John Wittenberg geeft een aantal persoonlijke bespiegelingen van zijn reis door Thailand die eerder verschenen zijn in de verhalenbundel ‘De boog kan niet altijd ontspannen zijn’ (2007). Wat voor John begon als een vlucht, weg van pijn en verdriet is gegroeid tot een zoektocht naar zingeving. Het Boeddhisme bleek hierbij een begaanbare weg te zijn. Op Thailandblog verschijnen met enige regelmaat zijn verhalen.

Een grafstemming

Na de verboden stad en het plein van de hemelse vrede resten de Chinese (hier Grote) Muur, een tweetal tempels en een tombe van een Mingkeizer en je hebt het wel gehad. Soms wint de gemakzucht van de wijsheid, tegen beter weten in. Voor zestien euro koop ik in mijn hotel een dagtocht naar de Chinese Muur en de keizerlijke tombe. Dom van me, want zoals overal ter wereld, word je in winkels gelokt, wat de meeste tijd opslokt. Om uiteindelijk op het laatst, tegen de zin in van de reisleiding, nog even tijd uit te trekken voor het doel waar je voor geboekt hebt. Maar goed, de Chinese Muur is in zicht nu.

Ongetwijfeld zie je vanuit de maan een helikopterview van de hele muur, ikzelf heb na duizend treden (waar heb ik dat getal meer gehoord?) en anderhalf uur puffen een muur gezien van het ene dal naar het andere. Ik neem maar aan dat “de Grote Muur” achter de bergachtige heuvels doorloopt. Ach, ik ben erop geweest. Het zijn zo van die dingen die je gedaan moet hebben.

De tombe nu. De Mingkeizers (tot de zeventiende eeuw) lieten zich in een tombe buiten Beijing begraven, tussen bergen in die de slechte invloeden zouden weren. Ze bouwden elk een eigen tempel om zichzelf door hun opvolgers te laten vereren. Het keizerlijke lijk werd tegelijkertijd met de keizerin en een aantal favorieten bijgezet in een aantal kamers, opdat Zijne Keizerlijke Majesteit vooral niets zou moeten missen van wat hij tijdens zijn leven het belangrijkst heeft gevonden. De begrafenisondernemers werden een dag later omgebracht om de ingang zo geheim mogelijk te houden. Ik neem aan dat de arbeiders al veel eerder het loodje moesten leggen.

Hoe breng je nou zo een boodschap thuis? “Ha liefje, hoe was je dag?” “Nou geweldig, ik heb net een reuze opdracht gekregen: ik mag de keizerlijke tombe helpen bouwen.” Er heerst meteen voor lange tijd een grafstemming in dat huis neem ik aan.

De goede keuze

In Bangkok vind je bijna in elke straat wel een massagehuis. Je kunt kiezen uit een simpele onderbeenmassage op het eind van een vermoeide dag, een overdreven kuise massage met je kleren aan, de standaardmassage (al of niet met olie) en de ondeugende massage in het wat morsige achterafkamertje met gedempt licht. Ook op het strand kan je je laten masseren, tijdens het zonnebaden. Maar het meest exclusief is de spa.

Dat is de meest totale verwenning (op de stoute massage na dan). Het is vrij prijzig (zestig euro), maar erg goed verzorgd. Modderbaden, baden met kruidenmengsels, rozenblaadjes en etherische oliën. En natuurlijk gezichtsmaskers in de meest fantastische kleuren. Uit pure krenterigheid en onwetendheid heb ik het me tot nu toe in een spa niet laten welgevallen.

Maar de eerste stap heb ik nu gezet in Beijing. Ik krijg een menukaart in de hand gedrukt en kies heel voorzichtig voor een gewone oliemassage. Daarna stellen de kandidaten zich voor je op en wordt er een keus verwacht. Een beeldschoon Chineesje met verleidelijke gitzwarte ogen en een wespentaille om van te kwijlen, kijkt me hunkerend aan.

Mijn hemel, wat nu te doen? Ik heb eens een massage gehad met net zoiets fraais en ik heb voortdurend in spanning gezeten om kleine John koest te houden. Ik faalde toen jammerlijk en glorieus. En omdat het een nette tent is, werd de nu-niet-zo-kleine-John met een handdoek(je) bedekt. De contouren bleven echter, met onderdrukte gevoelens, duidelijk zichtbaar. Soms wil je dolgraag en gebeurt er niks en nu wil ik niks en gebeurt er van alles.

Op dat moment spijt met haren op mijn hoofd dat ik voor de zoveelste keer zo lafhartig ben om een keurig massagehuis uit te kiezen, heb ik met het schaamrood op de kaken de verdere massage in grote spanning op mijn buik uitgezeten.

