‘Slangenbezweerder tegen wil en dank’

Door Lieven Kattestaart
Geplaatst in Cultuur, Korte verhalen
Tags: ,
23 mei 2025
()

Tijdens een lang verblijf in Thailand ( genoeglijk bewerkstelligd door het opnemen van een halve oceaan aan opgespaarde vrije dagen, plus het ook nog eens vriendelijk chanteren van mijn directe chef aangaande een lichte verlenging dezer eeuwigheid ) en vredig verpozend op schoonma’s Isaanse veranda nabij een verkoelende ventilator, bereikte mij een vrouwelijke noodkreet.

Oy, staande in de voordeur van het naastgelegen optrekje van schoonzus, sommeerde deze jongen zich te melden voor actieve dienst, aangezien er een slang gespot was en zij mij de aangewezen persoon vond deze ongenode slisser terstond van de heilige familiegronden te verwijderen.

Nu ben ik gelukkig van nature nogal bang uitgevallen, wat me in het verleden al meermaals behoed heeft voor ernstige misstappen, of doldrieste avonturen in het Thaise ondermaanse.

Het uit huis moeten bonjouren van een ( al dan niet giftige ) slang stond dan ook niet op mijn verlanglijstje voor deze vakantie, en liet ik desgevraagd graag over aan meer gekwalificeerd personeel.

Ditmaal kwam ik er echter niet onderuit.
Het was zaterdagmiddag, verpletterend heet, en de ganse schoonfamilie, inclusief bejaarde schoonmoeder, was al uren geleden in de onbeschoft grote Ford van schoonzus afgereisd richting Korat, teneinde de nog véél grotere Mall daar onveilig te gaan maken.

Hetgeen inhield het tandbederf bevorderend wegwerken van driesmaken-schepijsjes, betreden van menig salon teneinde de verzamelde werken van Botticelli op een enkele pinknagel te laten kalken, en het irriteren van alreeds wanhopig naar sluitingsuur verlangend winkelpersoneel door hele rekken katoen te bepotelen, en daarna met geen enkele aankoop de zaak weer weer uit te wandelen.

Zij werden aldus niet voor de avond terugverwacht, en de enige onder hen die wat kennis van slangen bezat, was ook al enthousiast meegereisde zwager Oeth.

Welke echter tegen die tijd beslist wel het hoognodige aan geestverruimende middelen tot zich zou hebben genomen, en dus bij het hanteren van slangwerend stoffer en blik eerder een gevaar voor zichzelf dan voor het reptiel zou hebben opgeleverd.

Bij het betreden van het ruime plattelands-paleisje van schoonzus trof ik daar diens broodmagere nicht aan.

Deze, tijdelijk bij schoonzus logerend omdat ze onlangs een aantal zware chemokuren had ondergaan, en haar liefhebbende zatladder-echtgenoot ongeveer net zoveel van Florence Nightingale weg had als de nu onder haar dekentje weggekropen slang, stond met een muts op en omgeslagen sprei in een hoekje te bibberen.

Niet vanwege het ongenode serpent, maar omdat ze het ondanks de helse temperaturen van de April-maand, gewoon koud had.

Dit verbijsterende beeld even verwerkend, terwijl bij mezelf het zweet onderhand tappelings via de rug naar lager gelegen regionen stroomde, trachtte ik in mijn hoofd een juist plan van aanpak te bepalen.

Want waarmee had ik hier van doen?

Een onschuldig buikschuivertje, laagstaand op de ladder der chemische oorlogsvoering, welke eerst een kwartier op je zou moeten kauwen alvorens er ook maar sprake was van enige schade aan opper of lederhuid?

Of betrof het hier een regelrechte afstammeling van die rotzak uit de Hof van Eden, met genoeg venijn in zijn linker voortand om binnen drie seconden een Belgisch trekpaard neer te leggen?

