De week van Tim Poelsma (2, deel 2)

Door Ingezonden Bericht
Geplaatst in De week van, Tim Poelsma
Tags:
1 oktober 2014

Tim Poelsma stapt weer op de motor met zijn Nokia als (soms onbetrouwbare) gids. Hij is inmiddels in Roi Et gearriveerd.

Dinsdag 9 september

Ik werd al om vier uur wakker vanwege de natuurstenen matras. Later in de ochtend stond er koffie op een tafel. Naast de kant en klare zakjes was er ook gewone koffie en ingrediënten voor warme chocola. Bovendien lagen er muffins.

Ik liep de stad in en vroeg naar het grote park. Een vrouw stuurde mij naar een soort gracht met wat gras eromheen. Ik ging terug naar het hotel. Omdat ik het naatje van de kous wilde weten, liep ik om het hotel heen. Het hoofdgebouw was een groot huis. Aan de voorkant was daarin een zeer ruime receptie voor de praktijk en de apotheek. Dat huis was ouder dan het hotel. Ik vermoedde het volgende: Dokter No Lim heeft in zijn ruime achtertuin het hotel laten bouwen. Twee gebouwen van vier verdiepingen, parkeerruimte enzovoort. En dat alles zonder limbische schors! Kan ik die van mij niet beter weg laten halen?

Ik wilde nog een nachtje blijven en ging naar de receptie. Dokter No Lim nam het geld in ontvangst en legde mij uit hoe ik moest lopen naar het centrale park. Het was niet ver. Aan het eind van de straat kwam ik bij een loopbrug over het water. Ik liep over de brug naar het park. Maar het was erg heet, daarom bleef ik daar niet lang. In plaats daarvan ging ik slapen.

Om een uur of half zes liep ik de stad in om wat fruit te kopen. Ik had nog geen fruit te koop zien staan. Daarom vroeg ik links en rechts naar een markt. Een man vroeg of ik geen brommer had. Nee. Hij ging zelf op een brommer zitten en nam een emmer mee met een substantie die op varkensvoer leek. Ik moest achterop gaan zitten. Heel vriendelijk, maar waar bracht hij mij heen? Wist hij dat zelf wel?

Hij reed naar allerlei plekken waar geen markt kon zijn. Hij stond dan even stil en reed weer verder. Daarbij had hij een omvangrijke kegel die het rijden duidelijk beïnvloedde. Misschien kon hij daardoor de markt niet vinden. Maar ineens kwamen we toch bij een groot marktgebouw. Ik bedankte de man hartelijk en ging fruit kopen.

Ik wilde er een stuk kip bij kopen maar dat was op deze markt niet te vinden. Ik besloot terug te gaan. Maar hoe kwam ik thuis. Door het zigzaggen  van de brommerman had ik geen idee welke kant ik op moest. Ik vroeg aan verschillende mensen waar het park was. Ze wezen allemaal dezelfde kant op maar ik liep steeds verder de stad uit.

Bij een benzinestation vroeg ik of ze een taxi wilden bellen. Die waren hier niet. Een tuktuk konden ze ook niet bellen, want niemand had daar een telefoonnummer van. Een vrouw zei dat ik moest gaan zitten. Ik zou worden opgehaald. Ik legde uit dat ik bij een rotonde woonde met een standbeeld van Rama V. Ik deed daarvoor het standbeeld na en auto’s die daar omheen reden. Ze leken het te snappen. Maar dat wist je hier nooit.

Er stopte langs de kant een jongen van een jaar of 20 op een gloednieuwe brommer. Ik ging achterop zitten en het complete benzinekader riep aanwijzingen naar de jongen. Lekker door elkaar. Ik groette en zwaaide en daar gingen we. Al gauw snapte ik dat deze jongen geen idee had waar hij heen moest.