Terug nu naar het bloedmooie Chineesje, nog steeds hunkerend om mij eens goed onder handen te nemen. Ik word door twijfels overmand en maak natuurlijk de verkeerde keuze voor rust in de tent en wijs een krachtige masseur aan en volg hem gedwee. Met neergeslagen ogen passeer ik de wespentaille met de staart tussen de benen.

In een aangename badkamertemperatuur neem ik een douche op een natuurstenen vlonder, omcirkeld door spierwitte kiezelstenen en neem daarna plaats op een stoel en mijn voeten worden gedompeld in een houten ton gevuld met dampend water. Onderwijl worden allerlei kruiden toegevoegd en wordt het massagebed opgemaakt met kussens en handdoeken. Daarna worden mijn voeten geknield afgedroogd, gelijk de paus doet op Witte Donderdag.

Ik mag me nu vleien op het bed. Een donker gat om mijn hoofd in te leggen appelleert teveel aan mijn tunnelvrees en ik leg mijn hoofd wat ongemakkelijk opzij. Ineens een gongklank en het feest kan beginnen. Zalig ruikende oliën worden over mijn lichaam gesprenkeld en diep ingemasseerd. Serene klanken vullen de ruimte en alle spanningen (mocht ik die hebben) vloeien met de olie in mijn poriën weg.

In uiterst gebrekkig Engels wordt gevraagd of het geen pijn doet, maar zachte heelmeesters maken stinkende wonden en voor een poeslieve massage zou ik het tengere Chineesje hebben uitgekozen. Een stevige massage dus en waar voor mijn geld. Mijn ledematen vliegen in het rond en ik wist niet dat ik zo lenig kon zijn. Zo’n uur vliegt voorbij. En met een handdoek gevleid over mijn lichaam neem ik na de afsluitende gongklank van mijn masseur afscheid.

Na het verzoek de muziek te laten wegsterven, doe ik een diepe tuk, dromend dat ik het beeldschone Chineesje uiteindelijk toch heb gekozen.

Een bezopen keizer

Na Beijing vlieg ik bijna tweeduizend kilometer westwaarts naar Xi’an. Een zichzelf verveelde stad met een luttele zeven miljoen inwoners, waar je niet eens dood wil worden aangetroffen. Ware het niet dat de enige attractie het beroemde terracotta leger is. Ook al zoiets, net als de Chinese Muur of beter gezegd de Chinese trap, om eens gezien te hebben.

Een bezopen keizer, Qin Shihuang, dacht zo’n 2300 jaar geleden dat het wel handig zou zijn een leger achter de hand te houden na zijn dood en liet zesduizend man levensgroot en in uiterste precisie met verschillende gelaatstrekken in terracotta bijzetten. Met rang en stand, paard en wapentuig. Apart getoond in een glazen vitrine een rijtuig met ruiter en paarden, gevonden in een veld, een paar kilometer verwijderd van de soldaten. De leidsels zijn uiterst verfijnd versierd, de paarden zijn levensecht. Het rijtuig is in perfecte staat en dat allemaal zo delicaat in het grove materiaal van terracotta.

Sympathiek van de keizer is wel dat hij de soldaten niet levend liet mee begraven. Na Zijne Majesteits dood had niemand meer gehoord van dit bezopen idee, totdat een paar boeren, op zoek naar water, stuitten op een terracotta soldaat. Een gebied van tweehonderddertig bij zestig meter bleek vol te zitten met duizenden soldaten. En nog twee kleinere velden werden gevonden op een steenworp afstand. Een groot gedeelte is nog, net als Pompeï, niet opgegraven. Ik vind het wel aardig, maar daar is alles mee gezegd. Het terracotta leger krijgt van mij een plekje in het rijtje van herkenning, wanneer je het in een tijdschrift, film of in een gesprek tegenkomt. Een “aha gevoel” van: “daar ben ik ook geweest”.

De straalbezopen keizer (vereerd met een standbeeld nu) parend aan een paar naar water dorstende boeren noopte me een omweg te maken van een paar duizend kilometer. Het moet op deze reis niet zotter gaan worden! Op weg naar Shanghai nu!

Sir John

Shanghai heeft een prachtig vliegveld: schoon, koel, geen doolhof en ik heb nog nooit zo snel mijn koffer van de band kunnen oppakken. Meestal neem ik een taxi naar mijn hotel, maar ik struikel bijna over de luxueuze pendelbus wanneer ik buiten sta. En in luttele minuten, voor evenzoveel euro’s, vertrek ik naar het centrum, glijdend over een soepele vierbaansweg met parkachtige omlijsting.

