Archibald Ross Colquhoun – Wikipedia

Eén van de boeken die ik koester in mijn behoorlijk uitgebreide Aziatische bibliotheek is het boek ‘Amongst the Shans’ van Archibald Ross Colquhoun. Mijn editie is die uit 1888 – ik vermoed een eerste druk – die bij Scribner & Welford in New York van de persen rolde en Terrien de Lacouperie’s ‘The Cradle of the Shan Race’ als inleiding bevat.

Het is in meer dan één opzicht een interessant boek. Niet alleen omdat het één van de eerste, behoorlijk betrouwbare Europese verslagen over wat nu het noorden van Thailand is, bevat maar ook omdat het overduidelijk maakt dat de Britten, net zoals overigens bijna alle westerse grootmachten een totaal andere geopolitieke invulling aan het toenmalige noordelijke vorstendom Lana gaven dan het centrale gezag in Bangkok vooropstelde. Het boek werd immers geschreven in de periode dat de Siamese koning Chulalongkorn vanuit een anti-koloniale verdedigingsreflex maar ook gewoon uit landhonger, systematisch begon met het al dan niet onder zachte dwang annexeren van wat hij meestal beschouwde als vazalstaten onder het mom van de unificatie, de éénmaking van de meervolkerenstaat die het koninkrijk Siam was.

Hij deed dit op twee manieren. Enerzijds door de macht van de lokale heersers in te perken en hen systematisch te vervangen door koninlijke gezanten – vaak zijn broers of halfbroers – die, voorzien van allerlei bijzondere rechten en volmachten, gaandeweg het bestuur over de regio overnamen. Anderzijds door een hierop volgende ingrijpende bestuurlijk-structurele hervorming die in feite neer kwam op een ‘verdeel & heers’-concept  waarbij deze rijkjes werden verlaagd tot de rang van provincies (changwat) en ingedeeld in districten (amphoe) onder rechtstreekse controle van Bangkok. Het boek van Ross Colquhoun is bijgevolg een kostbaar contemporain of tijdsdocument dat getuigt van een -recent- verleden waar vandaag de dag de huidige officiële Thaise geschiedschrijving het liefst over zwijgt  of de feiten verdraait en opleukt….

Herdruk van Amongst the Shan

Ross Colquhoun was één van die mannen waarop het Britse Empire werd gebouwd. Vandaag zou hij ongetwijfeld heel politiek correct in een verdomhoekje worden weggezet als een smerige kolonisator maar dat neemt niet weg dat hij een bijzonder avontuurlijk leven heeft geleid en zowat alle hoeken én uithoeken van de wereld heeft gezien. Hij werd ergens in maart 1848 in Kaapstad in de Zuid-Afrikaanse Kaapkolonie geboren. Over z’n jonge jaren is niet bijster veel bekend en is het eerder koffiedik kijken.

We weten dat hij Schotse voorouders had en een opleiding als burgerlijk ingenieur had genoten. Omtrent 1880 begon hij de wereld intensief te bereizen. Zo nam hij deel aan een aantal expedities die onder meer Birma, Indo-China en Zuid-China beter in kaart moesten brengen en vooral ontsluiten met het oog op de verbetering van de handelsrelaties met Groot-Brittannië. Deze, vaak nog erg avontuurlijke trips, bleven niet onopgemerkt. Zijn reis van Kanton naar de Irrawadi in Birma leverde hem alvast in 1884 de prestigieuze Founders Gold Medal van de al even eerbiedwaardige Royal Geographical Society op.  Deze zeldzame onderscheiding kon alleen worden toegekend na vorstelijke toestemming  wat concreet betekende dat Queen Victoria wellicht een boontje voor deze jonge ontdekkingsreiziger met de imposante knevel had. En dat was niet geheel onterecht. Want in het begin van 1885 effende Ross Colquhoun de weg voor de integrale Britse annexatie van Birma door het publiceren van zijn boek met de veelzeggende titel ‘Burma and the Burmans or The Best Unopened Market in the World’.  Een boek, waarin hij stelde dat de enige rem op de economische ontsluiting van Birma ten bate van de Indiase en dus Britse markt, de despotisch regerende en compleet incompetente Birmese koning Thibaw was.

