Bonzai Tree in Hua Hin

Bonzai Tree. Zo noemde ik Bonzai die ik in Hua Hin leerde kennen in 1998. Een soort van Thaise hippie met paardenstaartje, krullend zwart haar, gespierde kuiten onder opgestroopte gerafelde broekspijpen, altijd de katoenen blouse half dichtgeknoopt, kettingen met haaientanden om de nek, met een oog dat loenste en gek van muziek uit de 80er jaren. Hij werkte in een van de sliert semi-illegale tenten op het strand als tegenhanger van de ligstoelen ter hoogte van het Hilton Hotel. Hutje mutje naast elkaar waar de nummers van de uitbaters op de menubordpaaltjes staan.
Ik weet de naam niet meer van de gezellige bouwvallige houten bar waar hij werkte. Het had een zestigerjaren sfeertje. Reggea-muziek schalde over het strand, maar ook Pink Floyd, de Stones, Fleetwood Mac, Joe Cocker, nou ja, denk dat iedereen wel weet welke muziek er zoal gedraaid werd. Dames lagen topless te zonnen op het ligbed, zwerfhonden sliepen vredig onder je stoel in de schaduw zo nu dan onderbroken door een run achter een galopperend paard dat voorbij stoof in de opspattende branding. Het bier was altijd koud en de Khao Pad Kai sober en goedkoop. Al met al was het prettig vertoeven daar op het strand van de koninklijke badplaats waar ik jarenlang twee keer per jaar mijn backpackreis eindigde.
Bonzai was altijd in zijn element. Met een schuin oog bespiedde hij de blote borsten, maar vertrok geen spier. Hij rende op zijn blote voeten door het mulle warme zand om het iedereen naar de zin te maken. Als de avond viel ging ik met hem naar Caddy’s Shack, een wat vreemd barretje met vooral vreemde mensen. Daar trakteerde ik hem op Chang-biertjes. Hij woonde in het centrum van het Hua Hin in een groezelige kamer voor een gulden of 50 per maand. Want arm dat was hij wel. Bijna ieder jaar kwam ik hem tegen in ‘zijn’ strandtent vol muziek, zwerfhonden en gezelligheid onder een brandende zon.
Echter. Zoals altijd moet iets wat, leuk, mooi en ongedwongen is, iets wat buiten de begaande paden ligt, waar veel mensen plezier aan beleven maar wat niet in het plaatje past van de lokale overheid en waar het grote geld van de dure hotels langs het strand de boventoon voert, op den duur verdwijnen. Ineens ergens in 2007 toen ik weer eens ging kijken was alles verdwenen. Geen strandtenten, geen zwerfhonden, helemaal niets. Het zand was de stille getuige. Zelfs de verkopers van eten, drinken en prullaria waren verdwenen. En Bonzai was van de aardbodem verdwenen.
Jaren later in 2016 wandel ik, drie dagen voor vertrek naar huis, over het strand richting de rots bij Khao Thakiab. Het kalme water is een tapijt van glinsterende sardientjes. Hier en daar liggen mensen op hun matje of handdoek in het zand die de drukte voor het Hilton mijden. De fruitdame met mand en hoed van wie ik elk jaar mijn ananas en mango kocht, is er niet meer. Evenals alle andere verkopers. Een paard loopt voorbij. Briesend in de wind. Dan zie ik een tiental meters verderop iemand achter een koelbox zitten met ervoor lege flesjes en een eenzame strandstoel. Pilsje, denkt mijn brein. Ik loop ernaar toe en we herkennen elkaar meteen. Want wie zit daar? Bonzai. We proosten en praten bij terwijl ik mijn matje uitrol. Hij had in de bouw gewerkt vertelt hij, nadat onder druk van de grote hotels langs de randen van de Hua Hinse stranden de gemeente besloot dat de bouwsels, zo karakteristiek voor het strandleven, moesten wijken. We schudden onze hoofden over zoveel onnozelheid. What can I do else, zegt Bonzai.
