De kleine Nongboy

Thaise mensen zijn me toch zo ontzettend dol en trots op hun kinderen en op kinderen in het algemeen. Geweldig is dat gewoon. Dat verschijnsel neemt in reisgidsen zelfs een fiere tweede plaats in, na de nog beroemdere Thaise glimlach, de Yimsiam.
In die lijst van favorieten heb ik boeddha en de koning met hun aanhang bewust even buiten beschouwing gelaten. Die vallen in een buitencategorie van adoratie en mogen niet in één adem genoemd worden met de meer op het gewone volk afgestemde nummers één en twee. Je ziet de royals en de monniken dan ook bijna nooit lachen, al hebben ze er alle reden toe. Nee, ze omgeven zich liever steeds met een aura van serieusheid, wat beter past bij hun belangrijke rol in de maatschappij.
Geef een kind in Thailand maar eens een goedbedoeld klopje op het hoofd en je hebt meteen de poppen aan het dansen. Dat kun je ook in elke reisgids nalezen. Het is zowat de ultieme vernedering voor een kind en zijn familie als dit gedaan wordt door een gewone burger en nog verwerpelijker als een ‘farang’ het zou doen.
Een monnik daarentegen doet er net goed aan; zijn aanrakingen worden juist als een zegening gezien, over die van een royal spreken we in die samenhang niet eens. Dat zou zoiets zijn als een beroering door boeddha himself.
De liefde voor het kind, alomtegenwoordig als de zon, de wind en het zilte water in de delta van de heilige Chao Phraya, die na een lange meditatieve reis doorheen het ganse koninkrijk uiteindelijk zijn kostbare vocht belangeloos, doch melancholiek overdraagt aan de eindeloze oceanen.
Maar er zijn natuurlijk altijd weer die pijnlijke uitzonderingen die de regel bevestigen. Wat kinderliefde betreft. Wat nu volgt, is hoogstwaarschijnlijk een voorbeeld van zo’n afwijking van de Thaise norm.
Dit verhaal is kort, recentelijk waargebeurd en er zit geen greintje fantasie, humor of ironie/sarcasme in, dus ideaal leesvoer voor de liefhebbers van echt authentiek en realistisch, bijna documentair Thais informatief materiaal.
Het wat trieste verhaal van Nongboy
Mijn vrouw zou eergisteren even naar de markt wandelen om nog wat te eten voor ons te halen. Het was na zessen, al behoorlijk donker en de bezorgers hier in de buitenwijk waren al klaar met hun voedseldistributie en de restaurants ook al dicht. De wandeling is tevens een kleine exercitie voor haar, ruim 1 km op en neer, dus gauw goed voor een stap of 1500-1600 op haar Garmin.
Ze moest het klusje even alleen klaren; schoonmoeder had geen zin meer in een wandeling en ik was wat slecht ter been door mijn, een paar dagen geleden in Buriram, verstuikte enkel. Gebeurde mij bij het terug slenteren naar ons hotel, terwijl mijn vrouw de marathon daar liep. Behoorlijk pijnlijk, niet alleen aan de enkel maar ook voor het ego. Ik ging bijna ter aarde, bleef nog net overeind en moest toen luid binnensmonds vloekend nog een paar honderd meter naar het hotel terug strompelen zonder gezichtsverlies. Een pijnlijke kleine promenade. Eén keer de schoenen uit kon er dan ook geen meter meer vanaf. Maar dit alles even terzijde om te beargumenteren waarom ik haar niet begeleiden kon op deze nachtelijke voedselexpeditie over het door bijtgrage honden bezaaide weggetje naar de autoweg.
Ik liet haar wel beloven om naar de overkant van de autoweg te gaan via de voetgangersbrug, een honderdtal meters verderop. Wel zo veilig.
Na een tijdje, het zal een half uurtje geweest zijn, kreeg ik een appje: ben onderweg, maar breng wel iemand mee die ik zo even naar huis moet brengen.

Ik zat rustig een film te kijken in de slaapkamer, die eigenlijk onze woonkamer is en dacht dat ze misschien een vriendinnetje of kennis op sleeptouw had genomen. Ik hoorde echter verder geen vrolijk damesgekwetter in huis en ging dus maar eens poolshoogte nemen. De echte woonkamer is immers maar één deur verwijderd van mijn TV/slaapvertrek.
Op onze sofa zat een klein ventje een beetje ongelukkig rond te kijken. Hij bleek Nongboy te heten en zat ondanks zijn kleine formaat al in groep vier. Hij zag er niet bijzonder onverzorgd of ondervoed uit; gewoon een tenger Isaan jongetje in zijn ongestreken schooluniformpje.
Ik liet hem even voor wat hij was en beende naar de eetkamer, waar de rest van de familie in tamelijk opgewonden gesprekken verwikkeld was en vroeg om opheldering.
In gedachten zag ik hier al de zwaailichten voor de deur verschijnen, het geheel speelde zich weliswaar af in Thailand, maar de onbegrensde liefde die hier voor het kind geldt, maakte me toch wat nerveus.
Wat bleek: bij afdaling van de voetgangersbrug en inmiddels beladen met voeding voor iedereen had vrouwlief in het donker onder het kille beton het kleine ventje in elkaar gedoken zien zitten. Het was toen al rond 7 uur en de school was dus al lang uit. Hij was blootsvoets, maar zijn schoenen zaten in zijn rugzakje dat hij nooit afnam of opende.
Met bezorgde stem vroeg ze hem wat hij daar deed en hij vertelde dat zijn moeder hem niet had afgehaald. In zulke gevallen moest hij maar gaan slapen bij de oma van een vriendje, die een kamertje had niet ver van de brug. Maar dat wilde hij niet, hij wilde naar huis en zou wel gaan lopen. Uit zijn uitleg bleek dat dat een bijna nachtelijke wandeling langs de autoweg zou zijn van zo’n dikke 5 of 6 kilometer.
Samen klopten ze aan bij de oma van het vriendje, ook al wilde hij daar niet blijven. De oma bevestigde het verhaal van het slapen blijven, maar bracht hem ook wel eens naar huis als de moeder ‘verhinderd’ was. Echter, wegens haar steeds slechtere ogen durfde ze dat na zonsondergang niet meer en de zon was nu al lang onder. Een ritje met die oma was dus geen optie vandaag.
Besloten werd om de moeder op te bellen, want Nongboy wist haar nummer van buiten.