Met dit soort opwekkende gedachten in het achterhoofd benaderde ik behoedzaam het met watermeloen-motieven bezaaide kinderdekentje.

Gewapend met de nog in Nederland aangeschafte selfie-stick van vrouw Oy, en een eveneens haastig door haar aangedragen gele plastic emmer, was ik me zeer bewust van het feit dat ik voor het eerst van mijn leven voor slangenbezweerder speelde, en er waarschijnlijk hóógst ongeschikt voor was.

In mijn vroege jeugd ( bouwjaar 63′) de Nederlandse prairie slechts betredend om kikkervisjes te vangen of ongewild met blote voeten een koeienvlaai te testen op diens smeuïgheid, had deze polder-cowboy dan ook geen enkele kennis van zaken in dezen.

Daarbij half-en-half vrezend dat de slang een uitval naar mijn sappige grote teen zou wagen zodra hij de kans kreeg, en ik vervolgens een kort doch voor het Thaise publiek vermakelijk artikel zou gaan opleveren in het plaatselijke sufferdje.
Zolang er maar doden bij vallen doet gemengd nieuws het hier namelijk altijd goed, zo had ik geleerd.

Met een flinke haal van de stick wierp ik de bonte deken aan de kant, deed meteen een stap terug en ontwaarde mijn tegenstander.

Een onooglijk groen-geel geblokt slangetje.
Dat het diertje zich niet bepaald verheugde in deze belangstelling, bleek toen hij een sliert uitwerpselen achterliet op de tegelvloer, en zich daarna met gezwinde spoed begon te verwijderen richting keukendeur.

Wat niet de bedoeling bleek te zijn, ( het ‘Waai!’ van vrouw Oy sprak boekdelen ) dus sneed ik hem ( met kloppend hart en in mijn nerveuze staat minstens zo bereid tot het deponeren van wat uitwerpselen ) de pas af en legde de gele emmer voor hem neer.
In de hoop dat hij er uit zichzelf in zou kruipen en het slangenleed daarmee geleden was.

Als reactie op dit onzinnige plan stak hij slechts zijn gevorkte tong uit en scharrelde luchtigjes om de emmer heen, op weg naar veiliger oorden.

Er was geen ontkomen aan, ik zou met de stick en de emmer in de weer moeten om deze indringer te vangen.
Iets wat me op dat moment net zo aantrekkelijk voorkwam als het aan de Australische kust poedelnaakt beoefenen van de vlinderslag, terwijl er net een buslading blauw-geringde octopussen passeert.

Maar dan..
Terwijl ik de slang nauwlettend in de gaten houd, en mezelf met emmer en stick op zijn pad manoeuvreer, herken ik het diertje ineens.
Wij hebben elkaar namelijk al eens eerder ontmoet, zij het vele jaren geleden, én op een andere Thaise locatie.

Wederom werd onze kennismaking toen veroorzaakt door vrouw Oy.
Die, tijdens het doen van de afwas in het minieme en morsige bijkeukentje van schoonma, een slang onder het aanrecht meende te bespeuren.

Na wat sporen-onderzoek door schoonmoeder en mijzelf, konden we in de gehele bijkeuken echter geen andere slang ontdekken dan de in een hoek opgerolde groene tuinslang, welke eerstgenoemde gebruikte om des ochtends haar moestuin mee te besproeien.
Uiterst lang, doch ook uiterst ongevaarlijk.

Vrouw Oy, beslist niet op haar achterhoofd gevallen, en geen enkel vertrouwen hebbende in ons beider ‘niks aan de hand’-diagnose, weigerde verder categorisch haar keukentaken te verrichten alvorens een expert, in dit geval een buurjongen, eerst poolshoogte kwam nemen.

Deze dorpsridder, jong, onvervaard en slechts gekleed in korte broek en taoeages, ontdekte al snel een geel-groen gekleurde slang achter de vuilnisbak.
En werkte deze met behulp van een lange bamboestok de keukendeur uit, terug de buitenwereld in.