Elke dag zit hij hier. Bouwvakker, was niet zijn roeping vond hij. Hij miste het strand en de toeristen, die zijn leven nog iets dragelijker maakten. Hij verdient net genoeg om zijn kamer van 2000 baht te betalen en zijn eerste levensbehoeften. Hij zet zijn spullen altijd ergens bij een hotel in de buurt tegen een muur, achter een paar palmbomen. Ging altijd goed, totdat het water een keer tot aan de kademuren kwam en zijn koelbox, strandstoel en tafeltje de Golf van Thailand insleurde. Gelukkig hielpen een paar toeristen hem om er weer bovenop te komen. “There are good people too.” Hij vraagt wanneer ik weer terugkom. Ik moet hem het antwoord schuldig blijven en druk hem een biljet van 1000 baht in de hand. Chok Die, good luck, groet ik en we nemen afscheid.
Het leven gaat meestal anders dan gepland. In 2017 was ik elders in Thailand, na een reis door Cambodja. Covid-19 kwam er ook nog eens tussendoor en een Thailand-reis was een tijdje buiten beeld.
In maart 2025 was ik weer voor twee weken in Hua Hin. Mijn eerste gedachte was, zit Bonzai daar nog steeds ergens? En ik vind hem. Tussen twee halve boomstammen, die door een storm geveld zijn, heeft hij zijn nering uitgestald. Maar nu met een grotere koelbox, vier stoelen, een ligstoel, een JBL-luidspreker die de muziek van zijn mobiel haalt en veel klandizie. Hij deelt banaantjes uit aan moeders met kleine kinderen die voorbij lopen. En het is weer als vanouds. Alsof ik hem gisteren gezien heb. We komen uit twee heel verschillende werelden die elkaar soms even aanraken. Alsof het universum je iets wil vertellen.
Het lijkt wel alsof Bonzai niet ouder wordt. Hij is 60 jaar oud, zegt hij. Maar hij loopt erbij alsof hij 30 is. Ik zie hem nog zo kwiek tussen de strandstoelen rondrennen jaren geleden voordat het strand leeggeplukt werd.
Bijna elke dag in de namiddag zit ik bij hem, terwijl de wind rond mijn hoofd ruist met het geluid van de eeuwige cadans van de aanlandige golven, terwijl we muziek opzoeken, een paar Leo-biertjes drinken en verhalen uitwisselen.
Maar dan komt het moment van Goodbye. Terwijl ik door de branding terugloop denk ik aan zijn toekomst. Bonzai zegt dat hij bij de dag leeft. Hij ziet wel. Hij vindt het leven wel aangenaam. Hij noemt al zijn vaste klanten die hem elk jaar opzoeken ‘my friends’. Ik wilde dat ik het kon. Gelukkig zijn, met bijna niets, geen zekerheden en geen idee wat je te wachten staat.
Toch denk ik dat wanneer het strand hem te veel wordt dat hij zich op de een of andere manier weet te redden. Ook al kan ik mij daar nu geen beeld van vormen. De zon verdwijnt achter het Hilton Hotel, het strand stroomt vol met Thaise gezinnen. Ik loop de stenen trap op naar de ‘bewoonde’ wereld en laat de zee en Bonzai achter me.
Over deze blogger

- Bert Vos, geboren 1958. Woonachtig in Amersfoort. Gewerkt als woonbegeleider in de GGZ en een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Opleiding HBO-maatschappelijk werk en op latere leeftijd HBO-journalistiek. Na zijn werkzame leven in de zorg was hij werkzaam als freelance journalist en fotograaf voor de lokale media en een reistijdschrift. Beheerder van de website Aziatische Tijger van 2009 tot 2019. Schrijver van onder meer reisverhalen en wie weet een boek dat zich in Thailand afspeelt. Komt sinds 1997 in Thailand met uitstapjes naar Laos en Cambodja.
Lees hier de laatste artikelen
Cultuur20 september 2025Bonzai Tree in Hua Hin
Korte verhalen16 februari 2025Die eerste keer: een barmeisje vertelt
Cultuur4 december 2024De Bermudaman
Leven in Thailand21 november 2024Vreemde kostgangers in Thailand