Nui’s moeder is een paar dagen terug overleden. Het meisje mist haar moeder en raakt in shock, krijgt nachtmerries en communiceert niet meer. Huisarts en oma weten zich geen raad.  Dit verhaal vertelt van de dromen waarin ze haar moeder ontmoet in vreemde omstandigheden. Een monoloog waarin Nui haar overleden moeder toespreekt.

Moeder stierf twee nachten geleden.

In het halfhoge gordijn aan het raamkozijn zit een gat dat ik er maakte. Het is geborduurd met daarop een gebreid konijntje dat naar de maan kijkt en dat wij samen kochten op de Phahurat markt in Bangkok. Ik hoor je nog dreigen mij een mep te geven als ik dat nog eens doe.

Weet je wat, mammie? Ik heb het weer gedaan. Raad eens waar jouw krulspelden zijn? Ik heb ze gepakt en gedaan alsof ze de wielen waren van een stoomwals. Daarna liet ik ze liggen onder de mangoboom, en daar zijn ze nat geregend. 

Ik herinner me hoe je mij knuffelde en wiegde op de maat van jouw zelfgemaakt liedje. Je vond het prachtig toen je mij dat voor het eerst hoorde zingen en toen je mij er op zag dansen schudde jij van het lachen. Maar toen jouw vingers de tuinaarde voelden die ik op mijn hoofd had gestrooid, toen werd je boos. Je riep dat je nog nooit een kind had gezien dat zo stout was als ik. Toen ik stopte met zingen en ging janken zei je dat je me zou slaan als ik niet stopte met huilen. En ik moest van jou gaan douchen.

Na de douche sloop ik de wc in met een blad van de broodboom om mijn billen af te vegen. Jij was het die me zei dat ik nu een grote meid ben en moet leren mijn eigen kont te wassen. Je voelde dat er iets niet klopte en kwam kijken. Je kon je lachen niet houden toen je mijn gat waste.

Ben je er al achter dat ík de jonge jackfruits heb gepakt? Ik pak ze iedere keer als ik bladeren pluk. Maar ik gaf de schuld aan de vleermuizen; jij geloofde me en werd boos op ze… Ik was het, mams, ik was weer eens stout.

Vannacht lig ik helemaal alleen in het grote bed, met mijn ogen wijd open. Ik lig precies op de plek waar jij sliep; met mijn hoofd op jouw kussen. Ik huil niet. Jij bent zo bijzonder voor mij; te bijzonder om voor te huilen en zo verzacht ik de pijn.

(youyuenyong budsawongkod / Shutterstock.com)

Huisarts Lek

Iedereen is naar de tempel om bij jou te zijn. Iedereen behalve oma en de mensen die hier blijven. Want dokter Lek zei dat ze mij in de gaten moeten houden. Oma houdt net zo veel van me als jij maar zij weet niets van de geheimpjes die ik verstopt heb in de gaten en spleten in huis. Nee, ook niets van de kostbare schatten die piraten hebben verstopt achter de keuken, en niets van Doraemons verstopplekje bij de kast. Doraemon, de slimme robocat die uit mijn stripboek stapt om verstoppertje met mij te spelen.

Maar het grootste geheimpje zit verstopt in jouw rotan handtas onder het bed. Je bewaakte die overdreven goed maar zelfs jij kon mij niet bedwingen. Ik moest onder het bed kruipen om het te pakken en er zaten foto’s in van een knappe man. Dit is het enige geheimpje waar ik je nooit over heb durven vragen hoewel ik vaak gehuild heb en jou gesmeekt om een vader voor me te kopen in plaats van de teddybeer.

Het licht van de maan wordt gefilterd door de gaten in het gordijn en dat geeft dansende schaduwen op de spiegel. Jij hield meer dan wie ook van zingen en dansen op ieder moment van de dag. Soms trof ik je dansend aan, helemaal alleen voor de spiegel. Maar als jij me zag dan stopte je, verlegen, en lachte.