Gerustgesteld dat het met een sisser was afgelopen en het diertje ongeschonden zijn weg kon vervolgen in Boeddha’s vrije natuur, nam ik mijn normale vakantie-houding weer aan.

Zijnde die van totale ledigheid, afgewisseld met het wegwerken van schoonma’s culinaire hoogstandjes en het des avonds opboeren van menig koolzuur-concert na het nuttigen van wat blikjes olifantenbier.

Om er dan met een schok achter te komen dat onze koene buurjongen een iets ander idee had van diervriendelijk faunabeheer, dan deze toentertijd nog roze brillen dragende farang.

Toen ik wat later het verfrommelde slangetje op schoonma’s geblakerde stookplek zag liggen, tussen wat lege zakjes chips, roestige blikjes Birdy, en een halfverkoolde driewieler.

Het lijfje deerlijk verminkt door slagen met de bamboestok.
Na het raadplegen van het internet ( toentertijd opererend met de snelheid van een lekke trekschuit, dus het duurde even voor ik een juist beeld had ) bleek het in dit geval om een Golden Tree Snake te gaan.

Een hoogst onschuldige slang, die zich voornamelijk bezighield met de jacht op kikkers, hagedissen en een enkel uit de dakgoot gevallen piepkuiken.

Zeer mild van bijtgedrag, en met het aangename toxicologische profiel van een boterbloem.

Terstond moed vattend door dit feest van herkenning, had ik in no-time ( tot verbazing van de toekijkende dames, die meenden dat ik ten prooi was gevallen aan lichtzinnige roekeloosheid gevoegd bij blaartrekkende zelfoverschatting ) de slang met de stick opgelicht en in de emmer gedeponeerd.

Terdege in de gaten houdend of onze gast zich niet boven de emmer-rand kon begeven, en tegelijkertijd de totaal hersenloze erfhond van de familie verwensend die al blaffend grote belangstelling toonde voor mijn buit, liep ik de nabijgelegen droge rijstvelden in, en dumpte het dier vervolgens in wat struikgewas.

Zijn vrijlating, ongeschonden en ongedeerd, beschouwend als een klein goedmakertje voor het trieste einde wat zijn soortgenoot jaren daarvoor was overkomen.

Tevens ietwat trots op mezelf, aangezien ik dit onverwachte avontuur toch maar mooi tot een goed einde had gebracht, met mijn nauwelijks bestaande slangenkennis.
Er was hoop, zo oordeelde ik mild.

Het aloude spreekwoord ‘de dag niet prijzen voor de avond gevallen is’, bleek echter ook nu weer eens een waarheid als een bultrund te zijn.

Toen bij terugkeer op het schoonmoederlijk erf, vrouw Oy me ietwat misprijzend aankeek, en daarop liet weten dat ik kans had gezien haar selfie-stick te mollen bij het zo bruusk oplichten van de watermeloen-deken.

Had dat niet wat minder gekund?
Zucht.

Moraal van dit verhaal?
Zalig zijn zij die niets verwachten.

Want dat zal uw deel zijn als argeloze farang in het wonderschone Thailand.

Hoe leuk of nuttig was deze posting?

Klik op een ster om deze te beoordelen!

Gemiddelde waardering / 5. Stemtelling:

Tot nu toe geen stemmen! Wees de eerste die dit bericht waardeert.

Omdat je dit bericht nuttig vond...

Volg ons op sociale media!

Het spijt ons dat dit bericht niet nuttig voor je was!

Laten we dit bericht verbeteren!

Vertel ons hoe we dit bericht kunnen verbeteren?

Over deze blogger

Lieven Kattestaart
Lieven Kattestaart
Lieven Kattestaart (1963) woont samen met vrouw Oy op het mooie Goeree-Overflakkee.
Is werkzaam als havenmeester en bezoekt sinds 1993 het verre Thailand, waar hij in 98' Oy leerde kennen en haar overhaalde de zon vaarwel te zeggen en zich in dit kille moeras achter de dijken te vestigen.

