John Wittenberg geeft een aantal persoonlijke bespiegelingen van zijn reis door Thailand die eerder verschenen zijn in de verhalenbundel ‘De boog kan niet altijd ontspannen zijn’ (2007). Wat voor John begon als een vlucht, weg van pijn en verdriet is gegroeid tot een zoektocht naar zingeving. Het Boeddhisme bleek hierbij een begaanbare weg te zijn. Op Thailandblog verschijnen vanaf nu met enige regelmaat zijn verhalen.

Alles komt op zijn pootjes terecht

Ik heb respectvol afscheid genomen van het Madonnabeeld in mijn hotel, ze pinkte een traantje weg, maar toonde begrip voor mijn wens wat huiselijker te willen wonen. Bangkok heeft heel wat luxueuze condominia, meestal voor buitenlanders en rijke Thai, maar ik heb toch wat gevonden voor een redelijk prijs in een villa-achtig wijkje. Zeg maar het Benoordenhout van Bangkok, dit ter geruststelling van mijn snobistische vrienden. Ik heb nu een zitkamer, een slaapkamer, een keukentje (waar ik alleen maar thee zet) en een mooie badkamer, een goede en stille airco, een eetgedeelte en een prachtig uitzicht op grote bomen. Tien minuten lopen van de skytrain. Dat is reuze handig, want anders zit je meestal muurvast in het verkeer met een taxi.

De villa’s om me heen zijn volgens de trotse manager allemaal van politici en hoge ambtenaren, wat natuurlijk op een enorme, maar volledige geaccepteerde corruptie duidt. Een loco-burgemeester zou een ware villa bewonen om maar te zwijgen over waar een belastinginspecteur zich zou nestelen. Het is nu prettiger om thuis te komen: een mooie marmeren entree, fraai parket op de vloer, geen verkeerslawaai en ik kan mijn grote koffer achterlaten en met een klein koffertje rondreizen.

Vandaag weer naar de tempel geweest, met een knots van een gouden Boeddha. In 1954 viel er een stukje plamuur af en er bleek een massief gouden beeld onder te zitten van duizenden kilo’s. Busladingen vol met toeristen, waaronder veel Japanners, komen hier naar toe om het pure goud te aanschouwen. Al ben ik een ekster vervuld van glimmer en glitter, het kan me niet bekoren. Het doet afbreuk aan waar ik voor gekomen ben, bovendien heb ik de pest aan Japanners.

Snel dus maar naar een andere tempel. Hier wordt wat as van Boeddha bewaard (zeggen ze…) Toen Boeddha op tachtigjarige leeftijd stierf, 480 voor Christus, ontvlamde zijn lichaam vanzelf tijdens de crematieplechtigheid en werden zijn as en botten verdeeld onder vier koningen, die na een fikse ruzie ieder huiswaarts gingen om het een en ander weer verder te verdelen.

Zo verspreid over vele landen vinden Boeddha’s resten (en nauwelijks controleerbaar) een plekje in een stoepa, een gedenkmonument, met een rechthoekige basis, met daar bovenop een half bolvormig gewelf en weer daar bovenop een parasol, als symbool van koninklijke macht. Soms verguld en wel vijfentwintig meter hoog.

Nergens een raampje of een luikje te zien om te kijken waar de as ligt, maar ergens moet wat as te vinden zijn, wat de reden is van aanbidding. Wanneer een stoepa door de bliksem wordt getroffen of van ellende neerstort, wordt naarstig gezocht naar een mooi kistje met as. Meestal worden er ook mooie stenen en beeldjes gevonden.

Je kunt altijd om de stoepa heen lopen (drie keer doe je dat op bepaalde feestdagen). Elke keer wanneer ik zo een stoepa zie vraag ik me toch af waar ze de as verborgen hebben. Ik wil toch op zijn minst de as zelf zien. Zo van eerst zien en dan geloven. Ik ben nog een heel eind van de Verlichting af met deze kritische kijk.

Er is ook nog een tand van Boeddha in Ceylon. De Portugezen hebben deze tand weggehaald in de 16e eeuw waarna de jaloerse bisschop van Goa hem heel rancuneus liet verpulveren en uitstrooien over de zee. Maar geen nood, achteraf bleek het niet de tand van Boeddha te zijn, de echte is er nog steeds.

Het doet me denken aan de meterslange arm van Johannes de Doper. Gelukkig is de tand en alle as van Boeddha, ondanks stormen, oorlogen, aardbevingen, woeste christenen en wilde islamieten bewaard gebleven. En zo komt alles weer op zijn pootjes terecht.

Pastorale schoonheid

Ineens heb ik genoeg van Bangkok. Ik ga naar de internetshop en tik in: www.airasia.com en reserveer in tien minuten voor de volgende dag een vliegticket naar Ubon Ratchathani, een provinciestad in het noordoosten van Thailand vlak bij de grens met Laos. Retour voor zestig euro. Ik heb een paar dagen geleden gesproken met een Duitser die vrijwilligerswerk doet in een commune en die wil ik gaan bezoeken.

De volgende dag een taxi genomen en als een geroutineerde zakenman die alles kan declareren zeg ik nonchalant: “to the airport!” en een glimlachende chauffeur brengt me voor vier euro naar het vliegveld. Na een uurtje vliegen neem ik weer een taxi, nu geen auto maar een wat veredelde tuk-tuk en geef ik de chauffeur het adres van de commune: Ratchathami Asok.

