Het meisje van Chonburi

Door Alphonse Wijnants
Geplaatst in Cultuur, Korte verhalen
Tags:
8 september 2023
Chonburi

Chonburi

Chonburi ligt bij de zee aan de Golf van Thailand. Op oude kaarten heet het Golf van Siam. Het is geen vissersstadje. Krijsende zeevogels komen op de daken van het pleintje bij de lokale vismarkt schijten, dat wel. Aansluitend trekken ze met veel herrie naar open zee.
Voor de kust op een afstand liggen de diepladende schepen met hun botte snuit als plompe potvissen te suffen. Rap als volgroeide koraalslangen glijden ellenlange transportbanden van wel drie kilometer op hoge houten poten over het klaargroene water. Ze vullen het ruim van de vrachtschepen met cassavekorrels, het succesgewas van de regio.
Onder de luifel van het nonchalant in elkaar gelaste busstation aan de haven wisselen plattelandsvrouwen zonder haast nieuwtjes uit. Ze hoeven nergens naartoe. Op hun bovenlippen glinsteren zoutige parels van zweetsnorren.
Als ik me Chonburi voor ogen haal, komt Rath in me op. Rath is een meisje van Chonburi. Ik heb me voorgenomen dat te blijven denken. Ze is louter en alleen van Chonburi, meer niet. Ik houd me aan dat idee.
Rath is in die omgeving geworpen. Ze werkt er, het was haar toegevallen. Om die reden woont ze er. Waar je ook bent, schrijft Martin Heidegger – daar ben je. Zo ook het meisje Rath!
Toch, als je haar ziet, in levenden lijve ziet, bemerk je aan haar ogen een beetje Chinees bloed. Verder blijft haar herkomst in het ongewisse, een heugenis even ontredderd als die van een aangespoelde bultrug op een bevuild zandstrand, een diersoort die in de strijd tegen de klimaatverandering goed werk verricht, de aangespoelde helaas niet.
Hoe is het in Chonburi?
Tot omstreeks twaalf uur verzamelt de zeewind voor de kust de tomeloze hitte. De zon gaat tekeer als een hel van vijandige vlammenwerpers in een bunker van de Atlantikwall. Eén enkele kleurloze tortel koert nog een laatste keer in een struik.
In de middag drijft de moorddadige kolom lucht landinwaarts richting de lage heuvels omheen de stad. Van ver zijn de rotsketens in het zuiden te bemerken, scherpgepunt als tanden. Naaldscherpe kammen die als versteende krokodillen hun staart om de stad werpen.
Het landschap is een geelrode, zieltogende aarde, cassavestekken tieren welig op armzalige gronden, ze groeien van niets, maar het groen van bomen en struiken wiegt lusteloos, zingt een verlept lied.
Rath huist in een kleine flat. Als ze ontwaakt, kijkt ze door het raam hoe een baan van wolken in het oosten de zon eronder houdt. De zon is een gelige schotel dunne cassavepap. De ceremonie volhardt de hele moesson. Ik weet niet hoe natuurgetrouw het is. Vasthoudend bleef Rath me het hele regenseizoen die prent vanuit haar kleine keuken in dezelfde bewoordingen beschrijven.
Het werd een vertrouwde schets, maar een beetje sip.
Chonburi ligt vierenzeventig kilometer onder Bangkok. De bedrijvigheden van dat achterland liggen in het Eastern Seaboard Development vervat, een overheidsinitiatief dat met een speciaal belastingregime investeerders lokt en voorkomen wil dat de hoofdstad in nog meer werkplaatsen en industriële gebouwen verstikt geraakt.
Iedere morgen, zoals Rath me tekent, lijkt de zon op het hoofd van een gevloerde Muay Thaibokser, na een opgaande kniestoot met een scheve kaak op de mat geperst. Het canvas is het moerasgroene akkerveld van cassavestokken die met ontelbaar vele vingerbladen de tot moes geslagen vechterskop vasthouden.
Als Rath keek, dacht ze aan zichzelf. Ze hield de adem in en was er beducht voor dat er niets zou veranderen. Om de zon blonk de lucht vaalgrijs als het paarlemoer van haar ziel.
