John Wittenberg geeft een aantal persoonlijke bespiegelingen van zijn reis door Thailand die eerder verschenen zijn in de verhalenbundel ‘De boog kan niet altijd ontspannen zijn’ (2007). Wat voor John begon als een vlucht, weg van pijn en verdriet is gegroeid tot een zoektocht naar zingeving. Het Boeddhisme bleek hierbij een begaanbare weg te zijn. Op Thailandblog verschijnen met enige regelmaat zijn verhalen.

Een traan en een glimmend veertje

Slenterend in Wat Umong, snak ik naar minstens één monnik uit de goede oude tijd. Dan schiet me ineens te binnen dat ik af en toe een kort praatje maakte met een oude man die moeizaam Engelse les geeft aan jonge monniken. Ondanks het feit dat het verdraaid lastig praten is met deze leraar omdat zijn geheugen door een ongeval beroerd werkt, klem ik me toch stevig vast aan deze laatste strohalm uit een glorieus verleden van de tijd dat ik hier monnik was.

Zijn geheugen is er niet op vooruitgegaan want hij kijkt me vriendelijk aan en herkent mij niet. Ik som wat namen op en een ook aanwezige nieuwsgierige jonge leerling schenkt me licht in de duisternis door zowaar Vichai te kennen. En geloof het of niet, binnen luttele momenten praat ik per mobiel met Vichai en ontmoet hem de volgende dag.

Ongebruikelijk is het dat je een monnik omhelst, maar we doen het toch om onze blijdschap te uiten. We halen warme herinneringen op en ik voel me helemaal gelukkig omdat ik het kan delen. Samen gaan we, arm in arm, op zoek naar Juw, de monnik met de jampotglazen. En we vinden hem in een ander huisje. Nu aan de rand van het bos, waar het wild (nou ja, als je onder wild verstaat gehoorzame eekhoorns, aaibare reeen en verdwaasde zwijntjes) ’s ochtends samen met hem mediteert.

Juw is oprecht verheugd me te zien. Hij spreekt zelden met iemand, praat heel langzaam, geduldig zoekend naar woorden en zijn langgerekte vingers wijzen soms naar boven, denkbeeldig de woorden grijpend die voor zijn gedachten zweven. Een oude geest in een nog jong lichaam. De uitstralende rust schenkt me een harmonieus gevoel, waardoor ik een klein stapje dichterbij het antwoord van de kernvraag van mijn leven kan komen. De ongewisse zoektocht die nu naar het boeddhisme wijst. In hem zijn verenigd de eigenschappen die in mij zo onderbelicht zijn: devoot, bescheiden, naar binnen gekeerd, meditatief, kwetsbaar, liefdegevend, geduldig en op Boeddha gericht. Ik mag hem zo graag omdat hij een zuivere monnik is. Ik kijk hem liefdevol aan en met zijn bijna doorschijnende zwakke lichaam is hij sterker dan ik. In hem voel ik een bevrijding van de onrust. Het naarstig dolen op zoek naar wat geluk, vindt in zijn karakter een eindbestemming.

Maar tegelijkertijd heb ik de wetenschap dat deze paradijsvogel anders gebekt is dan het musje dat ik ben. Een musje kan nooit zo prachtig zingen als een paradijsvogel en nooit zulke mooie veren dragen. Maar het kan wel het mooie in zichzelf ontdekken door zich te spiegelen aan iets wonderbaarlijks. Waar zijn de jampotglazen gebleven? Ze zijn verruild voor een montuur gelijkend op het mijne. Dat is mijn invloed geweest tijdens de gesprekken die we hadden. Deze ijdelheid heb ik niet voorzien in Juw, maar het geeft feilloos de middenweg aan die we samen kunnen bewandelen.

“Dank je wel, mooie, lieve paradijsvogel”. En het musje vliegt, tjilpend, met af en toe een zuivere noot, van tak tot tak ongewis verder naar den einder. Met een traan in zijn oogjes, maar wel in zijn doffe vederpracht een glimmend veertje rijker.

Zalig modderen in een poel van bederf

Deze dagen in Chiang Mai zijn grotendeels gewijd aan het boeddhisme. De gesprekken met Juw en Vichai en de warme herinnering als monnik drijven me in deze richting. Ik vind geestelijke rust voor meditatie en lees een boeiende biografie over Boeddha geschreven door de uitgetreden non Karen Amstrong (“A history of God” en “Through the narrow gate”). Eventjes wil ik sneller drijven dan het wrakhout om me heen, maar na en paar dagen lonkt de poel van verderf.

