Rechab Vivian Jeavons op het Tyne Cot Memorial to the Missing in Zonnebeke

In een vorig artikel stond ik even stil bij het Foreign Cemetery in Chiang Mai. Op deze begraafplaats werden in november 2018, naar aanleiding van de wereldwijde herdenking van 100 jaar einde van de Eerste Wereldoorlog, de Britse expats uit Chiang Mai herdacht die tijdens de Grote Oorlog op een of andere manier in de Britse strijdkrachten hadden gevochten.

Ze waren met vijftien geweest, de expats die bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in Chiang Mai of de onmiddellijke omgeving woonden en dienst hadden genomen in het leger. Vijf van hen zouden ver van Siam sneuvelen. Jonge kerels, die net als de meesten van ons, ver van huis probeerden een bestaan op te bouwen en wiens dromen aan flarden werden gereten door het brute oorlogsgeweld aan de andere kant van de wereldbol…

Het was niet echt verwonderlijk dat de meeste van deze Britse onderdanen actief waren in het bosbeheer en houtnijverheid. In het laatste kwart van de negentiende eeuw was vooral de teakhandel ‘big bussines’ geworden in Birma en de Shangebieden en de Britten probeerden via hun connecties in Lanna-gebied ook een graantje me te pikken van de, al dan niet legale houtkap in het noorden van Siam. Vier van deze Britse expats, waren agenten van het Siamese Royal Forestery Departement. Deze koninklijke instelling was in 1896 opgericht om het bosbestand in het noorden van Siam te beschermen tegen wildkap en vooral de inkomsten uit de teakhandel onder staatscontrole te krijgen.

De eerste directeur van dit departement was de Engelse houtvester Herbert Slade, die eerder het Britse bosbeheer in Birma had gecoördineerd en een deel van zijn staf had meegebracht naar Chiang Mai. Vijf anderen werkten voor de Bombay Burmah Trading Corporation. Dit bedrijf was in 1863 opgericht door het Schotse handelshuis The Wallace Brothers en was in enkele jaren niet alleen uitgegroeid tot één van de grootste spelers op de internationale houtmarkt maar had ook forse belangen in de Aziatische katoen- en petroleumhandel. De almacht van dit bedrijf werd in het najaar van 1885 duidelijk toen het beschermen van haar handelsbelangen een van de oorzaken bleek te zijn van de bloederige Derde Anglo-Birmese Oorlog (1885-1887). Twee andere oorlogsvrijwilligers waren in loondienst bij Louis T. Leonowens Company Ltd. Dit was bedrijf van de zoon van Anna Leonowens, lerares aan het Siamese hof die bekend werd door de The King and I. Louis Leonowens had na een korte en weinig lucratieve carrière als kapitein in de koninklijke Siamese cavalerie eieren voor zijn geld gekozen en in 1884 met succes een bedrijf voor teak-kap en -export opgezet. Bedrijf, dat overigens nog steeds bestaat. Eén van de Britten die later zou sneuvelen werkte eveneens in de houtexport als manager van de Siam Forestry Company Ltd.

Twee andere expats waren verbonden aan de Borneo Company Ltd. Dit bedrijf was in 1857 opgericht door een groep van kapitaalkrachtige Britse investeerders en is één van de oudste bedrijven in Oost-Maleisië. In 1914 beschikte dit bedrijf over filialen in Singapore, Siam, Indonesië en Hong Kong. De vreemde eend in de bijt was ene Dr. Kerr, de enige Britse expat die niet in loondienst was van een bedrijf. Kerr was aanvankelijk als arts verbonden aan het in 1888 opgerichte Siriraj Hospital in Bangkok maar vanaf 1911 had hij een praktijk in Chiang Mai. Hij was in 1914 geen oorlogsvrijwilliger maar een reservist bij het Britse Royal Army Medical Corps. Hij werd bijgevolg in augustus 1814 opgeroepen.

Tom Brodie Chatteris

De eerste expat uit Chiang Mai die sneuvelde was de 32-jarige Tom Brodie Chatteris. Hij was vanaf het voorjaar van 1907 agent van de Borneo Company Ltd. in Siam en werkte vanuit het hoofdkwartier van dit bedrijf in Chiang Mai. Hij had voordien in Zuid-Afrika gediend en deelgenomen aan het neerslaan van het hardnekkige verzet van de Afrikaner Boeren tijdens de Tweede Boerenoorlog. Eind augustus 1914 was hij uit Bangkok richting Engeland vertrokken waar hij op 24 december 1914 een aanstelling tot Lieutenant kreeg in het 2e bataljon Sherwood Foresters (Notts and Derby Regiment).