Deze publicatie maakte ophef in Londen en Lord Randolph Churchill (jawel, de vader van Winston), die op dat ogenblik de Britse staatssecretaris voor India was, vond hierin de aanleiding, om na – totaal uit de lucht gegrepen – geruchten over een mogelijke Franse poging tot annexatie en een al even mistige affaire waarin een Schotse firma ernstige problemen kreeg met corrupte Birmese gezagdragers, in te grijpen. De ambitieuze Churchill ging maar al te graag in op Ross Colquhoun’s suggestie. Hij gaf generaal Sir Harry North Dalrymple Prendergast opdracht om Thibaw in de boeien te slaan en de hierop volgende opstand met alle macht de kop in te drukken. Dit verhaal legde overigens geen windeieren voor Ross Colquhoun want hij kreeg in het voorjaar van 1887, wellicht mede doorzijn expertise van de regio, een aanstelling tot Deputy Commissioner, de op één na hoogste koloniale ambtenaar in Birma.

Ross Colquhoun was, met andere woorden een auteur waar men beter rekening mee hield. Dat werd opnieuw bevestigd in 1889. In dat jaar keerde hij terug naar het zuiden van Afrika waar hij van oktober 1890 tot september 1892 de eerste Administrator of Southern Rhodesia werd, een sleutelfiguur in het lokale Britse koloniale bewind. Na het aflopen van dit bestuursmandaat sloeg de reismicrobe opnieuw toe en bezocht hij Oost én West tal van landen van Nederlands-Indië over de Filipijnen en Japan tot Siberië om van Zuid-Amerika en de Verenigde Staten nog te zwijgen. Zijn laatste grootste reis vond in 1913 plaats toen hij in opdracht van de Royal Colonial Institute in South America, de constructie van het Panama-kanaal ging bestuderen. Toen hij 18 december 1914 stierf liet hij 12 reisboeken na – waarvan sommige nog steeds best te genieten zijn – en  tientallen artikels. Zijn bestseller ‘China in Transformation’ kende niet minder dan 38 herdrukken. De laatste dateert van 2010.

Zijn al even reislustige weduwe Ethel Maud Cookson hertrouwde en verhuisde naar Zuid Rhodesië waar kort na WO I tot parlementslid werd verkozen: het eerste vrouwelijke parlementslid ooit in de overzeese gebieden van het Britse imperium…

Ross Colquhoun was, zoals ik reeds heb aangestipt, een van de allereerste Europeanen die over Chiang Mai hebben geschreven. Hij belandde in 1879 voor het eerst in Siam toen hij secretaris was van de diplomatieke delegatie die de Britse regering in 1879 naar Siam en de Shan-staten had gestuurd met het oog op het verdiepen en uitbreiden van de diplomatieke contacten. De Britten waren immers beducht voor de mogelijke expansie van de Franse invloedssfeer in de wijde regio en wilden dit kost wat kost verhinderen. Een vreemd detail was wel dat Ross Colquhoun op dat ogenblik geen diplomaat was, maar als ingenieur deel uitmaakte van het koloniale bestuur in India. We weten dat hij in 1879 minstens één keer in Bangkok in audiëntie werd ontvangen door de Siamese koning Chulalongkorn, die in die periode goede maatjes probeerde te worden met de Britten. Het was Chulalongkorn er blijkbaar veel aangelegen om de Britten te vriend te houden. Dat bleek bijvoorbeeld uit het feit dat hij de reis van Ross Colquhoun naar Chiang Mai niet alleen faciliteerde door het ter beschikking stellen van olifanten, drijvers en dragers maar bovendien, tot verbijstering van de Britse reizigers ook nog eens, in Chaing Mai meteen een huis in Europese stijl liet bouwen om hen er op gepaste wijze te verwelkomen. In dit huis troffen de verbaasde Britten niet alleen een hoge Siamese ambtenaar aan die in Londen en Parijs had verbleven maar ook een uitgelezen selectie van Europees voedsel in blik, wijn en sigaren….

Archibald Ross Colquhoun

Zijn boek ‘Amongst the Shans’ publiceerde hij in 1885 met het duidelijke doel voor ogen om zo de Britse aanspraken op de teak-kap in het noorden van Siam te onderbouwen en te legitimeren. Grote Britse firma’s waren immers niet alleen geïnteresseerd in het kappen van de Birmese teakbomen maar ook in wat toen de Shan-staten en Lana werd genoemd. Ross Colquhoun maakte daar geen geheim van toen hij het volgende schreef: ‘Our teak-forests, and those of Upper Burmah, are rapidly being exhausted, and many of our foresters are now working those of Siam. If the country is opened out by railways, the large forests existing between the seventeenth and twenty-second parallels of latitude (The Chiang Mai kingdom) will become easily available and be a valuable source of supply.