Genoeg vroomheid nu, op weg naar Pattaya! Een plaats twee uur gaans ten zuiden van Bangkok, aan de Thaise golf. Tot grote bloei gekomen als retraite voor Amerikaanse soldaten tijdens de Vietnamoorlog, tussen twee bombardementen. Eventjes bijkomen van de slachtpartijen. En dan niet met een gewijd woord, maar met drank en vrouwen.

Na de verloren oorlog halen veteranen in Pattaya warme herinneringen op over die goede oude tijd, hun vrouwen thuis latend. “Mannen onder elkaar”, zogezegd. En daarmee de oude draad oppakkend van de tot op de dag van vandaag onverslaanbare combinatie van drank en vrouwen. Met deze vruchtbare voedingsbodem is het goed zaaien en Pattaya groeide als kool, daarmee een naam vestigend van een wellustige sexindustrie.

Je door je echtgenoot laten begeleiden hier is hetzelfde als een stapel boterhammen meenemen naar een goed restaurant. Hier strijken de arme, naïeve en bloedmooie boerenmeisjes neer, evenals de meer gewiekste hoertjes. Beiden uiterst bedreven in het uitkleden van lelijke, dikke en zwaar getatoeëerde mannen, behangen met gouden kettingen. Hier in Pattaya kan alles wat God verboden heeft. Meneer Pastoor (mocht hij erbij zijn) knijpt welwillend een oogje dicht, omdat hij zelf gretig het spel meespeelt. Strompelende mannen die hun levenseinde alras zien naderen, kunnen hier hun traag tikkende hart ophalen met een geveinsde adoratie van een bloedmooie Thaise van twintig.

Ik zie ze hier veelvuldig wandelen, met de ene hand in een andere (bevende) hand. Haar blik gericht op de cheque die ze elk maand naar de arme familie stuurt. En zijn verguld gelaat gericht op het bijna gedoofde vlammetje, dat nog even wakkeren kan. Dit is Pattaya ten voeten uit en stilletjes droom ik ervan op mijn oude dag mijn koude botten hier te laten verwarmen. Net als koning David.

Maar voorlopig is het nog niet zo ver en wandel ik als een jonge god in de kracht van zijn leven met een vurige vlam die de kinderen Israëls door de woestijn kan leiden. In dit geval één van de vele bars die Pattaya rijk is.

Soms immense hallen met een twintigtal bars, waar eenzame zielige mannen zoals ik, hun laatste toevlucht zoeken naar wat aandacht. Melancholisch voorover hangend aan een morsige toog met een flesje bier in een strak koelboxje als enig gezelschap. Maar niet voor lang!

Want alras wikkelt zich, als een lenige slang, een Thaise rondom je lichaam en maakt wellustige bewegingen, wat zo mooi in oude jurisprudentie wordt genoemd: “als ware zij gehuwd”. Slechts enkele dunne laagjes stof (ik schat drie) scheiden me van de daad. Ik laat het me enkele ogenblikken welgevallen en maak daarna duidelijk dat ik geen seks zoek voor geld. En even snel als ze gekomen is, verdwijnt ze, op zoek naar een andere eenzame stumper.

Wat maak ik het mezelf toch moeilijk denk ik wel eens. Ik heb geen enkel moreel bezwaar tegen sex voor geld, maar de wetenschap dat er tientallen, misschien wel honderden zijn voorafgegaan maakt me huiverig en impotent tegelijk. Bovendien zullen haar geveinsde wellustige kreten waarschijnlijk op mijn lachspieren werken, wat ook weer potentieel niet goed zal uitpakken. En voor “een goed gesprek” heb ik mijn vrienden. Dan nog maar een flesje bier en ja hoor, ik zie alweer wat nieuws kronkelend naderen.”What is your name?” “Where do you come from?”

Een plas doen is ook een heel avontuur hier. Staande in een rij met zeikende collega’s voor een spetterend groot urinoir, ontwaar ik plotseling een klamme doek in mijn nek en masserende handen over mijn rug. Ik ben een liberaal denkend man en schrik niet meer zo snel in het androgyne Thailand, maar twee sensueel masserende handen op mijn onderrug en heupen in een openbare plee is een beetje teveel gevraagd voor mijn tolerantie. En ik geef hem een oplawaai.

