‘Virus’

Door Lieven Kattestaart
Geplaatst in Cultuur, Korte verhalen
Tags: ,
9 juli 2025
()

Jaren geleden.

Ons, te weten vrouw Oy en mijzelf, verblijvend in ons pannenkoekenhuisje gelegen achter waterdichte dijk en duin, bereikten behoorlijk verontrustende berichten.

Over een eng virus dat al globetrottend rondwaart, en daarbij ook nog eens menig slachtoffer eist.
Wat bepaalt niet goed uitkomt, gezien onze plannen.
Na veel en langdurig overleg besluiten we toch de voorgenomen sprong, namelijk per KLM naar Thailand af te reizen, te wagen.

Grotendeels omdat vrouwlief na drie lange jaren haar oude Thaise moeder ( ooit nog touwtjespringend met een zekere Methusalem ) wel weer eens in de armen wil sluiten, en deze jongen vanwege hele andere, en vele malen platvloerser redenen.

Te weten mijzelf geheel vrijwillig onderdompelen in water op elleboog-temperatuur,
op het naastgelegen strand serieuze bepoteling betrachten door gebruinde amazones in bezit van versleten handdoek, deelnemen aan en bekostigen ván zwager Oeth’s uitputtende drank-marathons, en voorts iedere verdere vakantiedag mijn veelbelovende pre-pensioen leven in de waagschaal stellen door Pattayaanse zebrapaden te betreden.

Eenmaal op Schiphol hoorde ik een stewardess ( hevig ongeïnteresseerd in haar taak voor die dag, namelijk het vlotjes afhandelen van de lichte grondzee aan passagiers voor haar balie ) tegen een collega zeggen: ‘volgens mij gooien ze de tent vanavond nog dicht’.

Na het beluisteren van deze bepaald beangstigende volzin bekruipt mij wederom een ernstig gevoel van twijfel aangaande deze hele onderneming, maar één blik op het verwachtingsvolle gelaat van vrouw Oy beneemt mij alle moed haar te laten delen in de sombere opinie van de blauwgebroekte blondine.

Eenmaal aan boord van de jetlag producerende luchtbus, werd mij door een andere stewardess gevraagd of ik misschien van zetel wilde ruilen met een bij de nooddeur gezeten deerne.
Welke, uitbundig getooid met pruillip, opstandige oogopslag en de Franse nationaliteit, dichter bij de rest van haar verderop gehuisveste familie wenste aan te schuiven.

Na verlossing van deze nooddruftige in overleg met eega, en nu dus heerlijk ruim gezeten, sla ik het voor de spontane medewerking aangeboden cognacje van de dankbare luchtvaart-dame af.

Want met een lange Thaise vakantie in het verschiet zou een gebrek aan aandacht, accommodatie, of alcohol uiteraard een onbekend fenomeen zijn.

Ach, hoe wreed is het lot der argelozen.

Want nauwelijks het reisstof uit de navel gespoeld, en per geleende en der dagen zat zijnde Toyota Vios de lange expeditie naar de Isaanse binnenlanden ondernemend, of de eerste deuken in mijn vakantiedromen dienden zich aan.

Want was in Pattaya de sfeer al enigszins bedrukt gebleken, in het kleine dorpje op de Thaise prairie bleek angst met afstand de enige raadgever.

Waar ik normaal gesproken de hordes aangetrouwden nauwelijks van schoonma’s veranda wist te meppen, vanwege hun onstuitbare drang naar gratis bier en borrelnootjes, bleek deze nu omgetoverd tot parkeerplaats voor alleenstaande farangs.
Een stiltecentrum met slechts één bezoeker.

De enige die me er opzocht was de door teken geteisterde huishond, maar zelfs met hém kon ik geen blokje om.

Want het ganse dorp zat binnen met mondkapjes om te bibberen aan de keukentafel, en had volgens vrouw Oy geen behoefte aan een ziektekiemen verspreidende farang op hun gravelpad.

Want dat ik als bezoekende buitenlander natuurlijk al een terminaal geval was, werd volgens haar voetstoots aangenomen door jan en allethai.

Zelfs de dame van de dorpswinkel, een droefgeestig type met de ziel van een zakjapanner, ditmaal vakkundig vermomd als bijenhouder die iedere minuut een chemische aanval verwacht, pakte met moeite mijn Thaise bahtjes aan, beducht voor besmetting.

Voor iemand die normaal gesproken nog over haar beduimelde brillenglazen heenloert om ze maar niet te hoeven verslijten, beslist een hele opgave.

Na dit ‘schuw de schilferende schoonzoon’-scenario een week aangekeken te hebben, en nadat de ontwijkmanoeuvres van de dorpelingen bijkans oud-testamentische vormen begonnen aan te nemen, opteerde ik voorzichting voor een tactische terugtrekking richting kust.
Waar het beter toeven zou zijn.

Na hartelijk afscheid van schoonma, en wederom uren hobbelen over de Thaise wegen, troffen wij een aan zee gelegen spookstad aan.

Want ons ooit zo gastvrije hotel ging dicht voor drastische ontsmetting, en met moeite vonden we iets verderop een guesthouse, dat zowaar nog klantjes binnenliet.
Deze plaatselijke herberg, vrolijk getooid met de naam ‘lucky’, bleek dat allesbehalve te zijn.
Zelden was een naam meer misplaatst.

