‘Thaise taferelen’

Een lichte rolberoerte.
Dat was het wat een Nederlandse kennis van mij ooit eens kreeg, nadat ik zijn Dobermann Pincher, (afkomst en bloedlijn: aanschaf van tweede hypotheek rechtvaardigend), ooit wat restjes kipkluiven wilde voeren.
Gevolgd door een verhitte bloemlezing over de gevaren hiervan voor zijn edele viervoeter, die wellicht ten prooi zou kunnen vallen aan een splinterend bot in zijn machtige kaken, en de niet te overziene gevolgen daarvan.
Jammerlijk snevend door de ondoordachte handelingen van een nonchalante amateur, die niet weet wat goed is voor een rashond.
Zo werd mij op superieure standjes-toon medegedeeld.
Nadien besloot ik nimmermeer de fout te begaan deze volle neef van Cerberus nogmaals te willen voederen, en beter, ooit nog eens bij genoemde kennis op bezoek te gaan.
Wat het eerstgenoemde ook meteen een stuk makkelijker maakte.
Deze niet geheel genoeglijke aanvaring kwam me weer glashelder voor de geest toen ik, tijdens een verblijf bij schoonma in de Isaan, deze kranige oudgediende haar maaltijdrestjes op het dorre erf zag mikken, tezamen met wat terdege afgekloven kippenboutjes.
‘Kiew-Ngun’, de sinds jaar en dag ongewassen tekenbaal van de familie, dook er meteen bovenop, en minutenlang hoorde men niets anders dan het gesplinter van botten, het geslobber van natte rijst, en af en toe een nijdige grauw naar nieuwsgierig naderbij komende en eeuwig hongerige scharrelkippen.
Doch in geen velden of wegen iemand die ontzet overeind kwam om schoonma op het grote gevaar voor haar onopgevoede enkelhapper te wijzen, en haar een uitbrander te geven vanwege de gruwelijke onachtzaamheid waarmee zij dit arme dier in gevaar bracht.
De Thai staan dan ook vaak een stuk makkelijker in het leven.
Iets waar ik wel eens jaloers op ben met mijn rechtlijnige Nederlandse gereutel door de jaren heen.
Zo was er onlangs in de media het bericht dat bij de gruwelijke crash van de Boeing 787 in India, de enige overlevende gezeten was op stoelnummer 11A.
Wat bij mij, als redelijk denkend mens, normaal nooit tot de gedachte zou hebben geleid om maar spoorslags naar de sigarenboer af te reizen en daar een staatslot te kopen met eindcijfer 11.
Nu dus wel.
Wat maar weer eens aangeeft hoe het Thaise denken (bijgelovig of niet) me over de jaren beïnvloed heeft, en mijn kijk op mezelf als ‘weldenkende Nederlander met twee voeten stevig verankerd in de klei der nuchterheid’ voorgoed veranderd heeft.
Niet dat ik dat lot ook heb aangeschaft.
Want andermans ellende als springplank gebruiken voor eigen gewin is volgens mij niet iets waar Heer Boeddha achter zou kunnen staan, en gek genoeg deze halve heiden ( met een lichte voorliefde tot terugval ), ook niet.
Al zou volgens vrouw Oy het lotnummer 11 dezer dagen zeker wel als zoete broodjes over de toonbank gaan, wat me gezien de Thaise aanleg voor gokken op alles wat ook maar beweegt, niet verbaasde.
Dat dit ‘proberen overal wat extra bahtjes uit te peuren’ ook zijn ludieke kantjes heeft, werden wij de dag daarvoor al gewaar. Toen vrouw Oy en ik na een lange en ruggenmerg teisterende busreis neerstreken in het stoffige Isaanse gehucht waar schoonma resideert.
Aangekomen bij haar paleisje bleek zij te schitteren door afwezigheid, en was haar voordeur gebarricadeerd met het soort middeleeuws hangslot dat zelfs de gehardste Thaise inbreker nog in wanhoop naar de fles zou doen grijpen.
Gelukkig bleek naastwonende schoonzus wél aanwezig, om dan vervolgens van haar te vernemen dat schoonma even naar het politiebureau was.
Op mijn vraag hoe laat ‘Mae’ terug zou zijn, was het lachende antwoord dat dit geheel aan de dienstdoende cipier zou liggen, en zijn bereidheid de celdeur voor schoonmoeder te openen.
Dit uiteraard na het betalen van de boete.
Mij weer eens met stomheid slaand, want je ouwe schoonmoeder in de bajes is weer één van die kleine ‘ Surprises du Siam’ die je nimmer kon voorzien toen je jaren geleden met de Thaise vrouw van je dromen aanpapte.