Belangrijk is dat je allerlei briefjes bij je hebt waar zowel in het Engels (voor jezelf) en in het Thai de adressen opstaan. Niet dat zoiets altijd helpt, een fiks aantal taxichauffeurs zijn namelijk analfabeet of hebben geen leesbril bij zich. Er zit dan niet anders op dan maar een andere taxi te nemen, soms kom je daar trouwens pas na een kwartier rondrijden achter.

Maar goed, nu gaat alles gesmeerd en ben ik middenin de rijstvelden. Heel anders dan Bangkok. Het ziet er niet uit zoals op de bekende lichtgroene kalenderplaatjes, want nu is het de droge tijd. Het net in de grond gestopte jonge plantje, staat de eerste drie maanden onder water, daarna een maand droog (deze maand) en dan kan het geoogst worden. Heb je geluk en grenst je land aan een kanaal of rivier en ligt je land lager, dan kun je twee keer per jaar oogsten.

Ik ben nu in de commune, dertig jaar geleden gesticht door de monnik: Samana Potirak. De leden van de commune hebben zich verspreid over verschillende plekjes in Thailand. Driehonderd leden ongeveer en je moet je er houden aan vijf regels: geen sex buiten het huwelijk (hoe komen ze erop?), geen vlees eten, niet stelen, niet liegen en geen gebruik van alcohol.

Ondanks het gebrek aan sex maken ze op mij een vrolijke indruk en ontvangen ze mij uiterst gastvrij. De Engelse lessen van de vrijwilligers hebben goed geholpen. Ze verkopen hun producten, vrij van bestrijdingsmiddelen. Er is een comité van vierentwintig wijze mannen en vrouwen. Allemaal vrij zachtaardige types, behalve toen ik ze vertelde dat ik niet veel verschil zag met een communistische commune. Vuurspuwende ogen en bijna uit hun vel barsten was de reactie.

Toen de gemoederen eenmaal bedaard waren, heb ik ze maar de hemel in geprezen voor hun goede werk. Ik ben er zeker van dat ik niet zo geschikt ben voor een commune, ik zou toch teveel handel willen drijven aldaar, denk ik zo, wat weer leidt tot scheve ogen. De avond en nacht heb ik doorgebracht in een eenvoudige boerderij in een dorpje verderop.

Hoe zien de huizen eruit? Wel, sla acht palen in de grond, laat ze twee meter uitsteken, leg er een houten vloer op, vier houten muren, wat schuine golfplaten als dak en je huis is klaar. Het is overigens prachtig hout, als je het schuurt en lakt heb je een schitterende parketvloer. De begane grond is meestal van beton. Je slaapt op de eerste etage, afgeschot met wat gordijntjes en alleen een kast voor wat kleding, een matras en een muskietennet.

Verder geen meubels, schilderijtjes, tafeltjes en ook nergens in huis stoelen. Op de begane grond ook al nauwelijks meubelen, wel een televisie en altijd een hele grote lage tafel, waar je op gaat zitten met de hele familie. Allemaal in de lotushouding, wat voor mij uiterst oncomfortabel is. Je pakt met je handen uit een rieten mandje een plukje kleffe gezoete rijst (sticky rice), dan pak je een groen blaadje, stopt wat vis of vlees bij de rijst, doopt het in een bakje met een saus en dan eet je het op. Geen borden en zo. Ze hebben kip, varkensvlees en rundvlees, allemaal heerlijk gekruid.

Zelf ben ik verzot op een speciale vis: black fish. De keizer van Japan, een vermaard bioloog, zond een paar jaar geleden naar de Thaise koning wat jonge visjes en hij kweekte ze, zodat de vis over het hele land verspreid kon worden. Het is net zo lekker als schol. Maar deze zoetwatervis is veel dikker en heeft weinig graat. Deze heerlijke vis is zeer voedzaam en wordt langzaam gegrild en dan geserveerd, vreselijk lekker.

Ik begrijp werkelijk niet waarom ze geen stoelen hebben, zelfs oude mensen liggen op een soort tafel of op de grond, soms met een kussentje. In restaurants vind je natuurlijk wel stoelen, maar thuis vinden ze het allemaal veel fijner om gehurkt op de grond te zitten. Ik heb een fles drank meegenomen en de whisky wordt gewoon met veel water bij de maaltijd opgedronken, ze toasten niet, maar op het moment dat ik het uit gewoonte wel doe, proosten we nu bij elk glas. Ik slaap daarna een heerlijke nacht. De volgende dag ga ik naar Laos.

Wordt vervolgd…

3 reacties op “De boog kan niet altijd ontspannen zijn (deel 3)”

  1. Cor van Kampen zegt op

    Jhon W.
    Wat een prachtig verhaal. Een verademing om te lezen.
    Eindelijk weer een kanjer op het blog.
    Cor.

    • Rene zegt op

      Alweer een enerverend verhaal ,ja sticky rice eten ze overal met echt alles gewoon met je vingers nergens aan denken gewoon eten .Als zij de whiskey puur drinken zijn ze naar twee glazen stomdronken ,Al met al gezellig en heel leuk .

  2. henry zegt op

    De Sante Asoke monikken worden niet erkend door de Sangha (Boeddhistische Hoge Raad). De reden……… zij houden zich strikt aan de raadgevingen van de Boedha. Houden zich niet bezig met toekomst voorspellen, tamboens allerhande, huis inzegeningen, amuletten, men vind hij hen ook geen Boedha beelden en dergelijk. Ze zijn ook veganisten, want zij vullen het gij zult niet doden ook als gij zult niet laten doden in. Zij eten dus geen eieren en drinken ook geen melk of zuivelproducten. Zij bouwen ook geen tempels. Kortom zij leven zoals de Boeddha geleefd heeft.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website