(Miew S / Shutterstock.com)

Ik kwam aan in de kleine stad. De lijnbus keerde om en reed terug. Het geluid kwam van verder en verder en loste op in de lucht. Het werd weer stil. Er waren zo weinig mensen dat je niet kon geloven dat dit de stad kon zijn. Zelfs de honden wilden niet reageren als ik voorbij liep naar het districtsbureau. Ja,  districtsbureau. Geeft dat woord je niet het beeld van een ontzag afdwingende overheid? Maar het was een vervallen houten huisje waarvan de steunberen scheef stonden. Het trapje kraakte als klacht over de ouderdom.

Een klerk tilde zijn hoofd op. ‘Wat wilt u, alstublieft?’ Zijn stem was vriendelijk. ‘Ik wil graag naar de bureauchef. Ik ben de nieuwe lerares.’ Hij wees met zijn hand. ‘Alstublieft, die kamer daar. De chef is er!’ 

In de kamer zat in een luie stoel achter een teakhouten bureau een tengere man van middelbare leeftijd. Hij keek omhoog en beantwoordde mijn beleefde groet. Bood een stoel aan en luisterde attent hoe ik me aan hem voorstelde. ‘Waarom heb je voor deze plek gekozen? Deze omgeving is geestdodend. Naast jou komen er alleen maar mannen hier.’

‘Ik ben alleen bevoegd voor de basisschool en in de stad zijn er geen vrije plaatsen meer. Wij worden in de gehuchten geplaatst. Ik vermoed dat ik in het toelatingsexamen voor een baan als ambtenaar een slechte beoordeling heb gekregen. Daarom hebben ze me vast naar het buitengebied gestuurd.’ ‘U bent erg eerlijk’ zei hij lachend. ‘Want veel hebben idealen aangegeven. Ze willen kinderen in afgelegen gebieden helpen. Maar na enige tijd heb ik moeten vaststellen dat deze mensen feitelijk niets daarvan gemaakt hebben.’

Ik zweeg. Had geen zin mijn mening te geven. Wat mij betreft, ik zou antwoorden dat ik wel moest werken. Ik moest geld verdienen om mijzelf, moeder en een groep broers en zusters te voeden. Zou mijn vader nog leven dan was het niet nodig naar deze van god verlaten uithoek te komen om werk te zoeken.

‘U moet nog 10 kilometer verder’ zei de chef. ‘Uw school ligt aan de overkant van het district. De onderwijsinspecteur is er vandaag niet. Maar OK, neem mijn instructies mee naar de dorpsomroeper. U moet zich wel haasten want de boot gaat zo weg.’ Pardon, hoor ik dat goed? Ik moet nog een stuk verder! Mijn hemel, ik had al gedacht dat de school hier was. Nog 10 kilometer! Dat gat ligt aan het eind van de wereld. Na 5 minuten had de chef een paar regels geschreven. ‘Ik wens u veel geluk.’

Ik stapte in de taxiboot. De andere reizigers waren mensen uit de buurt. Hun uitspraak had een intonatie die voor mij echt vreemd klonk. Ik had de indruk dat ik een buitenlander was. De boot voer noordelijk en tegen de stroom in. Het landschap aan beide oevers was echt mooi, los van de gedachte dat ik mogelijk nog een eeuwigheid dat moest aanschouwen. 

De school

Eindelijk bereikte ik de school. Over de school had ik gedroomd: een fatsoenlijk gebouw met volledige uitrusting om les te geven en lieve kinderen. Nee, ik had niet gedroomd dat alles ook precies zo zou zijn maar ook niet dat de school zo verwaarloosd zou zijn als deze! Een tuinhuis van de tempel was het lokaal voor vier klassen. Je kon van de ene klas naar de andere kijken. De kinderen zaten op de vloer en praatten luidop tijdens de lessen.