Want als welkomstgeschenk zegde de volslanke eigenaresse een maand te vroeg haar internet-abonnement op, bood de familie kakkerlak in de badkamer aan om even je rug te doen, bleek de airco dusdanig slecht dat het met eigen handen wapperen verrassend meer verkoeling bracht, en werden als ontbijt de bison-kitluchtjes en hamerslagen van de luidruchtige bouwplaats ernaast geserveerd.

Pattaya mocht dan zieltogend ten onder gaan door virus, vrees, en wegvluchtende toeristen, gebouwd zou er worden.

Het gezellige aan straat gelegen restaurant, waar ik ooit menig sappig biefstukje verslond, deed nu alleen nog zaken door afhaal-bakjes te vullen, en overal elders gingen ook de luiken dicht.

Het strand, eens een bruisende smeltkroes van gelijkgestemde gelukzoekers, gewapend met foute zwembroek, ernstig overgewicht en factor 50, werd een verlaten oase.
Strandstoelen werden ingeklapt en kleurige parasols opgestapeld.

De massage-meisjes borgen hun handdoekjes op, souvenir venters dropen af, en zelfs de opdringerige jetski delinquenten begonnen aan een cursus navelstaren.
Weg gezelligheid. Weg vakantie.

Zelfs mijn poging op het koele platte dak een glaasje gegist druivensap weg te werken in conjunctie met wat dampend tabaksblad, teneinde nog enig genot uit deze helse vakantie te peuren, kon rekenen op gefronste wenkbrauwen van de guesthouse madam.
Die haar roeping als lid van de Thaise veiligheids-gestapo dan ook zeer serieus nam.

Dus niet langer gedraald, de Blauwe Zwaan gepaaid, en veel te vroeg de terugvlucht aanvaard.

Ditmaal gezeten in een bomvol toestel.
Waarbij de stewardess exact eenmaal langskwam, ons een knapzakje overhandigde met daarin anderhalve goudreinet en Delftsblauwe stroopwafel, plus het vriendelijk verzoek het mondkapje slechts af te doen in geval we lager bleken te vliegen dan de besneeuwde hellingen van Mount Everest.

Dat niet iedereen aan boord zich zorgen maakte over besmetting of bacillen, bleek toen pal voor mij een verlate hippie, getooid in knotje en psychedelisch batikhemd, blootsvoets uit het vliegtuigtoilet kwam zetten.

Iets wat ik zelf nog niet had ondernomen vliegend in eigen privé-jet, omringd door frisse fotomodellen, en deze laatsten zojuist bijkomend van het op de knietjes schoonschrobben der cabine.

Met weemoed dacht ik dan ook terug aan de heenreis, en het door mij zo vlotjes afgeslagen cognacje.

Op vrouw Oy’s aftandse iPad ( zijzelf alreeds benijdenswaardig naar dromenland onder haar KLM dekentje ) scrollde ik door Youtube, wanhopig op zoek naar enige afleiding op deze ellenlange en jammerlijke zombievlucht.

Daar vond ik tenslotte een reisverslag over India.

Een uur lang bekeek ik als tijdverdrijf de kleuren, de schoonheid, het vuil, de koeien, de armoe, de mismaakten, en de ziektes.

Dan, proberend in slaap te vallen en de dikke Duitser naast me hartgrondig verwensend vanwege zijn kwabbige onderarm op mijn leuning, kwam eindelijk het besef.

Het kon blijkbaar altijd nog erger.

———————————————

Dit artikel is [jp_post_view]

———————————————

Hoe leuk of nuttig was deze posting?

Klik op een ster om deze te beoordelen!

Gemiddelde waardering / 5. Stemtelling:

Tot nu toe geen stemmen! Wees de eerste die dit bericht waardeert.

Omdat je dit bericht nuttig vond...

Volg ons op sociale media!

Het spijt ons dat dit bericht niet nuttig voor je was!

Laten we dit bericht verbeteren!

Vertel ons hoe we dit bericht kunnen verbeteren?

Over deze blogger

Lieven Kattestaart
Lieven Kattestaart
Lieven Kattestaart (1963) woont samen met vrouw Oy op het mooie Goeree-Overflakkee.
Is werkzaam als havenmeester en bezoekt sinds 1993 het verre Thailand, waar hij in 98' Oy leerde kennen en haar overhaalde de zon vaarwel te zeggen en zich in dit kille moeras achter de dijken te vestigen.

Tegenwoordig de vakantieweken meestal doorbrengend in het Isaanse optrekje van schoonmoeder, afgewisseld met wat strandhangen in Pattaya, of klem zitten in bus of trein om andere en onbekende Thaise streken te bezoeken.
Zich voornemend na pensionering samen met Oy in Thailand te gaan wonen, en beiden kunnen nauwelijks wachten tot het zover is.

Hobby's: zodra er zich een inspiratie-vonkje aandient, doch meestal gekweld door schrijversblok, het toetsenbord beroeren teneinde het mooie Thailandblog van een nieuw stukje te voorzien, het beoefenen van lichamelijke bezigheid door middel van joggen (uiteraard met mate) online schaken, en het af en toe drinken van een prima Single Malt en daarbij wegdampen van een sigaar van Cubaanse origine.

1 reactie op “‘Virus’”

  1. Roelof zegt op

    Mooi geschreven weer,

    Ik kwam half maart 2020 terug uit Thailand, werd opgehaald door mijn broer, bleef ditmaal buiten wachten, I.v.m. besmetting.

    Eenmaal thuis boodschappen doen, de kassabon was nog nooit zo laag, omdat er door hamsteren bijna niets te krijgen was

    2

Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website