Schoonma, al dik in de zeventig, was die morgen namelijk met drie anderen, aangenaam verpozend in een uit het zicht gelegen bamboe-zitje, bezig een zeer onschuldig kaartje te leggen.
Dat er daarbij kleine bedragen aan Thaise baht van eigenaar wisselden mocht de pret zeker niet drukken, ook al omdat schoonma al een tijdje aan de winnende hand bleek.
Vrouwe Fortuna werd echter wreed in haar voortreffelijk werk gestoord door een afgunstige dorpeling.
Die het nodig vond de Hermandad in te lichten over de ‘vuyghe pracktijken’ die er in het struweel plaatsvonden, en hen driftig aanspoorde daar terstond eens een kijkje te nemen.
Altijd in voor een uitje in het verder zo saaie smeergeldjes-bestaan, en hopend op een vrijwillige donatie der aanstaande arrestanten om de nooddruftige pettendragers-pensioenpot mee aan te vullen, rukte de plaatselijke pliesie in volle sterkte uit.
Geheel in stilte uiteraard, want anders zouden de snoodaards nog ontkomen.
Gevolg: plotsklaps aan vier kanten omringd door stiekem arriverende dienders had schoonma het op een wankelend en zeer knokig hardlopen gezet, (inderhaast haar daggeldje veiligstellend in haar versleten Hello Kitty- werkschort), om vervolgens een broze enkel te verzwikken in een onopgemerkte kuil.
Ondersteund door meelevende agenten, was zij vervolgens afgevoerd naar het plaatselijk politiebureau, en mocht daar samen met de anderen de prijspakker weer inleveren.
Toen zij later die middag met een politiewagen werd thuisgebracht, straalde ze echter van oor tot oor.
Want hoewel de winst was verdampt, haar enkel pijn deed, ze een boete van duizend baht had gekregen voor overtreding der wet, en ze de thuiskomst van dochter Oy en immer kleinzerig acterende schoonzoon had gemist, (die jongen werd nooit een echte Thai) was het toch een gezellige middag geweest.
De ‘sterke arm’ had hen namelijk plechtig laten beloven geen kaartje meer te leggen in de bush, schoonma lachend verteld op haar gevorderde leeftijd niet meer op de vlucht te slaan door dorre rijstvelden, daarna voor alle delinquenten maaltijden en som-tam laten aanrukken, zakjes ijskoude Oliang uitgedeeld, en vanwege schooma’s ouderdom, de celdeur open gelaten zodat zij indien nodig makkelijk naar het toilet kon.
Ook mochten de tijdelijk gedetineerden per telefoon de naaste familie op de hoogte stellen van hun wedervaren, en indien gewenst, met het benodigde losgeld ten burele laten verschijnen.
Diezelfde avond, tijdens het op de veranda wegspoelen van innerlijk reiszweet met emmers ijsgekoeld Chang bier en het wegpaffen van een pijpje aromatische tabak uit dat verre Nederland, kwam zwager Oeth even buurten.
En, kijkend naar mijn dampertje, nieuwsgierig aan vrouw Oy vragend of ‘loeng’ misschien nog ergens zo’n zelfde tabakspijp had slingeren.
Eentje die héél misschien ten goede kon komen aan een hem welbekende armlastige zwager en diens veertien bloedjes van kinderen.
Enigszins mild gestemd door zowel vakantie-euforie alsook het reeds als een muilezel trappende gerstenat na een lange en zeer vermoeiende reisdag, besloot ik zwager mijn oude doch in prima staat verkerende reserve-pijpje te overhandigen.
Hem daarbij meteen een lange verbale dissertatie gevend over hoe deze te stoppen, aan te steken, en heel belangrijk, goed brandend te houden.
Tevens de nadruk leggend op grondig onderhoud van het edele bruyère-hout, en de vele jaren die deze pijp nog meekon, indien gekoesterd gelijk een kostbaar kleinood.
Zwager luisterde zeer aandachtig, daarbij om de zoveel tijd dankbaar knikkend alsof hij zojuist was aangenomen als hoofd-slippendrager van de Koningin van Sheba met bijbehorende bezoldiging, en ging wat later zijns weegs met de nieuwe aanwinst stevig in de knuistjes geklemd.
Pas de volgende morgen drong het tot me door dat ik helemaal vergeten was te vragen of de toekomstige kapitein Haddock ook nog pijptabak nodig had.
Enigszins ongerust aan Oy vragend of ik zwager niet beter wat van mijn eigen meegesleepte voorraad kon geven.
Omdat hij anders beslist het plaatselijke nachtschade-plebs in mijn ooit zo duur aangeschafte pijpje zou gaan stoken, een gruwel in ieder weldenkend oog.
