Ziek zijn is vervelend. Maar nog vervelender is dat iedereen dat meteen moet weten. Vooral als je een man bent. Dan ben je per definitie een aansteller. Terwijl je zelf diep verzonken ligt in een mist van koorts en zelfmedelijden, moeten de mensen om je heen thee aanvoeren, kussens opschudden en doen alsof je niet vreselijk irritant bent.

Mijn vrouw Sue, een Thaise van geboorte en Florence Nightingale in de praktijk, heeft haar taak met een verbazingwekkend geduld op zich genomen. Waar de gemiddelde Nederlandse echtgenote na twee dagen zuchtend zou roepen: “Joh, ga even douchen en stel je niet aan,” blijft Sue glimlachen en thee met gember en citroengras aandragen. En soep. Veel soep.

De Thaise keuken kent duizend varianten van ‘soep tegen de griep’ en ik krijg ze allemaal. Het zijn exotische brouwsels waarin dingen drijven die ik niet kan thuisbrengen. Is dit gember? Koriander? Of iets dat in Nederland verboden is? Als ik voorzichtig informeer naar de ingrediënten, antwoordt ze op geruststellende toon: “Goed voor jou.” Wat precies goed voor mij is, blijft in nevelen gehuld, maar ik drink het braaf op.

Het wonderlijke is dat Thaise vrouwen over een haast bovenmenselijke toewijding beschikken als het gaat om de verpleging van hun echtgenoot. Een Nederlandse vrouw brengt één keer een kopje thee en zegt: “Nou, succes ermee.” Een Thaise vrouw zet een behandelplan op en voert het uit met militaire precisie. Waar een doorsnee man met griep in Nederland na één dag naar de logeerkamer wordt verbannen, “dan steken we elkaar tenminste niet aan”, krijg ik bij Sue de volle vijfsterrenbehandeling. Koude washandjes op mijn voorhoofd, extra dekens als ik rillend lig, een subtiele massage als ik kreun dat mijn rug pijn doet. “Wat ben ik toch een geluksvogel,” fluister ik schor met een keel die voelt als schuurpapier. “Ja,” zegt Sue vriendelijk, “maar nu slapen.”

Er zit ook een strategische kant aan haar verpleging. Elke slok thee die ik weiger, wordt vergezeld van een blik die zoveel betekent als: “Ik heb het beste met je voor, maar als jij wilt sterven, be my guest.” Dus drink ik. Met iedere kom soep en elk kopje mysterieuze kruideninfusie verdwijnt een beetje van mijn Westerse scepsis. Misschien is er inderdaad iets magisch aan de manier waarop zij voor me zorgt.

Na een paar dagen, als de koorts begint te zakken, zegt Sue tevreden: “Zie je? Ik zei toch dat het helpt.” Ik knik zwakjes, te moe om tegen te spreken. Terwijl ik opkrabbel en voorzichtig mijn eerste boterham met kaas eet, kijk ik naar Sue, die glimlachend naast me zit. Het is duidelijk: ik had me geen betere verpleegster kunnen wensen.

Ik voel me al een stuk beter. Maar als ik nu écht beter ben, stopt de zorg. Dus kuch ik nog maar een keer demonstratief. Je weet maar nooit…

2 reacties op “‘Ik heb het beste met je voor, maar als jij wilt sterven, be my guest’”

  1. PEER zegt op

    Beste FKN,
    Je bent ‘n bofkont. En je zou faken om ziek te zijn.

  2. R. zegt op

    Mijn ex zei altijd, wanneer ik een peukje opstak of een flink glas cola inschonk:
    ‘You want to die early? You not poor me?’

    Achteraf viel bij mij pas het kwartje:
    Zij was bezorgd over haar investering. Ik zou de kip die de gouden eieren legt ook niet graag dood zien gaan.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website