Tegenwoordig de vakantieweken meestal doorbrengend in het Isaanse optrekje van schoonmoeder, afgewisseld met wat strandhangen in Pattaya, of klem zitten in bus of trein om andere en onbekende Thaise streken te bezoeken.
Zich voornemend na pensionering samen met Oy in Thailand te gaan wonen, en beiden kunnen nauwelijks wachten tot het zover is.

Hobby's: zodra er zich een inspiratie-vonkje aandient, doch meestal gekweld door schrijversblok, het toetsenbord beroeren teneinde het mooie Thailandblog van een nieuw stukje te voorzien, het beoefenen van lichamelijke bezigheid door middel van joggen (uiteraard met mate) online schaken, en het af en toe drinken van een prima Single Malt en daarbij wegdampen van een sigaar van Cubaanse origine.

5 reacties op “‘Slangenbezweerder tegen wil en dank’”

  1. Geert zegt op

    Hier in Iasan hebben we regelmatig slangen in onze tuin. Gelukkig nooit in huis. Ik heb een simpele stelregel, als de slang vertrekt als ik de deur open doe is het in orde. De meeste slangen vertrekken dan ook vrijwillig zolang ze niet in het nauw worden gedreven. Vertrekt de slang echter niet dan blijf ik binnen tot de kust weer veilig is.

    0
  2. Leo Leo zegt op

    Hier in het noorden kom je als slang boven de 50cm op de BBQ terecht, terwijl er een bekverbrandende pikante saus wordt gemaakt.

    0
  3. Bert zegt op

    Geweldige omgang met de taal, meesterlijk verhaal, Lieven. Tja, jammer zo komen er veel dieren om, onnodig, allemaal uit angst en bijgeloof. Moet anders kunnen. Dat slangetje komt veel voor, is idd vrij ongevaarlijk en op zich een interessant schepsel…. En al was het een cobra, dan nog …

    0
  4. Sjaak S zegt op

    Hahaha, wat een avontuur… Ik heb zelf heel wat slangen uit onze tuin verjaagd. De eerste slang deed ons besluiten onze open Thaise keuken om te bouwen tot een afgesloten, vast onderdeel van ons huis.
    Ik heb slangen in onze vijver gehad, slangen die uit een palmboom vielen, een slang die in een vogelnest zat en eruit kwam toen ik dat nest weghaalde, slangen die onder stenen kropen, en een slang die ik door de hele tuin heb gejaagd.

    Ik heb ze opgepakt (met een speciale grijper), ik heb ze door iemand laten weghalen, ik heb ze een klap op hun kop gegeven, en ik heb ook slangen met een kapmes een kopje kleiner gemaakt.
    Maar dat laatste was puur uit angst en noodzaak.

    Sommige slangen heb ik met rust gelaten, zoals de Golden Tree Snake en een andere die een rat had gevangen en aan het wurgen was. Die slang én de rat heb ik met het stofblik naar de achterkant van de tuin gebracht. Daar heb ik foto’s van gemaakt.

    Een keer kwam ik thuis, en toen ik de poort dichtdeed, stond ik oog in oog met een slang die aan de poort hing—nog geen tien centimeter van mijn neus. Ook dat was een Golden Tree Snake. Ze is ongedeerd vertrokken.

    Maar die slang uit het vogelnest was een uiterst giftige en snelle soort. Die kon ik echt niet in onze tuin hebben, dus die heb ik een kopje kleiner moeten maken…

    We hebben nu al vier jaar geen last meer van slangen—onze kat zorgt daarvoor. Slangen gaan haar uit de weg, en ze is echt handig in het vangen van dat soort dieren.

    0
  5. Jos M zegt op

    Het was weer geweldig Lieven En dan nog tjum tjum van Oy, dat herken ik ook

    0

Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website