Toen ik binnenkwam werd het muisstil. Ik werd aangestaard alsof ik van een andere planeet kwam. De hoofdonderwijzer, die vermoedelijk  aan alle klassen les gaf, kwam lachend naar me toe. Hij droeg een vaal ambtenarenkloffie met aan de schouders verbleekte distinctieven die de laagste rang onder ambtenaren aangaven.

Hoe hij er uit zag paste precies bij het beeld van de verwaarloosde kinderen in hun vuile schooluniformen en met onverzorgd haar die me met grote, heldere ogen aanstaarden. Ik kon dit niet geloven: alle kinderen slordig gekleed. Drie, vier meisjes zaten in verweerde hemdjes, niet eens in schooluniform. Ik stelde me aan hem voor.

Hij begroette me uiterst vriendelijk. ‘Hartelijk welkom. U komt precies op het juiste moment. Weet u, de vorige leraar is naar de stad overgeplaatst. Ik heb nu vier klassen onder me en word er stapelgek van. Maar, waar woont u eigenlijk?’ ‘Dat weet ik nog niet.’ ‘Nou, dan komt u bij mij wonen. Dit is maar een gat. Het is heel moeilijk een plekje te vinden. Kom maar mee naar mijn huis.’ En weg was hij. Toen we uiteindelijk het ‘huis’ van de hoofdonderwijzer bereikten wilde ik direct rechtsomkeert maken. Ik wilde ineens hier niet wonen…. 

Het was een armetierige woning met een dak van golfplaten. Het was niet eens afgebouwd. De muren waren van ruwe planken en er was maar één kamer. Zes koters tussen zes maanden en zes jaar stonden me verrast aan te gapen. Zijn vrouw, een boerinnetje, zat aan één stuk door betel te pruimen en keek haar man vragend aan.

‘U kunt hier op de veranda slapen, mejuffrouw lerares. Mijn huis is nogal klein en kinderen maken herrie. Ik hoop dat het voor u te verdragen is.’

‘En waar is het toilet?’

‘Het is een natuurtoilet. Een gat in de grond en een dakje. U loopt naar de mangoboom en dan rechtsaf. Water is verder weg. Wil je je wassen dan moet je de rivier in.’

Die nacht huilde ik mijn kussen nat voor ik kon slapen. Ik dacht er aan  terug te gaan. Wat een ellende! Een lagere school in het bos: armoedig en verlaten. Op de lerarenopleiding hadden de profs ons al iets verteld over deze scholen en de achterstanden daar. Maar wie kon denken dat het in werkelijkheid zo onvoorstelbaar armoedig zou zijn? Zou ik het hier wel uithouden?

De lessen

De volgende dag begonnen de lessen. De kinderen hadden achterstand alsof ze van voorbij de maan kwamen. Schoenen met hakken kenden ze niet; ze hadden niet eens schoenen…. In de middagpauze zat ik onder de Bodhiboom en zag een groep meisjes spelen: ze probeerden op hun tenen te lopen want ik had schoenen met hakken. Ze hadden bijna allemaal geen eten bij zich. ‘Moeder zegt dat de rijst duur is. Het is genoeg om alleen ’s morgens en ’s avonds te eten.’

Troosteloos! Dit was niet te verdragen. Toen zaterdagmiddag de school sloot besloot ik naar het regiokantoor te varen. Ik wilde de schoolinspecteur spreken want hij was mijn directe chef. Maar het kantoor was dicht. Ik ging vragen naar zijn huis. Hij lag in een ligstoel op de veranda; een corpulente man met een rood gezwollen gezicht. In zijn hand een glas whisky.

Hij ontving me hartelijk, pakte een stoel en vroeg naar mijn ervaringen. Ik begon te klagen over de troosteloze situatie op mijn arbeidsplaats. Hij   zei ‘Tja, zo is het leven van een leraar in het buitengebied. Verwacht niet de gemakken van de stad. Maar ik wil helpen. U ruilt de school voor kantoorwerk in het regiokantoor. Komt er later een plaats vrij dan neemt u het lesgeven weer op. Wat vindt u daarvan?’