Erg onaardig natuurlijk, want het is schijnbaar de gewoonste zaak van de wereld, want piesende mannen naast me laten het zich welgevallen. Ze persen onderwijl de laatste druppels uit en geven de jongen na voldane arbeid een fooitje. Ik maak dit nu regelmatig mee, ook in nette tenten en restaurants. Ze krijgen geen oplawaai meer van me, een zachte afwijzing is voldoende.

Ik wil in alle rust een plas kunnen doen. Zogezegd één van de weinige momenten voor jezelf. Thailand is een prachtig land, het blijft soms even wennen.

De bescheidenheid zelve

Kerst in Bangkok komt niet goed uit de verf. Kolossale, fantasierijke en veeltallige verlichte nepkerstbomen (echte heb je niet in de tropen) en galmende kerstliederen die verhalen over een witte kerst ten spijt. Omdat de geboortedag van Boeddha geruisloos voorbijgaat in het Westen, kan er hier met de kerst ook geen vrije dag van af. Ik besluit daarom de kerst te vieren in het rijke roomse leven van de Filippijnen. In dit land is de kroon verruild voor een mijter, de hermelijnen mantel voor een kazuifel en de scepter voor een bisschopstaf.

Zijne Excellentie de bisschop rijdt in Manilla rond in een glanzende Mercedes en resideert in een waarlijk paleis. De president van de Republiek vraagt bescheiden audiëntie aan en de bisschop ontvangt grootmoedig en is stevig geplaatst op een majesteitelijke zetel. Het hoofd der staat vraagt ootmoedig clericale permissie aan de bisschop voor vele duistere zaakjes, waar beiden niet slechter van worden. Legitimiteit wordt verkregen door het volk vanuit de gewijde hand wat kruimels van de buit toe te werpen. Staat en Kerk zijn hier samengesmolten tot een Rooms verfijnde smurrie van patriarchale dominantie en goedgelovig volk. Hier is het paradijs zichtbaar dat de renaissancepausen voor ogen hadden. Eeuwen van roomse doortrapte strategie vindt in dit land zijn vervolmaking.

Elke jongen droomt ervan piloot of brandweerman te worden, mij lijkt de kardinaalshoed meer geschikt voor mijn talenten. En dan niet in het papenhatende Holland, maar te midden van de Filippijnse aanbiddende gloed van eenvoudige goedgelovenden, bevreesd voor hel en verdoemenis wanneer ik niet voldoende bediend op mijn wenken wordt. Hier kan ik statig floreren en ceremonieel excelleren en tegelijkertijd het belang der kerk doen samenvloeien met de mijne.

Hier zijn tijdens de pontificale mis alle nederige ogen gericht op mijn verheven gelaat. Hier laat ik me door een honderdvoudig galmend koor, weerkaatsend in alle uithoeken van de kathedraal, passend doen uitgeleiden in een goudglanzend groenig kazuifel. Hier volg ik, omringd door een tiental onschuldig ogende misdienaars, het kruis ten teken van mijn grote opoffering.

Hier volg ik mijn weg naar de rijkelijk gedekte tafel en zal ik de uit dankbaarheid door de armen geschonken verfijnde spijzen wegspoelen met de op dronk zijnde wijnen. Hier leg ik mijn vermoeide hoofd neder in een barok gekerfd hemelbed onder zijden lakens, door een bevallig jong nonnetje toegedekt. Hier laat ik het me gewoontegetrouw welgevallen.

Kortom, wie kan er een bescheidener reden bedenken om de kerst te vieren in Manilla, mijn diocee?

– Wordt vervolgd –

3 reacties op “De boog kan niet altijd ontspannen zijn (deel 22)”

  1. Jan Sikkenk zegt op

    Echt prachtig geschreven en zo waarheidsgetrouw. Ik heb er van genoten. Bedankt.

    • john zegt op

      Dank je wel Jan voor het compliment.

  2. Bernhard zegt op

    Bij toeval deze reeks ontdekt en als zij-instromer midden in de verhaal lijn begonnen, gefascineerd door de zeer boeiende schrijfstijl lees ik nu systematisch alle overige afleveringen.
    Complimenten voor de auteur voor de wijze waarop hij persoonlijke bespiegelingen en scherpe waarnemingen weet te converteren naar pakkende proza!
    Als iemand die jarenlang Zen meditatie heeft beoefend is zijn innerlijke strijd en het voortdurend aftasten(en verleggen)van persoonlijke grenzen heel herkenbaar.
    Dank aan de auteur voor het intense leesplezier, waarvan akte!


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website