De houtvesterij in exotische soorten en vooral teak was toen, net als nu, een miljoenenbusiness die de Britten lang probeerden te monopoliseren. Het was overigens in dit verband dat Ross Colquhoun, die per slot van rekening ingenieur was, de eerste plannen voor een Thais-Birmese spoorwegverbinding maakte. Een project dat al vlug door de moeilijkheden die het ruwe terrein bood, onrealiseerbaar bleek.

Het pleit voor de schrijverskwaliteiten van Ross Colquhoun dat ‘Amongst the Shans’  soms eerder als een spannend avonturenboek dan een droog academisch verslag leest. De schrijver gaf een voor zijn tijdgenoten ongetwijfeld fascinerend inzicht in de exotische en bevreemdende wereld die de Shan-staten en Chiang Mai waren. Een wereld die werd bevolkt door wilde olifanten, vreemde Brahmaanse priesters, jagers op groot wild en de onvermijdelijke Amerikaanse missionarissen. Maar hij blijft zeker ook niet blind voor het eigenlijke doel van zijn missie, zijnde een inschatting van de mogelijke meerwaarde van deze regio voor het Britse Rijk.

In een hoofdstuk als ‘The importance of Zimmé’ onderstreept hij bijvoorbeeld het economische belang en de strategische ligging van Chiang Mai. Zimmé is de oude Birmese benaming voor Chiang Mai dat ruim twee eeuwen lang, van 1556 tot 1775 om precies te zijn, door de Birmezen was bezet. In zijn boek schildert hij een erg mooi portret van Chiang Mai, maar ik beperk mij tot zijn inleiding: ‘The town of Zimmé, Kiang Mai, Tsching Mai, is situated on the right bank of the Meping river, at a height of about eight hundred feet above sea level. It is the largest place in the Meping plain. There are fields between the river, which lies on its eastern side, and the town; which is said to have been built in 1294 A.D.

There is what is called an inner and outer town, each surrounded by fortifications. The inner town, where the chief resides, is a rectangle, six thousand feet (1800m) from north to south and four thousand eight hundred feet (1500m) from east to west. Each wall has a gateway in the centre, except on the southern side, where there are two, placed five hundred yards from the corners. The gates are defended with a small bastion at the sides. The walls are enclosed by a moat, some fifty feet in width. The depth of the moat, originally some fifteen feet, is hardly anywhere now more than six or seven feet. The walls are fast falling into ruin from continued neglect, and great portions are to be seen lying toppled over and half buried, while only here and there has any attempt been made to patch up the fast crumbling structure. Although at one time, no doubt, a formidable place to the undisciplined forces of the Burmese and Siamese, it would present no resistance to European artillery of the present day.

The town has some nine hundred houses inside the inner fort, but there are many more than that number in the portion of the town enclosed by the outer fortifications and in what may be termed the suburbs, which are built along the banks of the Meping River.

Ross Colquhoun vergiste zich in één detail toen hij schreef dat de kernstad van Chiang Mai op een rechthoekig grondplan was opgebouwd. In realiteit is het nagenoeg vierkant…. Voor de rest van zijn erg genietbare boek verwijs ik u graag naar de verschillende gedigitaliseerde versies die op het internet terug te vinden zijn.  Zoals bijvoorbeeld onderstaande link

catalog.hathitrust.org/Record/000860022

Amongst the Shans’ werd, sinds het in 1885 voor het eerst van de pers rolde, 27 keer herdrukt en de laatste, gedrukte versie verscheen in 2013.

8 reacties op “Archibald Ross Colquhoun & Chiang Mai”

  1. mooie vondst zegt op

    Dar is inderdaad een hele mooie vondst gedaan. Maar kort na de Britten konden de Duitsers wel beginnen met de aanleg van de spoorlijnen SRT nu. Toch niet gevonden in een van die vele 2nd handbookshops in Chiang Mai?

  2. Erik zegt op

    Dank voor deze bijdrage.

