstellen… Maar voor legitimatie van die macht zijn verkiezingen dan wel weer wenselijk, mits de burgers maar op de ‘juiste’ personen stemmen. Zelfs in de “volksgrondwet” van 1997 scheen dit wantrouwen door: om in het parlement of de senaat te komen was een diploma uit het hoger-onderwijs een randvoorwaarde. En sloot daarmee zo goed als alle mensen van het platteland bij voorbaat al uit. Het zijn de leden van de betere klasse die niet zitten te wachten op werkelijke inspraak van de simpele burger.

Democratie onder toeziend oog van militairen (People Image Studio / Shutterstock.com)

De democratische middenklasse?

Er werd een beeld opgeroepen van een democratische en verstandige middenklasse, die stemmen op een partij met een programma en visie, terwijl de lagere klasse op het platteland zichzelf voor de gek laat houden en hun stem verkoopt aan de hoogste bieder. Maar dat kopen van de stemmen is lang niet zo belangrijk als veronderstelt! Geld uitdelen hoort er een beetje bij om niet als gierige politicus gezien te worden, maar speelt verder geen doorslaggevende rol in het winnen van verkiezingen. In de praktijk stemt ook de onderklasse op wat hen tastbare zaken en gunstige veranderingen oplevert. Daarbij spelen de onderliggende netwerken tussen patroon en cliënt zeker een rol. De lokale parlementsleden en notabelen hebben concrete zaken voor elkaar gekregen en zo steun en enig vertrouwen gewonnen van de kiezer. Denk aan de bouw van infrastructuur: een nieuwe weg, brug enzovoort. De stem gaat dus niet naar degene die het meeste geld uitdeelt tijdens een verkiezingstour maar naar wie dingen voor elkaar lijkt te gaan brengen. Wel is er een duidelijk verschil in lokale belangen en die van Bangkok. Die komen met regelmaat niet overeen en dus stemt men op iemand die wel voor die eigen belangen (beweert) op te komen.

Dat geeft dan weer irritatie bij de middenklasse in Bangkok. De belangen van de witte boorden werkers zijn niet dezelfde als de belangen van boeren of eenvoudige arbeiders. De Bangkokse middenklasse heeft zich dan ook diverse keren aangesloten bij protesten en pressiegroepen om hun eigen democratische stem te doen laten gelden, maar een deel van deze groep sloeg ook een minder democratisch pad in wanneer de onderklasse van het bevolking zijn stem ook deed gelden. Daardoor blijft ook het idee van “onvoldoende geschoolde burgers” in stand, terwijl de traditionele plattelandse dorpscultuur een lange traditie van informeel democratisch overleg kent.

Slotsom

De beste manier om de democratische normen en waarden aan te moedigen is door ook de stemmen van onderaf ruimte te geven, opdat er niet alleen institutionele en meer ‘westerse’ democratische structuren van bovenaf opgelegd worden maar ook de traditionele cultuur van onderen kan groeien en nestelen. Zo kweek je een stevig fundament waar overleg en samenspraak van en door alle burgers de norm is. Wat zeker niet helpt is ingrijpen door militairen, die onder het excuus van “de orde bewaken” of “een einde aan de corruptie maken”, zo elke democratische ontwikkeling en volgroeing van onder voortijdig de kop in drukken.

Belangrijkste bronnen:

5 reacties op “Thaise democratie: van historische dorpscultuur naar een hybride Thais-Westers model”

  1. Johnny BG zegt op

    De huidige middenklasse in Bangkok hebben veelal ouders uit de armere gebieden. En deze mensen stemmen anders dan hun ouders wat laat zien dat ze ook niet zitten te wachten om de macht aan de ongeschoolden te geven omdat zij qua aantal in de meerderheid zijn. Er is democratie zat maar eigenbelang speelt een veel grotere rol in een land waar mensen niet gepamperd worden met allerlei toeslagen.
    Men kan in sprookjes geloven maar er is maar een ding wat telt en dat is een inkomen verdienen. Machtsspelletjes is een zaak van het grote geld en ondanks de vele coups heeft de meerderheid van de bevolking geen last van dat soort zaken en zijn ze in de tussentijd wel een stuk rijker geworden.
    In het bedrijfsleven telt de stem van een bezorger ook minder dan van de CEO maar dat betekent niet dat men dan automatisch misbruikt wordt.

  2. Marcel zegt op

    Met alle respect voor al het studiewerk dat auteur in zijn essay heeft gestoken- de inhoud ervan had ook kunnen gaan over de vraag in hoeverre Europese waarden de Franse of Duitse democratie in zekere richting heeft doen bewegen? De Franse bevolking had rond 1789 zijn buik vol van alle aristocratie. Thailand is dat anno 2022 nog lang niet. Duitsland kende tot en met WOII uiterst autoritair leiderschap. Een opdeling was nodig om de Duitse bevolking tot inkeer te brengen. De slotsom van auteur is een open deur. Vorming van een democratie werkt nooit top-down, vindt altijd plaats vanaf de basis, maar als delen van eenzelfde bevolking ontwikkelingen van onderaf tegenhouden zal militair altijd status quo gehandhaafd blijven. Argumenten als het tegengaan van corruptie of de orde handhaven zijn altijd al dekmantels gebleken. In Thailand gebeurt hetzelfde als in Europese “culturen”: een bovenlaag die niet toestaat dat het volk zich emancipeert, laat staan democratiseert.

  3. Tino Kuis zegt op

    Ik ben van mening dat democratie een universele waarde is, een waarde waar de meeste mensen op aarde naar streven maar nooit geheel zullen bereiken.

    De geschiedenis leert dat een zekere mate van democratie over en altijd op aarde ooit heeft bestaan, en geen alleenrecht is van het westen.

    Het is Nobelprijswinnaar Amartya Sen die dit het beste heeft verwoord in onderstaande twee artikelen:

    https://terpconnect.umd.edu/~dcrocker/Courses/Docs/Sen-Two%20Pieces%20on%20Democracy.pdf

    • Tino Kuis zegt op

      …overal en altijd ……

  4. Alexander zegt op

    Na wat ik gisteren allemaal heb gelezen omtrent het LHBTIQ+, waarin ze zeggen ze en dit is echt the bloody limit, “Als moderne technieken bij dieren vreemde gedragingen of fysieke kenmerken vaststellen, dan moeten zij apart genomen worden voor verder onderzoek. Dat gaat ook op voor LHBTIQ+ mensen”.
    Ook een transgender blijft op het paspoort wat men bij geboorte is, ook al heeft er een complete sekschange plaatsgevonden, waardoor er bij een huwelijk gesproken blijft worden van een homohuwelijk dat dus niet wordt erkent. Want stellen zij, dat het huwelijk is ten behoeve van de voortplanting”
    “LHBTIQ+ kunnen zich niet voortplanten en is daarom strijdig met de natuur”. Het is nu bijna 2022 en dit is verschrikkelijk discriminerend en past zeker niet in een democratie.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website