Hij vroeg het aan mij. Ik zei dat hij naar het park moest rijden. Hij moest bij een voetgangersbrug zijn. Maar over de grote vijver lagen twee van die bruggen. Dus vier mogelijkheden. En in het donker herkende ik niks. Ik vroeg of hij het hotel wilde bellen voor aanwijzingen. Het nummer stond op de sleutel. Dat deed hij.

Na het bellen vroeg hij uitleg aan een vrouw in een verkoopkraam. Hij ging rijden en kwam na enige tijd in een straat terecht die ik leek te kennen maar ook weer niet omdat er nu een hoop winkels dicht waren. De jongen ging het vragen in een restaurant. Niemand wist het. Hij reed de hoek om en stopte daar. Hij riep een man die daar werkte. De man droeg een brede sjerp. Hij liep rond met een zaklantaarntje. Chauffeurs lieten hem kaartjes zien en die stuurde hij alle kanten op.

De jongen belde wederom het hotel. De man met de sjerp nam de telefoon over. Geen idee. Ik zei tegen de jongen dat het bij een Chinese barbecue was. Hij herhaalde dat voor de man met de sjerp. Geen idee. Maar we moesten verderop maar eens vragen. We reden verder en al na enkele meters zag ik de lampionnen van de Chinese barbecue. De man met de sjerp werkte daar naast! Het hotel was nu om de hoek. Ik gaf de jongen 200 baht (dolblij) en ging (dolblij) het achtertuinhotel binnen.

Woensdag 10 september

Na de koffie wilde ik uitchecken. Een meisje met een fiets vroeg of ik bananen met rijst wilde kopen. Dat wilde ik niet, want ik had op de markt zoveel bananen meegekregen dat ik ze niet meer kon zien. Het meisje zei dat ze net als ik wilde worden. Niet werken en toch genoeg geld. Daarom werkte ze nu hard. Ik wenste haar veel succes daarmee en liep naar de praktijk van de dokter. Ik kreeg de 200 baht terug. Daarbij kreeg ik een zakje pillen mee. ‘Goed voor op de motor!‘ Op weg.

Doordat ik twee dagen was blijven hangen in Roi Et, voelde ik me weer geweldig op de motor. Ik reed door de rijstvelden met de onverschrokkenheid van een apocalyptische ruiter. ’Opschepper’, ging het door mijn hoofd. ‘Hou je kop,’ Nokia. ‘Ik ben jouw brutale praatjes meer dan zat; ik heb jou in een mum van tijd ingeruild voor iets anders.’

Ik reed een dorp in. Linksaf, zei Nokia. Ik reed erin; dit leek niet op een weg  die ergens heen ging. En de weg was lang. Op het eind stond een tempel en verder kon ik niet. Ik zette de Nokia navigatie uit en opende Google maps. Floep weg. Er kwam een mededeling van Windows over de ruzie met Google. Wat moest ik daarmee in een doodlopende straat bij een tempel in Buriram? In plaats daarvan verscheen als bij toverslag G-maps. Een programma dat sprekend leek op de gps van Nokia. Ik opende het en kreeg er geen ruzie mee.

In plaats van de telefoon begon nu de motor op te spelen. Er ontstond een ritmisch geluid dat bij een bepaalde snelheid behoorlijk tekeer ging. Maar als je harder reed verdween het weer. Ik bleef maar zoveel mogelijk wat harder rijden. Ruzie maken met de motor durfde ik niet. De Ninja heeft een reputatie als van de Ak47. Als ik gisteren over die versnellingsbak had zitten zaniken, zou een tandwiel dwars door het carter mijn prostaat verbrijzeld hebben. Eigenlijk zo gek nog niet. Ik zou in het hotel kijken waar het nieuwe geluid vandaan kwam.

Non Din Daeng

Ik stopte in het knusse Nang Rong om te eten. Gewoon langs de weg en hartstikke lekker. Nadien reed ik door naar Non Din Daeng waar ik incheckte. Had ik niks te mopperen over het hotel van de dokter, hier in het Non Thong hotel was het ronduit slecht. Geen wifi terwijl dat bij de ingang stond aangegeven, zelfs op mijn koelkast was een forse sticker geplakt met gratis wifi erop.