    Ik heb begrepen dat er nog een derde methode was om al die kleine rijkjes in te lijven: de heersers in Bangkok hadden in die tijd meer vrouwen dan bij ons gebruikelijk en er was een grote voorraad aan huwbare prinsessen en prinsen die uitgehuwelijkt werden aan de vorstelijke families in Lana-land die krap zaten in Nachwuchs……. Tja, dan krijg je vanzelf invloed en hoef je geen leger te sturen om iets in te lijven.

  3. john zegt op

    Dank je wel Lung Jan. Hoogst interessant. Je sluit af met een link nar de digitale versies van dit boek. Je artikel heb ik , ondanks de lengte, in een ruk gelezen. Het hele boek zal ik aan mij voorbij laten gaan. Ruim 400 pagina’s is echt voor de echte liefhebber!

  4. Erik zegt op

    Wat die trein betreft, dit:

    Ik las het boek Duizend mijl op een olifant door de Shan gebieden; Op zoek naar een route voor het spoor

    Na de Anglo-Burmese oorlogen kon Engeland zijn invloed in de regio uitbreiden en in 1855 tekenden Koning Mongkut en Sir John Bowring, de Britse gezant, een overeenkomst die Engeland rechten gaf ter bevordering van de handel. Aan de oostkant was Frankrijk bezig met het uitbreiden van de belangen in het huidige Vietnam; er was hevige competitie tussen de twee machten.

    Een van de plannen van Engeland was een spoorlijn onderzoeken en daarna aanleggen om Britse goederen naar het huidige Myanmar en daarna naar China te vervoeren. In de jaren 1870 werd die mogelijkheid onderzocht onder meer door Holt S. Hallett. Die spoorlijn kwam er pas decennia later want er ontstond geen overeenstemming onder meer over de financiering. De lijn zou gaan lopen van Moulmein (Myanmar) via Tak en Phayao naar Chiang Saen en daarna naar Ssumao aan de Chinese grens. Het boek stopt echter aan de noordgrens van Siam met Myanmar.

    De schrijver Holt S. Hallet was burgerlijk ingenieur en had zijn palmares al verdiend in de Tenessarim regio in het huidige Myanmar. Hij werd naar Siam gezonden en maakte de reis door Shan gebied.

    Uitgever White Lotus Co Ltd, Bangkok
    Eerste publicatie 1890. Reprint 2000 onder ISBN 974-8495-27-2

    Ik kan het boek warm aanbevelen.

  5. Rob V. zegt op

    Weer bedankt voor deze mooie bijdragen oom Jan. Het tijdperk van interne kolonisatie en het definitieve einde van de koninkrijkjes blijft bijzonder.

  6. André Jacobs zegt op

    Beste Lung Jan,

    Ik veronderstel dat jij in Thailand woont. Zo ja, dan heb ik een vraagje voor jou !! Ik zelf heb een 600tal boeken en ik vraag mij af hoe jij die in Thailand bewaard. Een land met grote hitte en een hoge vochtigheidsgraad. Doe jij hier iets speciaals voor ??
    Mvg, André

    • Lung Jan zegt op

      Beste André,

      In ons huis in Thailand bevindt zich een werkbibliotheek van een kleine 7.000 boeken. Een deel staat in onze ruime woonkamer, de rest in mijn werkkamer. Beiden zijn temperatuurgeregeld dankzij de airco. In principe volstaat dit om ze zo optimaal mogelijk te bewaren. Tussen de boekenrekken staan er – voor alle zekerheid – nog een paar korrelrecipiënten tegen een te hoge luchtvochtigheid. Je zou er verbaasd van staan hoeveel water daar na een paardagen instaat… Mijn curiosa, oude foto’s en gravures, landkaarten,eerste drukken en antiquarische werken staan niet in de gewone boekenrekken maar in kasten achter glas. Het grootste probleem is wat mij betreft, de insecten, kleinere reptielen , muizen en ook ratten (we wonen naast de Mun-rivier) en hoe die buiten te houden….

  7. Tino Kuis zegt op

    Lung Jan, ik ga het boek lezen via de link die je gaf. Zeer leesbaar. Ik las al zijn tekst over vrouwen (zichtbaar en hardwerkend) en slaven. Een man kostte 4 en een vrouw 7 pond. Zeer uitvoerig en gedetailleerd verhaal. Erg boeiend.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website