Dat ritueel duurde een tijd, de twintig minuten dat Rath het rose drakenfruit aan een schijfje tafel schilde en een kop Vietnamese koffie halfleeg dronk. Als de zon aan de onderste rand van de horizon ontkwam, zat ze in haar autootje op weg naar de Moby & Bean Co Ltd op het immense industrieterrein een paar kilometer van centrum Chonburi. ’s Avonds omgekeerd, soms heel laat nog. Bij het hek hield ze halt, reed weg als de laatste mannen van de nachtploeg hun brommertjes op de zijstandaard getrokken hadden, haar witte wagentje hupte met zijn rode lichten als een babykangoeroe over de reeks stoepranden. De conciërge keek haar zorgelijk achterna.
Thuis goot ze het restje koffie in de gootsteen en waste af.
Eerst had ik me afgevraagd of Rath echt bestond.
In een malle bui had ik me op Thai Love Links gelanceerd, een populaire internetsite om het geluk te ontmoeten. Al vlug was het raak, ik werd favoriet. Was ze wel het meisje Rath? Slechts één foto op haar profiel. Phishing?
Kantoren vol luidruchtige airco’s en aftandse computers in Lomé, Lagos, Accra – jonge, slimme, zelfbewuste Afrikaanse mannen in een huid van zwarte zonnen chatten er met de wereld, vooral de eenzame rijke westerse wereld. Met gefingeerde adressen, nepsites, malware en vooral gepikte foto’s van wondermooie Thaise meisjes of echter – de deepfakes – liggen ze op de loer om solitaire mannen creditcardgegevens te ontfutselen. Liegen en bedriegen zit ons in hart en nieren, het is een kunst, reëler als echte kunst. Ik spreek nog niet eens van de verleiding met seks, dat is bijkomstig bij single mannen. Zij zijn klemgeraakt in de opinie dat ze niet gemaakt zijn om alleen te leven.
Het gaat om fundamentele eenzaamheid. Het gaat om de zin van het leven.
In het weekend ging Rath naar de markt en de tempel van het uit zijn voegen gegroeide stadje. Daar bleef het bij. Ik geloof dat ze een eenzaam meisje was. Vriendinnen had ze niet. Of ze nog ergens een vader, een moeder had, een broer of nichtjes, dat zag je niet aan haar.
Rath was beslist een meisje van Chonburi. In Thailand laten vele jonge vrouwen en mannen hun landelijke dorp, stad, provincie achter zich en lopen vaak duizend kilometer verderop in industriegebieden te hoop. In Chonburi cirkelde het om fruit, van planten tot plukken. Daar lagen de jobs maar een overaanbod van handen hield de lonen laag.
Chonburi en Rath, voor mij waren ze één. Verjaagd.
Verder wist ik van niets.
We hadden het er na een tijd over hoe we elkaar konden treffen, Rath en ik.
De jonge vrouw leek fiks in haar vel te zitten. In een paar dagen was ik veel te weten gekomen, goedbetaalde job als kaderlid, benauwende verantwoordelijkheid. Tonnen en tonnen snacks en borrelnootjes draaiden iedere dag aan haar oog voorbij. Rijen en rijen versnaperingen in diverse maten, smaken en kleuren, met kruiden, zeezout, curry, oosterse specerijen, Indisch, Maleis, Thais, in een krokant jasje of natuurlijk. Vervolgens plaatste zij haar handtekening onderaan de bladzijde en garandeerde dat de snacks bij het verlaten van de fabriek deugdelijk waren.
‘Food is safe, zoiets!’ vatte ze kort en bondig haar job als Quality Control Officer samen.
Moby & Bean Co Ltd leverde vooral aan West-Europa. ‘Italy, France, Belgium, Holland’, liet ze weten. ‘Your country, that company with a spruce tree in its logo.’
Meestal kwam Rath net uit de ochtenddouche, vlak voor ik mijn MacBook dichtklapte en onder de lakens kroop.
Plots een verontrustend bericht.
‘I want stop wow-king, ik wil dit werk niet meer. Not this job anymo-we! I want to w-run away f-wom he-we.’
Ze zei het of ze op mij gewacht had om het voor zichzelf te formuleren. Haar onthulling was verrassend. Wie zo’n bekentenis doet, lijkt echt te zijn. Ik ging niet discussiëren. Ik kende haar net.
‘Hoe wil je aan geld geraken om van te leven? antwoordde ik dan maar.
Toen begon ik erover na te denken dat ieder mens op de wereld een plek heeft waar hij echt vandaan komt. Vaak ligt het voor de hand. Soms is afkomst verhuld, betwijfelbaar, ingebeeld, af en toe zelfs een vergeten geheim.
Dat hoort bij het lot.