De dame was niet bepaald spraakzaam. Ze was ziek en kon niet naar school komen. Ik kan hem je wel brengen, zei mijn vrouw. Ja. Kun je hem dan bij de grote weg oppikken? Nee, ik ben te ziek. Geen: wie ben je, waarom bel je, wat is er met Nongboy.
Dus werd de expeditie op touw gezet. Nongboy kwam even mee naar ons huis om de auto op te pikken. Hij had inmiddels mijn sandwich van de markt verorberd en ik had hem hier op de bank nog een pakje melk gegeven dat er ook vlotjes in ging. De 30 baht dagelijks eetgeld van moeder waren allang uitgegeven.
Schoonmoeder en vriend zouden ook mee rijden, gelukkig maar want route en ontvangst waren onvoorspelbaar. Ik zou hier het fort blijven verdedigen.
Eens van de autoweg richting Udon Thani af werden de weggetjes steeds donkerder en hobbeliger en ondanks de instructies van Nongboy, die als een volleerd menner staand op de (plek van de) cardantunnel routeaanwijzingen gaf, moest de kleine Honda uiteindelijk stoppen omdat er geen weg meer was te bekennen. Wel in de verte een eenzaam, wat armoedig plattelandshuisje. Nongboy ontving van mijn vrouw nog een knuffel, 100 baht en de beste wensen voor de rest van zijn leven, met de nadruk op ‘blijf weg van de drugs, dan zal het altijd goed met je komen’. Ook haar telefoonnummer kreeg hij mee voor als het ooit nodig mocht zijn.
Moest het wel al in de komende weken zijn want de rest van het jaar is de Thaise simkaart in ruste. Om dat praktische probleem te ondervangen werd ook nog haar FB dinges gegeven, daar is ze het hele jaar op bereikbaar. Toen toog de kleine man met zijn nieuwe ‘stiefoma en -opa’ verder te voet door het veldje naar huis. Waar hij werd opgewacht door grote zus en kleine broer. Hun moeder was in geen velden of wegen te bekennen. Een vader ontbrak in dit gezinnetje en dus ook in dit verhaal.
Weer thuis aangekomen konden wij met zijn allen gaan filosoferen en speculeren over dit mini-avontuur, bijvoorbeeld over waar de moeder dan wel uitgehangen had. Misschien in het ziekenhuis? Waarom had ze zo weinig belangstelling voor het lot van de kleine Nongboy? Het was toch een alleraardigste en heel beleefde jongen.

Gelukkig was mijn vrouw te voet naar de markt gegaan, anders had ze het ventje nooit gezien en had hij daar de hele nacht onder die brug gezeten of zijn leven op het spel gezet in een nachtelijke meer dan een uur durende wandeling langs de autoweg.
Epiloog: de dag erna kwamen er opeens twee vrolijke jongetjes op fietsjes langs ons huis gereden. Eentje was Nongboy. Hij riep naar mijn schoonmoeder dat hij het fietsje van een vriendje had geleend en samen crossten ze vrolijk weer de straat uit, de spannende gebeurtenissen van de avond ervoor kennelijk weer uit zijn geheugen gewist. De onprettige kant dan. Ze had hem nog na geroepen: kom maar gerust terug als er iets is, maar of hij dat nog gehoord had? Wij zagen zijn korte bezoekje als een kinderlijk, misschien zelfs onbewust dankjewel. Het gaat goed met mij, bedankt, lieve mensen dat jullie voor even voor mij hebben gezorgd.
Over deze blogger

- Khun Rick dateert van 1959 (momenteel 65 jaar), opgegroeid en nog steeds woonachtig in Zuid-Limburg. Na 40 jaar ambtenarij nu al bijna 5 jaar met vervroegd pensioen. Komt sinds 2001 regelmatig als toerist in Thailand, maar leerde zijn vrouw in Nederland kennen en is met haar vaak te vinden bij schoonmoeder in Udon Thani. Samen reizen is zijn passie, eten (helaas) ook en sporten een noodzaak. En natuurlijk schrijven: vroeger serieus en nu luchtiger.
Lees hier de laatste artikelen
Cultuur8 februari 2025Een souvenir met een luchtje: kunst of kitsch?
Cultuur4 februari 2025De kleine Nongboy
Cultuur30 januari 2025Kip, blind maar met de stem van een engel
Cultuur26 januari 2025De fietstocht
Schrijnend verhaal maar helaas niet uitzonderlijk. Wat ik gedurende 20 jaren rondreizen zie, is dat ingeval van echtscheiding de vader ( maar heel soms ook de moeder) zich totaal niks meer aantrekt van de kinderen. En verder is het heel vaak zo dat er geen toezicht is op wat de kinderen eten. Ze mogen zich volproppen met goedkope rommel van het lokale winkeltje of de 7/11 en eten wanneer het hun uitkomt. En al te vaak mogen kinderen zo lang ze willen stompzinnige spelletjes en games op de smartphone spelen.
Er groeit een generatie op die te maken zal krijgen met veel mentale en fysieke problemen.