In juni 1915, terwijl hij met zijn eenheid bij Ieper vocht, kreeg hij een promotie tot Captain. Op 30 juli 1915 hadden de Duitsers bij verassing de ruïnes van het felomstreden kasteel het Hooge aan de Meenseweg bij Ieper ingenomen. Hierbij werden voor het eerst in de geschiedenis van de moderne oorlogsvoering door de Duitse aanvalstroepen vlammenwerpers gebruikt. Een aanval overigens waarbij een andere expat, de bij de Hongkong & Shanghai Bank in Bangkok werkende Alfred Charles Elborough, een second lieutenant in de King’s Own Yorkshire Light Infantry, levensgevaarlijk gewond werd. Op 9 augustus lanceerden de Britten een massale tegenaanval die grandioos mislukte. De Britten verloren er in een paar uur meer dan 3.000 manschappen aan doden, gewonden en vermisten waaronder Tom Chatteris. Hij werd voor het laatst levend gezien toen hij zijn compagnie aanvoerde bij de aanval op een koopgraaf die bekend stond al sde G1-Trench. Hij wordt herdacht op paneel 39-41. van de Menenpoort in Ieper.

Over W.C.M. Eager die voor het Royal Forest Departement werkte als opzichter is niets bekend buiten het feit dat hij in 1916 sneuvelde. Opzoekingen bij het Imperial War Museum en in de database van de Commonwealth War Graves Commission konden geen uitsluitsel geven over zijn lot…

Rechab Vivian Jeavons had vanaf 1911 bij de L.T. Leonowens Company Ltd. gewerkt. Kort na het begin van de vijandelijkheden keerde hij terug naar Engeland waar hij zich vrijwillig meldde voordient bij de Warwick Yeomanry. In het voorjaar van 1916 kreeg hij echter een aanstelling tot second Lieutenant in de Royal Field Artillery. Hij was 30 jaar oud toen hij op 30 augustus 1917, de eerste dag van de Derde Slag om Ieper, werd gedood in een artillerieduel. Zijn lichaam kon niet worden geborgen en hij wordt bijgevolg herdacht in Zonnebeke op het Tyne Cot Memorial to the Missing op paneel 4-6.

Duitse troepen tijdens de 1e wereldoorlog

William Reginald Dibb MC, was acting Captain in de ‘X’ 37th Trench Mortar battery, Royal Field Artillery. Deze oorlogsvrijwilliger was in februari 1917 onderscheiden met het Military Cross omwille van zijn moedig gedrag op het slagveld bij Beaumont-Hamel. Hij werd op 27 mei 1918 zwaargewond bij de zware afweergevechten in de sector Bucquoy en bezweek nog dezelfde dag in een veldambulance van de 62e Divisie. Hij werd begraven op Bienvillers Military Cemetery. W. R. Dibb was van 1899 tot 1904 agent van de Bombay Burmah Trading Corporation in Lakon, vandaag Lampang. Van 1905, tot hij in december 1915 in dienst ging, leidde hij de werkzaamheden van deze firma in Phrae.

Henry Wilfred Persse MC and Bar, was 32 jaar oud toen hij op 28 juni 1918 in een militair hospitaal in Noord-Frankrijk aan zijn verwondingen bezweek. Hij was op dat ogenblik een Major in het 2e bataljon Royal Fusiliers. Hij was een zoon van gewezen kolonel Edward Persse, die Queen Victoria en the Empire had gediend in het Madras Army, een door de Britse East India Company gesticht privé-legertje dat in 1903 was geïntegreerd in het Britse Indian Army. Persse was eerder al tweemaal gewond geraakt en in januari 1916 wegens zijn moedig gedrag aan het front onderscheiden met de op één na hoogste Britse dapperheidsonderscheiding, het Military Cross. In juni 1917 kwam daar nog een Bar bij. Hij werd begraven op Longuenesse (St. Omer) Souvenir Cemetery. Persse was van 1905 tot 1909 een gerenommeerde first class cricketspeler die voor Hampshire County Cricketclub in 51 partijen op het veld was verschenen. Zijn sportcarrière werd beëindigd door zijn vertrek naar Siam in het voorjaar van 1909 waar hij in het noorden ging werken voor Siam Forestry Company Ltd. Zijn oudste broer, artilleriekapitein Edward Aubrey Persse – die ook voor de oorlog in het Verre Oosten en India had gewerkt – werd dodelijk gewond in Vlaanderens velden op 14 oktober 1918, tijdens het geallieerde eindoffensief. Hij werd begraven op Pond Farm Cemetery in Wulvergem.

Van de overlevenden was er één, C.B. Ainsley van de Borneo Company Ltd, die als invalide terugkeerde naar Mae Rim. Een op de drie mannen die in 1914-1915 uit Chiang Mai waren vertrokken keerden echter nooit terug naar de Roos van het Noorden…

1 reactie op “Even stilstaan bij de Chiang Mai Roll of Honour”

  1. PEER zegt op

    Complimenten Lung Jan, voor de gedetailleerde uiteenzetting van de geschiedenis v d 100-Margie na gedachten is v d eerste Wereldoorlog.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website