Andersom is het bij rivieren zonneklaar, kwam het in me op, ze komen van hun bron en die wijst zichzelf aan. Van de vijf grote rivieren doorheen Thailand zijn de Chao Phraya en de Mekong de bekendste. Ze hebben allen een boven-, een midden- en een benedenloop, mooi geordend. Zo zijn ze altijd zichzelf. Ze vallen in hun natuurlijke plooi.
Mensen niet, bij mensen is het gecompliceerd.
Laten we ons afstemmen op de grote rivieren, ze houden niet op, ze onthouden niets, ze laten zich alleen maar gaan. In hun sterkte laten ze zich door niets of niemand staande houden.
Helaas, mensen zijn confuus, veroorzaken verwarring om zich heen – en in zichzelf.
Ieder individu had ooit geuren en kleuren, omarmingen en omhelzingen, klanken en woorden om zich heen – de melodie van de plaatsen waar kinderjaren achterbleven. Lastig als die eenheid niet meer klopt. Bij mensen kan de bronbedding van een stroom als het ware nog na de benedenloop als een ondergrondse aftakking tevoorschijn komen.
Misschien had ik er met Rath over moeten praten vanwaar ze kwam. Ik weet nog altijd niet of dat voor haar belangrijk was, of voor mij.
Het achterland van Chonburi is door ontelbare lelijke conservenfabrieken, kromme rijen magazijnen in afbladderende groene verf, door ijzige koelpakhuizen, grauwe raffinaderijen, dwarsende spoorlijnen ingepalmd, door containertrucks die elkaar in het wilde weg op parallelwegen kruisen.
Ze trekken een slordig spoor van menselijke haast.
Aan de kust is er nog enige bries, maar het binnenland… Een tomeloze kolom van hitte en vlammen wurgt het industriegebied, legt wegen, rijstvelden, de voet van de heuvels lam. De regio weet niet meer waar hij aan toe is.
In het begin wist ik dus niet of Rath van vlees en bloed was.
Enfin, ze bleek een meisje van Chonburi. Een echt levend meisje.
IJlings kwam er zekere dag een haastig relaas, het zat haar hoog.
‘Ze negeert me, de feeks! Ze loopt naast me door, ze kijkt me niet in de ogen, het hellewijf! Stupid Nattakan! Ik vraag haar om opheldering, zij draait het hoofd. Haar ogen vonken van misprijzen!’
Rath was gegriefd over dat dispuut met haar bovenbaas.
‘Ze voert iets in het schild!’ liet ze erop volgen. ‘Gisteren haalde dat wijf me door het slijk, ten aanhoren van mijn hele team! Mijn mensen aan de grond genageld, het gaat ze ook aan. Ze liegt dat ze zwart ziet. Doet een baas zo in jouw land?’ Strijdlustige vonken.
‘Hoe lang werk je al? Correctie, hoe lang werk je er al?’ riposteerde ik dan toch. Goedbetaald en vast werk ligt niet zo voor de hand in Thailand.
‘Ten yea-ws, tien jaar zijn er voorbij.’ Ik maakte een kleine optelsom met haar bachelor erbij. Ik giste dat ze vierendertig was – a peu près.
Ik schreef even niets terug.
‘Mijn team steunt me door dik en dun. Die rottige Nattakan! Een doortrapte prij. Ik voel me bedrogen.’
‘Hoe is ze op haar stoel beland? Is ze van ver of nabij familie van een hogere baas? vroeg ik. Vaak zoek je het beter niet te ver.
‘Op één week barst mijn inbox van de nota’s: ik haal mijn doelen niet, bestookt ze mij en mijn afdeling. Maar ik zeg je: Food is safe! Safe this first! Ik attesteer geen enkele lading, als ze niet nagetrokken is.’
‘Loop je niet te hard van stapel?’ wierp ik in het midden.
‘Slaapwel,’ zei Rath, ‘ik kruip in bed.’
‘Zo vroeg? riposteerde ik! Ze gaf geen antwoord. Ze hield ervan onverhoeds af te breken. ‘Als ik nu niet naar bed ga, haal ik het morgen niet! Een lange dag volgens mijn agenda. Good night, Alpon!’
Toen was het voor een aantal dagen stil.
Enkele weken voor dit voorval had Rath een tweede foto gestuurd.