Maar vannacht heb ik alleen maar schaduwen. Mijn hart zit verstopt en slaat af en toe over. Het halfhoge gordijn hangt stil. Koele wind zweeft naar binnen en het gordijn beweegt. Heldere stralen van de maan komen de kamer in en de schaduwen komen tot leven, en het voelt alsof je nu naast mij danst. Dit gevoel wordt sterker en ik wacht tot je me knuffelt en laat huilen in jouw schoot. Ik begin bang te snikken maar hou mijn tranen binnen tot jij terugkomt. Dan huil ik alles naar buiten om jou je rot te laten voelen omdat je me liet wachten.

Klik!

Het geluid van de schakelaar. De kamer staat vol licht; de schaduwen zijn weg. Ik stop met huilen en draai mijn gezicht naar de muur. Oma komt me weer controleren. ‘Nui! Nui liefje, ik heb rijstsoep met vlees voor je. Kom op, snel!’ Ik draai me van de soepkom af; wil niet eens praten, laat staan eten. Dus ik schud met mijn hoofd en probeer aan oma’s hand te ontkomen maar zo snel geeft zij niet op. ‘Kom op, ik ga je voeren. Open je mond, liefje…’

Zij is het die huilt terwijl ze vrolijk binnenkwam. Ik neem een paar lepels soep om van haar af te zijn en ik zie dat ik haar daarmee blij maak. Dan loopt ze naar het raam en schuift het gordijn weg waardoor frisse wind de hete kamer in komt. Ze neemt de soep mee naar de keuken en ik ben weer alleen.

Ik lig weer in het donker. Alleen mijn ogen bewegen en volgen de schaduwen van de takken van de magnolia. Schaduwen die bewegen in de spiegel. De geur van de magnoliabloemen vult mijn kamer maar daar was ik me niet van bewust. Die spiegel, daar draait alles om.

Ach, mama. Wat moet ik doen om jou weer te zien? Ik beloof dat ik nooit meer een gat in het gordijn zal maken. Nooit meer zal spelen met jouw krulspelden. Nooit meer jonge vruchten zal plukken. En het nooit zal hebben over de foto’s waar jij van hebt gehouden. Mama kom bij me terug. Alsjeblieft mama!

Mijn oogleden worden zwaar. Het donker er achter wordt zo intens dat ik ze snel weer open doe. Mijn hart klopt hoorbaar maar het kalmeert als ik de schaduwen gezellig zie bewegen op de vloer. Ik heb vaak nachtmerries en jij weet dat, mama. Vaak werd ik huilend wakker omdat ik bang was van de boze geesten in mijn ogen. Dan draaide jij je om om mij te knuffelen en te kussen tot ik weer sliep. Jij vertelde me dat ik niet bang hoefde te zijn als jij er was en dan draaide ik me weer om en sloot mijn ogen.

Een nachtmerrie

Ik zat helemaal alleen op boomwortels en schepte zand. Wist niet waar jij heen was. Zat naast de reusachtige stam van een oeroude boom, zo oud dat zijn bast grof was en ruw. De knoestige takken liepen tot boven de enorme afgrond die steil omlaag liep. De boom stond helemaal alleen op de rand van die rotswand.

Stak mijn nek uit om naar beneden te kijken en ik zag heel ver de zee en een strook zand langs de rotswand. Ik dwong mijzelf te geloven dat dit was zoals die keren dat ik speelde op het strand van Cha-Am maar iets vertelde me dat dit anders was. De zee was niet indigoblauw maar diep zwart en ondoorgrondelijk, onbeweeglijk, geen spoor van golven. Het hele tafereel was dodelijk stil; ademloos.

Ik werd zo bang van deze plek dat ik stopte met scheppen en haastig in de boom klom. Als ik naar de top zou klimmen vond ik vast wel een veilig plekje tussen zijn groene armen. Maar zodra mijn handen de tak pakten die boven de kloof hing schudde de boom hevig alsof hij zichzelf ontwortelde. Ineens begon de zee te kreunen alsof de zeebodem was losgewrikt. Er was een gapend gat  ontstaan dat het water opzoog met zo’n kracht dat alle water weg was en ik alleen nog grind zag op de bodem.