Ik maakte een diepe buiging uit dankbaarheid. Ik was onder de indruk. Eindelijk een lichtpuntje in mijn duister lerarenbestaan.  ‘U kunt het beste hier blijven, mejuffrouw lerares. Ik woon hier met een assistente, een lerares zoals u. Ze is vandaag naar haar familie. U kunt de kamer met haar delen, die is groot genoeg. U kunt nu al hier blijven.’

Voor het eerst sinds vertrek van huis kon ik weer eens lachen en wel in de schone badkamer van de districtschef. En ik was blij verlost te zijn van die godverlaten school en die vervuilde kinderen.

Voel je je niet alleen, lief kind?

Pikdonker buiten. Ik ging naar mijn kamer en deed de deur op slot. Tenslotte kroop ik onder het muskietennet op mijn slaapmatje en pakte pen en papier voor een brief aan mijn moeder. Maar ik had nog geen letter geschreven en ik hoorde een grendel verschuiven. Schrok me kapot! Daar zat een deur die je kon openen vanuit de kamer van de inspecteur. En die deur ging open en daar kwam meneer binnen. Zijn dikke gezicht glansde vettig in het licht.

‘W…wat wilt u, geachte heer?’ stotterde ik. ‘Ik kom naar je kijken, lief kind. Ben je niet eenzaam hier?’ Zijn stem klonk anders dan vanmorgen. Ik begon het te begrijpen, stond op en liep achteruit naar de muur. ‘Doe me alsjeblieft niets…’ ‘Nee, maak je geen zorgen. Ik heb geen kwaad in de zin, liefje. Nee, nee, loop nou niet weg, kom hier!’

Hij pakte snel mijn hand, zo snel als ik niet had verwacht van een dikke vent. Ik verzette me maar kwam niet los van hem. Hij drukte me tegen zich aan en probeerde mijn hals te kussen. ‘Blijf nou kalm, zeg! Wil je niet graag hier bij mij werken? Gun mij die lol en het gaat jou ook goed. Ik bezorg je een vaste baan op het gemeentehuis en aan het eind van het jaar ga je twee rangen omhoog, snap je? Au, verdomme, verrekt wijf. Stijfkop…..’

Ik bokste met alle kracht tegen hem maar dat scheen zijn lust alleen maar te verhogen. Voelde zijn grote handen over mijn borsten gaan en hij scheurde mijn bloes kapot. Hij drukte me naar de grond en ik voelde hoe mijn sarong omhoog werd getrokken. Had nooit gedacht zoiets vernederends mee te moeten maken en helemaal niet bij mijn eerste stapjes in het leven. De docenten op school hadden ons nog wel zo mooi toegesproken bij onze aanstelling. 

Lieve onderwijskandidaten, jullie zijn als kaarslichtjes die door het bos gaan. Zet jullie kaarsjes aan en verspreid hun fel licht onder tienduizenden Thais die nog dom en niet opgeleid zijn.

Jaja, geachte docenten, maar weet je eigenlijk wel wat nu met een van die kleine lampjes gebeurt? Haar blauwe licht is nu aan het doven….. Ik pakte me nog een laatste keer helemaal samen, draaide me om en drukte dat lijf op me naar opzij. Sprong op en liep als een gek naar buiten. Het donker in; ik liep en liep zonder te weten waarheen. Ik zag een klein lichtje in de verte. Het was het kruidenierswinkeltje van een Chinees dat net ging sluiten. Zijn vrouw keek me verbaasd aan. ‘Ik ben lerares. Mag ik alsjeblieft vannacht hier blijven?’