Wat ik in een oogopslag zag: rechts Rath met hoofd en schoudertoppen in een kwart profiel, nauwelijks eenvijfde van de hele foto, een sneeuwwitte opengewerkte blouse, een gezicht met een fors litteken en de tint van roomboterkoekjes. Het grootste deel van het beeld een watermassa, bruin en taai als het gladde lijf van een worstelaar. Heb je van zijn leven, de Mekong die op de grens van Thailand en Laos kronkelt en al miljoenen jaren een uniek stroomgebied boetseert. De laatste rivierdolfijnen zwemmen in zijn diepste poelen rond, ze blijven adembenemend lang onder water, bekend als Irrawaddydolfijnen, aanbeden als een reïncarnatie van de voorouders in de dorpen van Laos.
Als je één keer bij de Mekong hebt gestaan, herken je op elke willekeurig andere plaats zijn energie. Dat is zijn majesteitelijke dynamiek.
Rath had Chinees-Thaise roots, kwam uit de Mekong-regio’s, zo dacht ik er nu over. Hielp dat om haar te doorzien? Ik checkte de fotogegevens: datum 14-04-2011, 16:53, bestandsnaam SAM_0437.JPG, bestandsgrootte 47.38K, camera Samsung PL150, belichting 1/250, focusnummer f/3.5, ISO 80, flits niet gebruikt.
Alles tezamen… wist ik nu meer?
Het is niet dat je vele feiten van een verhaal kent, dat je het verhaal begrijpt – of ook maar een grein ervan kunt bevatten, moest ik vaststellen.
Rath was een meisje van Chonburi en daar was ze in haar bestaan gegooid. Heidegger zou het zeker beamen.
Een van die ochtenden, vlak voor ze de hulpeloze grimas van de zon onder de moessonwolken beschreef, vlak voor ze naar het werk vertrok een noodkreet. ‘Niks goeds kan ik nog doen!’
‘Ik begrijp het. Ik geef geen raad. Vind je het een uitzichtloze situatie?
Ik wachtte lang op een reactie.
Ik weet niet wat ze toen deed. Achteraf bleek, ze had haar toekomst voortvarend in een nieuwe bedding gelegd. Een kranige jonge vrouw.
Plots stelde ze een afspraak met mij voor, ze bleek gretig mij te leren kennen. Het viel in de dagen dat ik vanuit Myanmar naar Bangkok terugkeerde. Ik nam aan dat Rath gewoon wou inschatten of we iets met elkaars levens aan konden vangen.
In Tao maak je al deel uit van je leven van voor je geboren wordt en ook lang nadat het over is. Het is vanzelfsprekend.
Ik huurde net een huis schreef ze. ‘De inrichting: beneden schilder ik in paarsgrijs met een dikke oranje streep. Orange like the monks dress! Het zijn de kleuren van mijn logo. Het is een grote ruimte met vele ramen. Hier komen de glazen kasten met schoonheidsproducten en twee ligbedden voor de gelaatsmassage. Thai women like to be beautifull. Morgen koop ik gordijnen, ik wil niet dat iedereen zomaar binnen kan kijken.’ Ze zond een foto met interieurs en vooraanzicht, een aangebouwd huis met een smalle inrit opzij, lange verticale ramen in donker roodkleurig hout. Tot mijn verrassing was de voorgevel al geverfd en de opstap geplaveid, nog helemaal nieuw. Een groot bord met haar logo in paars met een oranje band. ‘The Beauty Shop’. Het logo zag er precies uit zoals ik me had kunnen voorstellen.
Ik wachtte haar op in de Coffee World op de hoek van de Sukhumvit boulevard en Soi 11 in Bangkok, een drukke zijstraat met vele jonge vrouwen die een aktetas droegen.
Met brede golvende bochten walst de avenue met haar vele rijvakken zwierig en teder, eigenwijs en afgemeten als een viermansbobslee van west naar oost door Bangkok.
Op dat tijdstip had de kolom van vuurtongen het opgegeven, het koele seizoen brak door. Op de Sukhumvit is de warmte nu broos vloeibaar kristalglas. Het is of een vliesje over gevels, wegdek, de zuilen van de Skytrain ligt. Als je het met een eetstokje aanroert klinkt het minder kristallijn. Na de razernij brengen de geluiden een andere klank voort. Maar de geur van gebakken knoflook blijft altijd eender.
Rath was vijfendertig, ze straalde een kalme argeloosheid uit.
Zonder zich te bedenken kwam ze naar de lage sofa waar ik compleet in een zee van licht en ramen verdronk. Ze zal me al gezien hebben toen ze op de stoep voorbijliep. Ik maakte plaats voor haar. De jonge vrouw was broodnuchter, als een jonge luitenant die zijn eerste compagnie schouwt. Ze keek als een Chinese, wikte en woog met een klare nuchterheid. Leven in het nu, waar je ook bent, daar ben je. Onze ontmoeting duurde anderhalf uur. Ik excuseerde me dat ik in die korte tijd alleen een pizza in een shopping mall aan kon bieden en geen lunch in de Lebua-Rooftop Bar.