Toen werd het me duidelijk dat de boom een toegangsdeur was die eerst dicht zat. Zijn wortels zaten heel diep tot in de zeebodem en verhinderden iets te ontsnappen, iets dat daar zat. Door die tak aan te raken had ik een trilling veroorzaakt die doorliep naar de wortels die die deur dicht hielden. De kracht was zo sterk dat de zeebodem openbarstte tot een diepe wond in de aarde.

Ik pakte de tak met twee handen terwijl mijn lijf boven de afgrond zweefde. Keek omlaag en zag een monster naar mij kijken vanuit de diepte. Hij lachte en zijn handen kwamen hoger en hoger om mij te pakken. Ik schreeuwde en spartelde in de lucht, bang dat hij met zijn handen bij mij kon. Zou dat gebeuren dan werd ik nooit meer wakker.

In die droom probeerde ik mijn ogen te openen maar dat ging niet. En toen zag ik jou, mama. Daar was jij met een ladder. Jij zette de ladder tegen de boom en verplaatste de treden alsof je wist welke plekken je niet mocht aanraken. Zag ook mijn bruine teddybeer Teddy die het gestippelde rode lint van zijn nek haalde en de ladder aan de boom bond. Ik zag de handen van de engerd verder en verder van mij weggaan.

Jij droogde mijn tranen en gaf me aan Teddy die mij op de grond liet zitten. Jij had een toverzwaard gemaakt van vlakgom en met al jouw kracht houwde jij het monster kapot. Waar je hem raakte verdween dat lichaamsdeel. Ik hoorde het water klokken en zag zeewater uit het gat komen om de zee aan te vullen. Op jouw schouders nam je me mee naar het strand beneden.

Toen pakte je een doos krijtjes uit jouw tas en we kleurden de zee blauw. Teddy blies zijn wangen vol en blies de zee plat tot kleine golfjes. Golfjes waar jij en ik in gingen poedelen. Voordat we weg gingen kleurden we de kale boom in het helderste rood, geel en groen. Ik herinner mij de schoonheid daarvan.

Toen ik wakker werd de volgende morgen en jou vroeg naar die nacht kreeg ik een standje; jij noemde het een onzinnige droom. Maar in jouw ogen zag ik dat het waar was. Toen we weer naar bed gingen vertelde je een geheimpje dat zelfs oma niet kent. Jij zei dat, zelfs als de hemel ons zou scheiden, de liefde tussen moeder en kind die afstand zal overbruggen en ons weer samen brengt. Je gaf me de doos krijtjes en streek over mijn wang tot ik slaperig werd. En hoe vaak ik me ook omdraaide, steeds suste jouw parfum mij in slaap.

Maar nu moet ik sterk zijn en mijn ogen sluiten, helemaal alleen in bed. Ik zie diepe duisternis achter mijn gesloten oogleden. Die duisternis verdwijnt langzaam zoals water, dat druppelt op een net zwart geverfd oppervlak, langzaam grijs wordt. Ik vind, als eenzaamheid of angst een kleur was, dat dit grijs zou zijn.

Direct zie ik dat monster op me af komen, zijn bek verkrampt in een stille lach. Dat maakt het allemaal nog erger. Een van zijn ogen komt los en hangt bij zijn kaken. Voor ik een kik kan zeggen komt ook oog nummer twee los en vormt een gezicht van onvoorstelbare lelijkheid. Hoewel mijn ogen dicht zijn ben ik toch wakker dus wat ik zie is geen verzinsel.

Het is voor mij teruggekomen, da’s wel duidelijk. Het is er achter gekomen dat ik alleen ben zonder jou. Ik open mijn ogen want weet dat ie alleen verder kan komen als mijn ogen dicht zijn. De frisse wind valt weg en de insecten buiten zwijgen. De geur van de magnolia neemt af en de maan kruipt achter een wolk. Maar de vuurvliegjes nemen in aantal toe en glinsteren in het bladerdak in de tuin. Hoe meer ik kijk, hoe meer ze lijken op boze geesten die eindeloos op wacht staan. 

