
Thailand is het enige land in Zuidoost-Azië dat nooit werd gekoloniseerd, maar wel keer op keer werd overgenomen, door zijn eigen leger. Sinds 1932, het jaar waarin de absolute monarchie plaatsmaakte voor een grondwet, heeft het land meer dan tien staatsgrepen meegemaakt.
Waarom lukt het Thailand maar niet om een stabiele democratie op te bouwen? De sleutel ligt in een machtsspel tussen drie krachten: het leger, de monarchie en democratische bewegingen.
Van koninkrijk naar grondwet: de stille revolutie van 1932
Tot 1932 was Thailand, toen nog Siam, een absolute monarchie. De koning had het voor het zeggen, maar de roep om hervormingen groeide. Onder invloed van buitenlandse ideeën, onderwijs en een opkomende middenklasse ontstond een revolutionaire groep: Khana Ratsadon, de ‘Volkspartij’. In juni 1932 pleegde zij een geweldloze coup. De koning verloor zijn absolute macht en Thailand kreeg een grondwet. Op papier betekende dit de start van democratie, maar in de praktijk bleven oude elites en vooral het leger op de achtergrond zeer invloedrijk.

Hoe het leger de macht greep en vasthield
Na 1932 nam het leger een steeds dominantere positie in binnen de Thaise politiek. Militairen gingen zich niet alleen bemoeien met veiligheid, maar ook met bestuur en wetgeving. In 1957 volgde een belangrijke machtsgreep door veldmaarschalk Sarit Thanarat. Onder zijn bewind groeide de invloed van het leger én werd het koningshuis weer sterker naar voren geschoven als moreel ankerpunt van de natie. Sindsdien zijn het leger en de monarchie nauw met elkaar verbonden in wat je een informeel machtsblok kunt noemen.
Studenten, protesten en militaire reacties
In de jaren zeventig kwamen studenten en intellectuelen in opstand tegen militaire dictaturen. In 1973 leidde een massaal protest tot de val van het regime. Drie jaar later, in 1976, sloeg het leger hard terug. Tijdens het bloedbad op Thammasat Universiteit werden ongeveer 45 mensen gedood en meer dan 145 gewond, maar historici stellen dat het aantal slachtoffers veel hoger was. Kort daarna volgde alweer een coup.
De jaren tachtig en negentig brachten afwisselend burgerregeringen en militaire interventies. In 1992 zorgde een grote demonstratie tegen een voormalige generaal als premier opnieuw voor dodelijk geweld. Pas na tussenkomst van koning Bhumibol werd de rust hersteld. Het was een teken dat het leger op elk moment kon ingrijpen wanneer het dat nodig achtte.

De opkomst van Thaksin en de strijd tussen rood en geel
In 2001 werd zakenman Thaksin Shinawatra premier. Hij was charismatisch, modern en wist het platteland aan zich te binden met sociaal beleid zoals gratis gezondheidszorg en schuldsanering. Maar zijn macht en stijl riepen weerstand op bij de stedelijke elite, het leger en de monarchie. In 2006 pleegde het leger een coup terwijl Thaksin in het buitenland was.
Daarmee begon een diepe verdeeldheid tussen twee kampen. De ‘roodhemden’ steunden Thaksin en eisten hervormingen en democratie. De ‘geelhemden’ verdedigden de monarchie en steunden ingrijpen van het leger. Massaprotesten, politieke chaos en botsingen volgden elkaar op.

De coup van 2014: een democratie op papier
In 2014 greep generaal Prayuth Chan-o-cha opnieuw de macht. De coupplegers beloofden hervormingen, maar in de praktijk werd de politieke ruimte sterk ingeperkt. De grondwet werd herschreven, politieke partijen kregen minder invloed en de senaat werd volledig benoemd door het leger.
Hoewel er in 2019 verkiezingen kwamen, was het duidelijk dat het leger het systeem zo had ingericht dat het zelf aan de macht kon blijven. Prayuth werd premier in een regering die vooral een verlengstuk was van de militaire junta.

Jongerenprotesten en het doorbreken van taboes
In 2020 kwamen jongeren massaal in opstand. Ze eisten meer democratie, hervorming van het onderwijssysteem en (voor het eerst in de moderne Thaise geschiedenis) aanpassing van de rol van het koningshuis. Dat was ongekend, want majesteitsschennis is in Thailand strafbaar met lange gevangenisstraffen.
Deze nieuwe generatie, opgegroeid met internet en internationale voorbeelden, durft vragen te stellen bij de traditionele machtsstructuren. Ze willen een land waarin vrijheid van meningsuiting en gelijkheid meer zijn dan holle termen.

Drie machtsblokken die elkaar blijven bevechten
De politieke instabiliteit in Thailand komt voort uit een structureel conflict tussen drie machtsblokken:
- Het leger, dat zichzelf ziet als bewaker van de orde en van de monarchie.
- De monarchie, die cultureel onaantastbaar is gemaakt en daardoor nog steeds veel invloed uitoefent.
- De democratische bewegingen, die vanuit het volk – vooral jongeren en bewoners van het platteland – strijden voor meer inspraak en hervormingen.
Deze drie krachten vertrouwen elkaar niet en werken elkaar vaak tegen. Zolang er geen evenwicht of compromis wordt gevonden, blijft het risico op nieuwe staatsgrepen groot.
Conclusie: een strijd die nog niet gestreden is
Thailand is een land met moderne ambities, maar een politieke structuur die diep geworteld is in traditie en hiërarchie. Het land heeft een constitutionele monarchie, maar in de praktijk blijven leger en elite de touwtjes stevig in handen houden. Democratie is in Thailand geen vanzelfsprekendheid, maar een proces dat telkens opnieuw bevochten moet worden, op straat, in het parlement, en in de harten en hoofden van het volk.
De machtsblokken. In het bovenstaande verhaal ontbreekt het blok van de ethnisch Chinees-Thaise bedrijven die zo groot zijn dat ze invloed kunnen uitoefenen op welk wetten wel of niet aangenomen worden door hun acolieten in de democratische instellingen.