Zijn vrouw twijfelde. ‘Hoe kan een vrouw met kapotte kleren lerares zijn?’ Ik vertelde het hele verhaal en men haastte zich de winkel te sluiten en het licht uit te doen. ‘Ga snel naar mijn dochter, achter de winkel, juffrouw. Als hij achter u aankomt krijgen wij problemen. Wij willen niks te maken hebben met de hoge heren.’

Terug

De volgende morgen nam ik de boot naar mijn tempelschool zonder mijn spullen op te halen. Thuis lagen nog kleren zat. De vuile gezichtjes van de schoolkinderen leken me ineens erg schoon. De herrie van de kinderen van de hoofdonderwijzer was ineens niet meer zo hinderlijk. Ik bleef lerares in de tempelschool ook al zou ik aan het eind van het jaar vast geen opslag krijgen…..

Bron: Kurzgeschichten aus Thailand. Vertaling en bewerking Erik Kuijpers. 

Auteur Ta Tha-it (Chusak Rasijan), schrijft korte verhalen die sinds 1970 regelmatig in tijdschriften worden gepubliceerd. Uit zijn bundel ‘De lucht van rottend rioolwater’ komt dit over het maatschappelijk probleem, de poging tot verkrachting van de lerares. Dit verhaal uit 1975 is ingekort.

5 reacties op “‘De jonge lerares’ een kort verhaal van Ta Tha-it”

  1. Tino Kuis zegt op

    Ik hou van dit soort verhalen! Ontroerend, persoonlijk, begrijpelijk en herkenbaar. Dit zijn typisch verhalen uit die tijd tussen 1973 en 1976, een tijd van sociale en politieke onrust, met meer vrijheden vooral op het gebied van meningsuiting. ‘Literatuur voor het Leven’, werden de werken in die tijd genoemd. De massamoord op de Thammasaat Universiteit op 6 oktober 1976 maakte er een eind aan. Thailand zit nu in dezelfde overgang naar een nieuwe tijd.

    • Rob V. zegt op

      Denk daarbij o.a. aan het boek “The teachers of Mad Dog Swamp”. Een beetje vreemde titel, in het Thais heet het “ครูบ้านนอก” (khroe bâan-nôk), ofwel “plattelands docent”. Daar gaat dat boek dan ook over, een leraar die in het buitengebied een schooltje met kinderen een toekomst probeert te geven. Maar hij komt in de problemen met bepaalde corrupte figuren en hij krijgt daardoor het stempel “communist”, en dan…

      • Erik zegt op

        Rob V., ‘communist’ was -en is nog steeds- een vies woord in elite kringen in Thailand al leent het land wel geld bij de grote buur in het noorden. Trouwens, welk land leent er niet? Ook enkele landen rond de ‘9-dash line’ lenen er heel veel geld en durven nu nauwelijks te klagen over het inpikken van de Z-Chinese zee….

        Heb je voor mij svp auteur en/of isbn van dat boek ‘khroe ban nok’ mits in Engels of Duits?

        • TheoB zegt op

          Nou nou Erik, zo moeilijk is dat toch niet?
          Even zoeken met de term ‘The teachers of Mad Dog Swamp’
          Auteur: Khamman Khonkhai of Kham Man Khon Kai; TH คำหมาน คนไค; NL Khammăan Khonkhai
          Paperback ISBN: 978-9747047059
          Hardcover ISBN: 978-0702216411

          PS: communisme is in elitekringen een vies woord, omdat zij zich daardoor in hun machtspositie bedreigd voelen. En China noemt zich wel communistisch, maar is dat natuurlijk feitelijk niet.

          • TheoB zegt op

            คำหมาน คนไค is het pseudoniem van สมพงษ์ พละสูรย์; NL Sŏmphong Phálásŏe:n (ik hoop dat ik de tonen goed heb)
            https://www.isangate.com/new/15-art-culture/artist/631-kru-kamman-konkai.html

            Ik herinner mij dat dit mooie verhaal al eerder op dit forum verschenen is.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website