Het meisje zei dat ze dat wel hadden voor de telefoon. Dat was niet waar. Ik betaal iedere maand de telefoon voor internet in het hele land. Dat komt niet uit een kastje van dit hotel. De kamer rook naar nattehondenschimmel en op het bed lag een sprei waar iedereen al onder gelegen had. Geen bovenlaken. De meeste schimmel kwam uit de badkamer en daarvan kon de deur niet dicht.

Maar deze onverschrokken ruiter was echt te moe om door te rijden. Ik ging een tijd op bed liggen en keek daarna naar de motor. De monteur in Roi Et had de ketting veel te strak gespannen. Ik ben naar een nieuwe monteur gereden die alles wat losser maakte. Het geluid was nu niet meer te horen.

Ik ben gaan eten op mijn oude adres, lekker. Ik nam er een fles Leo bij. Maar een kleintje had hij niet, dus nam ik een grote. Een hele kluif voor iemand die bijna nooit drinkt. Bij het geluid van een druppelende kraan sliep ik in.

Donderdag 11 september

Ik heb ondanks het ondermaatse hotel goed geslapen. Ik nam de moeite niet om uit te checken. Ik liet de sleutel in mijn kamer liggen, pakte mijn boeltje bij elkaar en ging op de motor zitten. ‘Hit the road Jack’, zei Nokia. Zo voelde het ook en de timing was perfect. Ik heb Nokia daarom weer aangezet en de hele weg geen onvertogen woord gehoord. Ook de motor was in opperbeste stemming.

Kennelijk houdt hij van een uitgerekte ketting. Weg 348 ten zuiden van Non Din Daeng is buitengewoon mooi. Ik heb hier al zo vaak gereden en het blijft een sprookje. Rijst, veel bomen, onverwachte heuvels, wegcontroles en mooie meisjes op brommers.

Voor mij uit reed een pickup, waarop drie monniken zaten van een jaar of tien. Als dat geen roeping is. Uit balorigheid ging ik als een racer zitten om de jongens aan het lachen te maken. Ik deed het vizier van de helm omhoog en trok rare bekken. Het succes was formidabel. Wat voor rol zou humor in het Thaise religieuze leven spelen? Kijken de monniken ook naar Thaise slapsticks.

In ‘De Naam van de Roos’, kwam je na veel bladzijden te weten, dat de rooms-katholieke kerk niet van humor houdt. Maar dat wist ik al heel lang. Toen ik in Nijmegen op het Canisius College zat, moesten we elke dag naar de kerk. Dat werd streng gecontroleerd.

Een van de interne leerlingen bespeelde het orgel. Tot onze verbazing hoorden we steeds vaker bekende melodieën. ‘Bye bye love’, Elvis, Ricky Nelson, Little Richard, Fats Domino en meer helden van de jeugd van toen. Het heeft vrij lang geduurd voor de Jezuïeten dat in de gaten kregen. Toen werd hij met bladmuziek en al van school getrapt.

Deze monnikjes hielden in ieder geval van gek doen. Hun leermeesters ook nog steeds? Of waren deze jongetjes in hun ontwikkeling verder dan hun leermeesters? Zouden ze bij deze organisatie de weg kwijt raken? Je kon het ook omdraaien: Deze jongens moesten nog een hoop leren en waren daarvoor op het juiste adres. Wie het weet mag het zeggen.

Zonder pasje en geen benzine

Deze weg was in ieder geval mooi. Tot mijn verwondering kwam ik in een  niet bestaand dorp. Ik maakte een foto van het bord waar de naam op stond. Want daarna kwam er niets. Rijst, veel bomen. Het ging vast om een man die zich aangemeld had als burgemeester van dit niet bestaande dorp en salaris kreeg. Maar ik had het mis. Na enige tijd reed ik toch langs huizen, scholen en andere bouwwerken.