Ik roep om oma maar er komt geen geluid uit mij. Oma, die  mij altijd komt controleren. Waar is ze nu? Als het monster kop en lijf weer aan elkaar kan zetten hoe moet oma daar dan mee leven? Uren gaan voorbij en ik word slaperig. 

De maan komt langzaam weer tevoorschijn.  De wind is er en de schaduwen van de magnolia komen terug op de vloer; ze klimmen langzaam naar mijn bed en dansen. Ik zie zonnestralen. Denk aan mijn doos krijtjes. Pak zachtroze en ik begin jou te tekenen. Een race tegen de klok.

De engerd heeft zichzelf weer opgebouwd en wil mijn krijtje pakken. Ben nog niet klaar met jouw handen die mij kunnen vasthouden en veilig wegduwen. Dan begin jij ons liedje te zingen en jij knikt naar me terwijl je de muzieknoten ordent die uit jouw mond komen. De muzieknoten vormen rijen soldaten met jou als generaal. Ontelbare noten vormen een ketting die het monster gaat vastbinden en hem helemaal bedekken. Iedere noot doet mee met jouw lied en dat weergalmt in de kamer.

Als de muziek afneemt stop ik met huilen en zie ik twee pingpongballen waar eerst de ogen van het monster waren. Waar zijn armen waren zie ik twee penselen die ik je had gevraagd. Ik zoek mijn krijtje en haast me jouw hand af te tekenen zodat de tekening compleet is. Ik huil alle ingehouden tranen naar buiten zodra ik me veilig voel in jouw omarming. 

We omhelzen elkaar en dan vertel je mij jouw laatste geheimpje. Je zegt, dat wanneer ik jou wil zien, dat ik je zal vinden in de woorden en in het ritme van de liedjes die ik zing. In het ABC dat ik schrijf, in de tekeningetjes die ik maak, en in de klei als ik boetseer. Je zegt dat je steeds bij me bent, in mijn kleine maar onmetelijk fantasierijke hartje.

Klik!

Het licht is aan; de kamer baadt in licht. Doe mijn ogen open en zie dat oma het muskietennet opendoet om naar mij te kijken. 

‘Oma! Mag ik een Ovomaltine?’ Ik schuif naar haar toe en ze houdt me stevig vast, haar tranen vallen op mijn wangen en ze blijft maar roepen: ‘Nit! Nit! Nui heeft iets gezegd! Bel dokter Lek en zeg hem dat Nui weer praat!’

De geur van haar parfum zweeft om haar heen en verdringt de geur van de magnolia. Ik druk me zachtjes tegen haar aan en in een paar tellen ben ik diep in slaap, mijn wangen nat van haar tranen.

-o-

Bron: The South East Asia Write Anthology of Thai Short Stories and Poems. Een bloemlezing uit bekroonde verhalen en gedichten. Silkworm Books. De Engelse titel is ‘Mother!’ Vertaald en bewerkt: Erik Kuijpers. De tekst is ingekort.

De auteur is Anchan, mw Anchalee Vivatanachai (1952). Zie de toelichting van Tino Kuis https://www.thailandblog.nl/cultuur/bedelaars-kort-verhaal/ en van Lung Jan https://www.thailandblog.nl/achtergrond/thailand-om-dichterlijk-van-te-worden/

3 reacties op “Moeder! Een kort verhaal van Anchan”

  1. Tino Kuis zegt op

    Wat en ontroerend verhaal weer, Erik! En zo goed vertaald! Ik hou van de Thaise literatuur en geniet er altijd van.

  2. Lode zegt op

    Mooi Erik, het raakt mij !

  3. Wil van Rooijen zegt op

    Mijn god, wat was dat mooi


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website