‘De dag dat ik probeerde Thais te denken: Een verslag van een mislukte poging tot culturele osmose’

Je kent ze wel, van die zelfhulpboeken met titels als “Denk als een boeddhist in tien dagen” of “Word zen op slippers”. Ik heb ze nooit gelezen, maar alleen de titels al geven me stress. Toch besloot ik op een ochtend, het moet een tropenroes zijn geweest dat ik het zou proberen. Niet zo’n boek, nee, ik wilde echt proberen om eens een dag lang als een Thai te denken. Of op z’n minst een beetje.
Het begon allemaal bij de markt.
Normaal gesproken wil ik daar binnen tien minuten weer weg. De vislucht, het geroep, het feit dat ik nooit weet wat ik koop omdat alles op de grond ligt of in een emmer drijft, ik raak er licht claustrofobisch van. Maar vandaag was anders. Vandaag was de dag dat ik Thais ging denken. Dus ik liet me meevoeren. Niet letterlijk, want dat zou betekenen dat ik omver werd gelopen door tante Mali met haar kruiwagen vol galanga. Maar figuurlijk dan.
Ik besloot te glimlachen. Zoals Thai dat doen. Lichtjes knikken. Niets zeggen. Geen vragen stellen, vooral niet over de prijs. Ik kocht iets waarvan ik dacht dat het bananen waren, maar het bleken jonge bamboescheuten met chili te zijn. Mijn darmen zouden later die dag hun mening geven, in stereo.
Volgende test: het verkeer.
Ik reed op mijn brommer zonder helm (sorry mama) en besloot te stoppen met me op te winden. Geen handgebaren, geen gevloek in plat Rotterdams als iemand zonder te kijken rechtsaf slaat terwijl hij linksaf knippert. Nee, vandaag zou ik me overgeven aan het Thaise verkeerskarma. Ik zou de ander voorrang geven. Ook al had ik die. Vooral als ik die had. Tot ik werd afgesneden door een schooljongen met een iPad in de ene hand en een gegrilde kip in de andere. Ik schrok zo dat ik alsnog “mèèèèèèh!” riep. Niet erg Thais, wel erg menselijk.
Thuis dacht ik: laat ik het gesprek met mijn vrouw ook eens benaderen op z’n Thais. Dus ik vroeg niets. Ik knikte. Ik zei “hmm” op vijf verschillende toonhoogtes. En toen ze vroeg of ik zin had om haar moeder naar de tempel te brengen, zei ik, geheel volgens de lokale sociale conventie, automatisch “chai chai”. Wat dus betekende dat ik een uur later in een zinderende Toyota zonder airco zat, tussen mijn schoonmoeder, een zak rijst en een kruik met heilig water die lekte.
Bij de tempel probeerde ik m’n schoenen netjes naast de anderen te zetten. Natuurlijk was ik de enige die sokken aanhad. En natuurlijk waren het sokken met een gaatje. Precies bij de grote teen. In Thailand lijkt het of je altijd bekeken wordt op het moment dat je denkt dat niemand kijkt. Een soort Boeddhistisch universum met beveiligingscamera’s.
Tijdens het gebed sloot ik m’n ogen en probeerde ik te mediteren. Ik dacht aan leegte. Aan loslaten. Aan mango sticky rice. Aan de brommer die ik vergeten had op slot te zetten. En aan het feit dat mijn onderrug ondertussen een haatcampagne was gestart tegen mijn bovenbenen.
En toen, ergens rond drie uur ’s middags, besefte ik het.
Ik kan niet Thais denken. Omdat ik Farang ben. Omdat ik alles analyseer, bevraag, problematiseer, waar zij gewoon zeggen: “Mai pen rai.” Laat maar. Komt wel goed. Morgen weer een dag. En dat is misschien juist waarom ik hier blijf.
Omdat het me herinnert aan iets wat ik allang vergeten was: dat niet alles opgelost hoeft te worden. Soms mag je gewoon zitten. Zweten. Glimlachen. En stiekem hopen dat iemand anders het wel snapt…
Over deze blogger

-
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand, probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.
De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.
Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.
Eten, vooral lekker, dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!
Lees hier de laatste artikelen
Cultuur9 oktober 2025‘De dag dat ik probeerde Thais te denken: Een verslag van een mislukte poging tot culturele osmose’
Cultuur5 oktober 2025‘Waarom ik nooit weet of het feest is in Thailand’
Cultuur29 september 2025‘De tv die tegen de stilte praat’
Cultuur26 september 2025‘Hoe een pinautomaat het verloor van de liefde’