Na dit dorp was het wonderlijk genoeg minder mooi. Er groeiden hier gewassen als andijvie, spruitjes en andere groentes die in de opiumwet hadden gemoeten of in wetsartikelen over kindermishandeling. Verder viel mij op dat hier veel en veel  meer wegcontroles waren dan in vorige dagen. Ik kon me niet voorstellen dat het hier zo gevaarlijk was. Hier zaten toch geen Tupamaros of andijviesmokkelaars? Ik dacht dat de grens met Cambodja en de ruzies met dat land daar mee te maken hadden. Vooral omdat er ook veel militairen waren.

Ik kreeg de schrik van mijn leven in Aranyaprathet. Ik moest tanken, maar ik had ook geen geld meer. Ik pinde bij een automaat van de Kasikorn bank. Een ogenblik, zei de machine. Ineens werd het stil. De machine bleef hangen. Hier, met één been in Cambodja, 40 baht in mijn zak, zonder pasje en geen benzine. Wat kon ik doen? Ik zou de Kasikornbank moeten bellen en de zaak uitleggen. Dat kon wel eens een hele tijd gaan duren.

Ineens had ik een beter idee. Ik kon met de creditcard tanken, naar huis rijden of een hotel nemen. Nu begreep ik meteen dat ik die creditcard altijd mee moest nemen. Ten afscheid drukte ik op alle knoppen (best veel) en ineens veranderde de mededeling in: ‘Transactie te langdurig’. Daar was ik het helemaal mee eens. Tot mijn opluchting kwam daarbij het pasje te voorschijn.

Ik pinde elders, tankte en zonder opmerkelijke gebeurtenissen kwam ik weer in Prachinburi, waar ik opnieuw incheckte in het Fluke hotel. Dat hotel met de besneeuwde kanalen, met geen wifi en met de schone witte lakens.

Vrijdag 12 september

Ik sliep weer heel goed. Ik had een droom waarin ik in Arnhem verdwaald was. Dat verdwalen mocht ik me niet over verbazen; maar in Arnhem? Ik zocht in mijn telefoontje naar de te nemen route. Om onbekende redenen wilde het telefoontje per se in het noorden Bangkok binnengaan.

Ik vond dat niks omdat ik dan veel meer stad te verwerken kreeg dan wanneer ik oost-west zou rijden. Uiteindelijk reed ik eerst richting Nakhon Nayok en daarna op de 305 naar Bangkok. Een lange rit langs het water. De betovering van Isaan was hier volledig zoek. Daarbij werd de weg steeds drukker.

In Bangkok was er aansluiting met een weg naar Din Daeng. Daar reed ik in. De weg ging omhoog en ik reed daar als enige tweewieler. Er moet aan het begin een verbodsbord voor motors gestaan hebben en dat had ik niet gezien.

Het schoot goed op maar het zat me helemaal niet lekker. Er kwam een tolpoortje. Nog erger. Ik mag ook niet op tolwegen met mijn motor. Aan de linkerkant was een doorgang voor bussen. Daar ging ik doorheen. Ik reed langs Don Mueang en zag voor mij uit een afslag. Nog even en ik zou niet meer in overtreding zijn. ‘Doorrijden.’ ‘Hou je erbuiten, Nok!’ Ik reed toch maar door. Hier in Bangkok mocht ik onder geen beding ruzie krijgen met de telefoon.

Ik reed zeker vijf kilometer in het tempo van het verkeer en nam toen een afslag. Nokia zei niks.  Daarna ging het redelijk traag. Vermoedelijk kwam ik na die afslag op een onhandig punt terecht. Er werd op last van Nokia veel gezigzagd, hetgeen niet echt opschoot. Maar ik had een kompas in mijn zak waarop ik kon zien dat de route  naar het zuiden bleef gaan en op de telefoon kon ik zien dat de kilometers aftelden.