Eega keek me wat meewarig aan, en raadde me vervolgens aan eens een kijkje te gaan nemen in de ietwat verwilderde Hof van Eden achter het huis van schoonzus.
(Haar goede raad wel op te passen voor slangen was niet nodig, ik ken mijn klassieken.)
Aldus stapte ik welgemoed schoonma’s deur uit, en genoemd naastgelegen terra incognita binnen.
Blindelings aannemend aldaar zwager’s schamele eigen teelt van Thaise bodem te zullen aanschouwen, nauwelijks rookbaar, en de schokkend slechte kwaliteit ervan het kanthooi van de markt waarschijnlijk nog met kilometers slaand.
Om mijn persoontje daar en dan bijna geheel te zien verdwijnen in metershoge wietplanten.
Zo welig tierend dat ik ieder moment verwachtte een zekere Tarzan met diens welgevormde en schaarsgeklede Jane te zullen ontwaren, me verontwaardigd vragend wat ik in hun jungle deed.
Ik had het kunnen weten, en weer een illusie armer wankelde ik het geestverruimende kruidenhoekje uit, mezelf afvragend wanneer ik het ooit eens zou leren.
Datzelfde vroeg vrouw Oy zich ook af, zo bleek bij mijn terugkeer van welriekend Waterloo.
Streng orerend dat ik haar gisteravond nog flink wat werk had bezorgd met de Thaise vertaling van mijn ellenlange geleuter over dat pijproken.
Alsof haar hoofd daar naar gestaan had na een lange en vermoeiende reisdag, en wanneer ik zelf eens behoorlijk Thais ging leren.
Al was het maar om die ene vraag van zwager te kunnen ontcijferen.
Vraag?
Wélke vraag?
Deze: “Wanneer is loeng klaar met zijn verhaal, ik wil wiet gaan roken “
———————————————
Dit artikel is [jp_post_view]
———————————————
Over deze blogger

-
Lieven Kattestaart (1963) woont samen met vrouw Oy op het mooie Goeree-Overflakkee.
Is werkzaam als havenmeester en bezoekt sinds 1993 het verre Thailand, waar hij in 98' Oy leerde kennen en haar overhaalde de zon vaarwel te zeggen en zich in dit kille moeras achter de dijken te vestigen.
Tegenwoordig de vakantieweken meestal doorbrengend in het Isaanse optrekje van schoonmoeder, afgewisseld met wat strandhangen in Pattaya, of klem zitten in bus of trein om andere en onbekende Thaise streken te bezoeken.
Zich voornemend na pensionering samen met Oy in Thailand te gaan wonen, en beiden kunnen nauwelijks wachten tot het zover is.
Hobby's: zodra er zich een inspiratie-vonkje aandient, doch meestal gekweld door schrijversblok, het toetsenbord beroeren teneinde het mooie Thailandblog van een nieuw stukje te voorzien, het beoefenen van lichamelijke bezigheid door middel van joggen (uiteraard met mate) online schaken, en het af en toe drinken van een prima Single Malt en daarbij wegdampen van een sigaar van Cubaanse origine.
Lees hier de laatste artikelen
Cultuur21 augustus 2025‘De Thaise extase-kapper’
Cultuur8 augustus 2025‘Mijn Thaise vriend’
Cultuur1 augustus 2025‘Gevalletje schade’
Cultuur9 juli 2025‘Virus’
Dankje, Lieven, voor wéér een geweldig verhaal, mijn dag is weer goed begonnen!
het was weer geweldig leuk Lieven, bedankt weer !
Beste Lieven,
Ik weet dat je doldwaze verhalen het product van noeste auteursarbeid zijn, maar ze lezen als een Chinese hogesnelheidstrein die van megalomaan treinstation naar idem raast door het verder armoedige Laos. Ik buig nederig voorover en trek daarbij mijn stro hoed van de zwetende, kalende kruin uit pure adoratie van weer een van je literaire hoogstandjes.
Beste Rick,
dank voor het mooie compliment ( en natuurlijk alle andere reageerders ) want als medeschrijver weet je als geen ander dat het af en toe flink hoofdbrekens kost om wat uit je toetsenbord te rammelen.
Waarna je vervolgens alleen maar kan hopen dat de lezer bij het doorsnuffelen van Thailandblog er ook nog wat plezier aan zal beleven.
Daarom is het altijd fijn de reacties te lezen, wat weer moed geeft voor het volgende stukje.
Vriendelijke groet, Lieven.
Mooi verhaal op de vroege ochtend
hahahaha..geweldig weer!!
Heerlijk om zo de dag te beginnen bij een lekker bakkie koffie en die mooie humoristisch verhalen in die fantastische schrijfstijl van Lieven!