In het centrum neem ik een taxi naar mijn hotel. Ik heb doelbewust gekozen voor een art-deco hotel uit de jaren dertig. Shanghai was opgedeeld in die tijd in verschillende concessies: Amerikaans, Engels en Frans, zoals we ons nog herinneren van “De blauwe lotus” van Kuifje, elk met landseigen jurisdictie.

Interne armoe en honger aan de ene kant (er was een speciale ochtendronde om de lijken op te halen van door honger en ziekte omgekomen Chinezen, waaronder veel kinderen) en een grote welvaart aan de andere kant. Ongetwijfeld zou Shanghai uitgegroeid zijn tot het commerciële centrum van Azië (ware het niet dat de rode rakkers van Mao daar een stokje voor hebben gestoken). Stille, maar overtuigende getuigen van dit potentieel zijn de prachtige art-deco gebouwen in de wijk Puti, langs de rivier aan De Bund, hoofdkantoren van banken, hotels en grote bedrijven.

Gooit Beijing alles plat wat maar riekt naar het oude, Shanghai koestert het verleden. De art-deco gebouwen zijn beschermd stadsdeel en in uitmuntende staat. Elk beschermd gebouw heeft een bordje in het Engels en het Chinees (ik neem aan gelijkluidend), vermeldend wanneer het gebouwd is, door wie en waarvoor. Meestal mag je onbelemmerd een kijkje nemen in de grote hal. De vergelijking met Manhattan in dezelfde periode gaat niet helemaal mank. Het is niet allemaal art-deco, ook neoclassicisme en neorenaissance doen een duit in het zakje. Het is aangenaam te slenteren van het ene gebouw naar het andere, ondertussen de gedachten te laten varen over die opwindende tijd die ik ongetwijfeld zou hebben gesmaakt als blanke bankier in een smetteloos wit tropenpak.

En natuurlijk eindigend als sir John, gegraveerd op een marmeren plaquette in een van de bankgebouwen. En dat zijn kleinzoon, na een incarnatie, nu droomt over zijn grootvader.

Maar ik maak een te fantasierijke en vrijblijvende interpretatie van de karmaleer van Boeddha. Ach, als je alleen reist wordt je fantasie en daarmee de wereld, steeds groter.

Aan de andere kant van de Hangpu rivier de moderne skyline, aan de oostzijde (Pudong) met de bekende kleurige televisietoren. Daar is een tunnel gegraven en met een horizontaal skicabineliftje kan je voor vier euro droog kopje onder. Tijdens de rit allerlei lichtjes en technische foefjes, de grens van de kitsch royaal overschrijdend. In elk geval genoeg afleiding om even niet aan mijn tunnelvrees te denken. Eenmaal aan de overkant is het sprookje van de skyline verdampt. Snel maar weer terug door de tunnel met dezelfde lichtjes en de donkere stem die je vanuit de hel, de sterrenwereld en andere werelden veilig naar de overkant brengt.

Ik heb vanavond geen zin in een bruisend uitgaansleven. Wat goed uitkomt, want het is geen Bangkok hier. Ik eet wat onbestemd Chinees voer, royaal wegspoelend met uitstekend Chinees bier en word opnieuw aangestaard door open kauwende monden met nagalmende rochels.

Met handen en voeten probeer ik een internetshop te vinden. Zelfs in een zo moderne stad als Shanghai, spreken de jongeren nauwelijks Engels. Ik doe net of ik op een toetsenbord tik en naar een beeldscherm kijk, in de hoop dat ze me begrijpen. Na een zwerftocht langs (gesloten) computerwinkels, vertaalbureaus en drukkerijen, beland ik uiteindelijk in een uiterst donker steegje, open met de moed der wanhoop een deur en stap, in een verlaten hal, een lift binnen naar de vierde etage. Voorbereid op het ergste, ontwaar ik een grote hal met een paar honderd internetters in rook gehuld. Een vriendelijke Chines ehelpt me in vloeiend Engels aan een Chinees paswoord en vult alles in het Chinees voor me in en ze gunt me een plekje bij het open raam om een beetje zuurstof te bemachtigen. Daarna naar mijn hotel, al snel vallend in een diepe droom, waarin ik -zonder geworstel- in Chinese karakters vloeiend internet.

– Wordt vervolgd –

1 reactie op “De boog kan niet altijd ontspannen zijn (deel 20)”

  1. l.lagemaat zegt op

    Een paar van deze terracotta soldaten zijn door China geschonken aan het Vienharna museum Pattaya.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website