Wat wil je nog meer? Een hotel, een lekker wijf met sauvignon blanc en veel tapas. Ik zag het helemaal voor me. In plaats daarvan kwam er een hele hoop eenrichtingverkeer. Een fenomeen dat in het hele Aziatische continent ontbreekt en dat alleen opduikt als ik een brug over moet die ik al kan ruiken, maar waar ik niet op kan omdat mijn richting verkeerd is. Ook die hindernis werd genomen. Weliswaar met geween en geknars der tanden. Maar na dat gejeremieer reed ik stoer de brug over.

Toen ik Bangkok goed en wel uit was, had ik een lege batterij; ik kon Ee niet bellen. Bij Petchaburi reed ik door een stortbui van wel een half uur. Bij Cha-am kwam er ook een die minder lang duurde. Maar toen was ik al bijna thuis. Thuis was ik dolblij dat Ee en de kinderen er waren want ik had ze best wel gemist.

Tim Poelsma

De week van Tim Poelsma (2, deel 1) stond op 26 september op Thailandblog.

Tim Poelsma (71) studeerde geneeskunde. In het tweede jaar vertoonde hij zich niet meer op het universiteitsterrein. Hij werkte hier en daar en trok de wijde wereld in. Terug in Nederland pikte hij de studie weer op en maakte die af. Tim werkte jarenlang als zelfstandig homeopathisch arts. Daarna kwam hij in de verslavingszorg terecht. Hij heeft een dochter; vriendin Ee heeft met haar overbevolkte netwerk hem de naam ‘dokter tim’ opgespeld. Onder die naam reageert hij op postings op Thailandblog.


Ingezonden mededeling

Uit het nieuwe boek van Thailandblog Charity: ‘Het koude seizoen ging over in het warme seizoen. Jan vond het wel warm, net als iedereen, Marie had er moeite mee.’ Maria Berg in het bizarre verhaal Jan en Marie uit Hua Hin. Nieuwsgierig? Bestel nu het nieuwe boek ‘Exotisch, bizar en raadselachtig Thailand’, dan vergeet je het straks niet. Ook als E-book. Klik hier voor de bestelwijze. (Foto Loe van Nimwegen)


4 reacties op “De week van Tim Poelsma (2, deel 2)”

  1. Alphonse zegt op

    Wat een prachtig verhaal, total weird!
    Totaal naast alle kwesties.
    Of, om bij de beeldspraak van Tim te blijven, helemaal tegen alle rijrichtingen in.
    Maar geschreven in het hoekige glibberende stakerige ritme van een Guzzi V7!
    Wat een hemels boxergeluid van Tim.

  2. Davis zegt op

    Dit lezen met een beetje inlevingsvermogen is een geneugte.
    Prachtig hoe het Nokiading plots tot ‘Nok’ wordt herleid. Een vogeltje. Betere metafoor valt niet te verzinnen!
    Thanks.

  3. Gringo zegt op

    Mooi verhaal wel Tim, alleen raad ik je aan de volgende keer die §µ‰‡†¢¶ Nokia er buiten.
    Gebruik hem alleen in noodgevallen en laat je niet commanderen door zo’n stom apparaat.
    Op een motor moet je je inderdaad een vrijbuiter voelen.

    Heb je in Roi Et het park met die vele vissen en hoogste Boeddha beeld van Thailand nog wel bekeken?.

  4. Tim Poelsma zegt op

    Beste Gringo,
    Tijdens de rit achterop de beschonken brommerman, kreeg ik alle 101 bezienswaardigheden van Roi Et te zien. Ook de enorme Boeda. Door karma en andere ongemakken heb ik genoegen moeten nemen met de achterkant van het gevaarte. Nadat ik op de markt was geweest, was ik behoorlijk onthand doordat het vermaledijde telefoontje nog in het hotel van dokter No lag. Maar bij de volgende rit hoop ik weer een atlas te gebruiken, want dat hoort meer bij mijn beleving van reizen dan zo’n eigengereid ding.
    Met vriendelijke groeten, Tim.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website