Bij dat rendez-vous bleef ik heel dicht bij mijn simpelste ik.
Ik had het gevoel dat mijn simpelste ik voorstelbaar in een klein eenvoudig rechthoekig kartonnen doosje paste dat ik haar in de vingers schoof. Zo, nu had ze alles!
Het was een eerste afspraakje en het bleef bij dat ene afspraakje. Geen woorden, alleen stilte.
Een week geleden vond ik een oude e-mail, nog ongeopend. Rath vertelde me een verhaal. Ze vertelde dat het koele seizoen zich goed hield, vanuit Centraal Azië waaide een droge koele lucht, rijst, ananas, drakenfruit en cassave werden geoogst en gedroogd.
In de mail vertrouwde ze me toe dat ze soms op een zondag in haar huppende autootje sprong en naar het strand reed, twintig kilometer van haar flat lag de zee. Ze wist niet of het echt was, of dat ze misschien droomde. Met haar blote voeten voelde ze het vochtige zand terwijl de zee ongedurig leek en zich terugtrok. Een afgebroken schelp sneed in haar teen. Aan de horizon boven de waterpartij kraste een zwarte machteloze zon inkervingen in de blauwe huid van de hemel en bloedgekleurde tranen welden op. Die weerspiegelden in het immense watervlak dat duizenden vermiljoenen kleuren over de hele hemelboog weerkaatsten. Dan viel zachtjes het duister.
Terwijl ze een hele poos wandelde, was ze niet alleen, zei ze, ze liep als in een droomwereld. Zonder dat ze het bemerkte, kwam er plots een man naast haar lopen. Hij hield met zijn rechterarm haar schouder omhelsd zonder dat zij het gewaarwerd. Toch hield ze zijn vingers vast en hun tred was gelijk. Zij voelde de harde punt van zijn dij tegen haar heup. Als ze achteromkeek vond ze geen dubbele voetsporen, alleen haar enkelvoudige passen in het zand. Ze wou niet stilstaan om zich zeker te stellen.
Een breedsprakerige maan met witte woorden kroop als een krielende streng wormen uit het watervlak van de zee op.
Vervolgens reed ze in haar witte kangoeroe met flikkerende achterlichten over de klakkende keien de weg op, hippend over de hoge stoepranden zonder één keer, ook maar één keer afscheid van de man te nemen. In feite kwam het niet aan de orde.
Dat uitstapje had zich nog enkele keren herhaald, schreef ze mij. Thuis kleefde ze een pleister op de snee in haar teen.
‘Vind je het raar wat ik vertel? Jou treft geen schuld, Alpon. Waar je bent, daar ben je! Je woorden waren goed, je ogen echt,’ bekende ze. ‘In de Coffee World, daar toen op de Sukhumvit, betwijfelde ik dat je een man bent die op een enkele plek kan blijven berusten.’
Ik staarde voor me uit en las de woorden. Ik dacht aan Heidegger. Buiten klom de hitte alweer in zuilen tot hoogtepunten. Op de leeggelopen rijstakkers brak de leem tot een netwerk van aders uiteen. Kurkdroog. Zover dat het niet meer overzichtelijk was.
‘Ik kan in die onzekerheid niet berusten, zei Rath, het meisje van Chonburi. ‘Ik word onzeker, ik word zwak als ik zo moet leven, Alpon. Ik kan alleen klaar en duidelijk leven. Het ga je goed met zwerven.’
En zo bleef ik alleen achter, met mijn berooide demonen. Meisje Rath, het wordt niets tussen ons. Succes met je beauty salon, succes met je eigen baas te zijn. We zoeken allebei vrijheid maar op een andere manier… Het leven is vaak een stapje terug, maar dan twee grote stappen vooruit. We zijn er bijna. Telkens dichter bij de onbekende mogelijkheden die we zijn.

Bangkok, december 2014 – Hasselt, februari 2022

3 reacties op “Het meisje van Chonburi”

  1. jan zegt op

    Ja, waarheid versus perceptie, blijft de weg om de werkelijkheid te vinden.

  2. Joke zegt op

    Prachtig mooi en prachtig mooi beschreven!

    • Maarten zegt op

      Mooi geschreven en leuk om te lezen op zondag ochtend!


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website