()

Het leven in Thailand is vaak licht, warm en vriendelijk, maar af en toe krijg je toch een klap in je gezicht die je eraan herinnert: jij bent hier de vreemde. De nieuwkomer. Degene met de zwakke maag.

Een paar weken geleden besloot ik met mijn vriendin een avondje uit te gaan. Niet naar iets chics of toeristisch, gewoon lekker laagdrempelig, met wat live muziek, mensen kijken en een koel biertje erbij. We belandden uiteindelijk in Tree Town in Pattaya. Voor wie dat niet kent: stel je een kruising voor tussen de kermis, een foodfestival en een openluchtbar vol lawaai en lachende mensen. Het is een chaos van lichtjes, stemmen en geuren, maar gek genoeg voelt het niet overweldigend. Je kunt daar zitten en gewoon kijken, naar de stoet aan menselijkheid die voorbijkomt.

Ik zat dus lekker te kijken, tot mijn vriendin ineens met een portie Sai Krok Isaan kwam aanzetten. Kleine gefermenteerde worstjes aan een sliert, een klassieker uit het noordoosten van Thailand. Ze was enthousiast en ik, met drie biertjes in mijn lijf en een tikje overmoedig, dacht: ach, waarom ook niet. Slechte keuze, bleek later. Grote, zéér slechte keuze.

Eenmaal thuis kwam de buikloop op gang met een kracht en frequentie die ik zelfs mijn ergste vijand niet toewens. Wat een ellende. Ik heb mezelf letterlijk leeg gevochten op die wc, terwijl mijn vriendin zich ontfermde over me als een veldhospita met ervaring. Binnen een uur had ze bij de apotheek een tas vol medicatie gehaald: poeders, pillen, antibiotica, het hele arsenaal. Ik, de nuchtere Nederlander, stond verbaasd over de snelheid waarmee ze dat allemaal geregeld had. En ergens voelde ik me ook een beetje een zwakke Europeaan. Mijn ingewanden kunnen gewoon niet wat die van haar wel kunnen.

Na drie dagen begon ik weer op te knappen. Veel water, weinig eten, en vooral: tijd. Tijd heelt niet alles, maar in het geval van een voedselvergiftiging komt het een aardig eind.

Het zette me ook aan het denken. Niet alleen over eten (ik blijf nu ver uit de buurt van alles wat langer dan twintig minuten in de zon ligt), maar vooral over de grotere vragen. Want mijn huidige condo in Naklua is tijdelijk. Een fijne uitvalsbasis, ja, maar geen plek waar ik mezelf de komende tien jaar zie zitten. Dus wat dan wel?

Ik ben er inmiddels wel uit dat het Thaise platteland niets voor mij is. Ja, het is goedkoop, ja, het is rustig, maar ik word er gek. Ik heb dingen nodig. Beweging. Prikkels. Mensen, maar dan niet te veel mensen. Het moet kloppen, snap je? Niet dat ik naast een barstraat wil wonen, maar ik wil ook niet bij het hanengekraai opstaan en de enige farang in een straal van vijftig kilometer zijn.

Jomtien dan? Het heeft strand, het is iets rustiger dan Pattaya zelf, en ik ken er inmiddels wat plekken. Maar het voelt ook een beetje… tijdelijk. Zoals een plek waar mensen komen om even weg te zijn, niet om ergens te worden. Hua Hin hoor ik vaak terug in gesprekken en daar zit ook wel iets in. Rustiger, netter, een zekere orde. Maar sommige mensen noemen het een bejaardenoord en dat beeld blijft dan toch een beetje hangen.

Chiang Mai of Chiang Rai? Die spreken me aan vanwege de natuur en de cultuur. Alleen: de luchtvervuiling in het voorjaar is echt een serieus probleem. En ik houd van de zee. Die mis je daar. Phuket dan? Nee, te toeristisch. Te duur. Te veel ‘ik heb het gemaakt’ farangs die daar paraderen met hun succes en hun buik. Dan liever wat bescheidener.

Sattahip is een buitenbeentje. Rustiger, betaalbaarder, maar je hebt er een auto nodig. En hoewel ik inmiddels aardig rijd in Thailand, blijf ik voorzichtig. Het verkeer hier is… een ervaring. Laat ik het daar op houden.

Dus ja, ik worstel. En misschien is dat ook wel goed. Want als je ergens gaat wonen, echt wonen, dan moet je je daar kunnen verliezen. Je moet weten waar het licht ’s ochtends binnenvalt, waar de koffie goed is, wie je groet als je naar de markt loopt. Het is geen rekensom. Het is een gevoel.

In de tussentijd probeer ik mezelf wat rust te gunnen. Ik ben nog geen jaar hier. En als ik iets heb geleerd van die voedselvergiftiging, dan is het wel dat je lijf en je hoofd soms gewoon moeten acclimatiseren. Dat je niet alles meteen hoeft te snappen of te regelen. Soms moet je ook even gaan zitten, je tong verbranden aan iets te pittigs en dan later met een nat washandje in je nek denken: oké, dit hoort er dus ook bij.

Ik zit nu op mijn balkon. Het is warm, de lucht is vochtig, ik heb net met mijn vriendin een eenvoudig maaltje gedeeld. We hebben weinig gezegd, maar wel samen gegeten. En dat is soms genoeg. Mijn maag is weer tot rust gekomen. Mijn hoofd ook. En dat condo in Naklua? Dat voelt ineens een stukje meer als thuis.

Misschien is dat het wel: thuis is geen plaats, maar een proces. Iets wat je elke dag een klein beetje opbouwt, tussen de mensen die je vertrouwt, in het ritme dat je zelf kiest. En zolang ik daar op blijf letten, komt het uiteindelijk vanzelf goed.

Wordt vervolgd…

Ingezonden door Nico

Hoe leuk of nuttig was deze posting?

Klik op een ster om deze te beoordelen!

Gemiddelde waardering / 5. Stemtelling:

Tot nu toe geen stemmen! Wees de eerste die dit bericht waardeert.

Omdat je dit bericht nuttig vond...

Volg ons op sociale media!

Het spijt ons dat dit bericht niet nuttig voor je was!

Laten we dit bericht verbeteren!

Vertel ons hoe we dit bericht kunnen verbeteren?


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website