Verhalen uit het oude Siam (deel 3, slot)

Door Tino Kuis
Geplaatst in Geschiedenis, Tino Kuis
Tags: ,
15 mei 2021

Hoe keken buitenlanders vroeger tegen Siam aan? Andrew Freeman (1932): ‘Dit volk is niet in staat zichzelf te regeren. Kijk hoe ze dingen doen. De oosterling zal nooit waarderen wat de blanke voor hem deed.’ Zestien verhalen op een rij, vertaald door Tino Kuis.

Deze korte verhaaltje komen uit een boekje getiteld ‘Tales of Old Bangkok, Rich Stories From the Land of the White Elephant’. Ze staan daar in willekeurige volgorde wat tijd, plaats en onderwerp betreft. Dat heb ik maar zo gelaten. Van ieder verhaaltje wordt de bron genoemd maar ik heb alleen de persoon en het jaartal vermeld.

George B. Bacon, 1892

Siamese kinderen zijn de meest fascinerende kleine dingen die ik ken. Ze betoverden me vanaf het begin, maar het doet me verdriet dat ze op een dag even lelijk zullen worden als hun vaders en moeders, en dat wil wat zeggen!

Ernest Young, 1898

De enige echte inlandse wijk is de lange nauwe bazaar die bekend staat als Samphaeng. Ze is ongeveer 2 kilometer lang en bevat een zeer gemengde bevolking van Indiërs, Siamezen en Chinezen.

De lange nauwe bazaar heeft zo zijn eigen attracties. Hier komen alle inlandse producten samen, en hier oefenen steeds een aantal mensen hun inlands ambacht uit. Smeden en wevers zijn in de weer met hun handel, goud- en zilversmeden maken doosjes en versieringen voor de rijken en edelsteenbewerkers slijpen stenen om in juwelen gezet te worden.

Peep-shows en open-lucht voorstellingen laten de nietsdoeners rondhangen en bezige bijen verdringen elkaar op de oneffen, ruw-geplaveide voetpaden. ‘s Avonds laat zijn de winkels gesloten maar de goktenten, de opiumkitten en de bordelen vullen zich met de laagsten van het lage allooi.

Sunthorn Phu in ‘Nirat Retch’

(Dichter, 1786-1855)

In Bang Luang aan het kleine kanaal verkopen vele Chinezen hun varkens. Hun vrouwen zijn zo jong, blank, mooi en rijk. Thaise mannen zoals ik, die om hun hand zouden vragen, worden buiten gesloten als achter ijzeren tralies. Maar als je geld hebt, net als deze Chinezen, dan smelten die tralies zomaar weg.

Ernest Young, 1898

Het ontbreken van achternamen en huisnummers geeft veel problemen bij het verzenden van brieven. Een envelop moet vaak zo geadresseerd worden:

Aan meneer Lek
Student op de Normale School
Zoon van meneer Yai, soldaat
Aan de voet van de Zwarte Brug
Achter de Lotus Tempel
New Road, Bangkok

Charles Buls, 1901

De Chinezen schreeuwen een hoop, en werken hard. De Siamezen zijn kalmer en gaan stilzwijgend voorbij.

Uit het dagboek van Gustave Rolin-Jaequemyns, 1893

(Belgische adviseur van koning Chulalongkorn. Twee Franse oorlogsbodems waren de Chao Phraya opgestoomd om de Franse eisen op gebieden aan de Mekhong, nu Laos, kracht bij te zetten.)

Iedereen leek gedemoraliseerd. De koning vroeg me wat ik dacht dat er zou gebeuren, en de Richelieu (Deense commandant van de Siamese marine) stelde voor twee Siamese schepen in te zetten om de Franse schepen tot zinken te brengen.

Ik vroeg of er kansen waren dat zo’n operatie succesvol zou verlopen. Hij kon een bevestigend antwoord niet over zijn lippen krijgen. Daarom ontraadde ik deze operatie ten sterkste, waar ik overigens niet eens achter zou staan als succes gegarandeerd zou zijn.

Bij succes zou het oorlog betekenen en bij geen succes zou het een bombardement op Bangkok en het paleis veroorzaken. Mijn antwoord was dat we, in het belang van de stad, moesten afzien van vijandigheden.

Emile Jittrand, 1905

De Fransen mengen meer met de inlanders dan de Britten; zij zijn niet zo afstandelijk als die laatsten. Door afwisselend vertrouwelijk en boos te zijn maken ze zich niet gerespecteerd bij de inlanders.

James Anderson, 1620

(Arts, uit documenten van de Britse Oost-Indië Compagnie.)

Gokken was niet de enige zwakheid in die dagen zoals overduidelijk blijkt uit de correspondentie van de Compagnie. Er zijn verwijzingen naar wellustigheid, onnoembare ziekten, dronkenschap en bastaarden in brieven van de dienaren van de Compagnie.

Misschien was de moraal van een lagere standaard dan nu. We moeten echter met mildheid oordelen over deze Engelsen, gezien hun ballingschap en hun omgeving die zo anders dan hun Engels thuis, en ze zijn blootgesteld aan vele nieuwe verleidingen.

Andrew Freeman, 1932

‘Toen deze weg werd gebouwd reden de treinen ‘s nachts niet vanwege de vele botsingen met olifanten.’
‘Je maakt een grapje’, zei ik.
De Engelsman schonk nog eens in.
‘Niet echt’, vervolgde hij, ‘er moet een wet komen die voorschrijft dat olifanten koplampen en achterlichten moeten dragen.’
‘Mijn God, als wij Siam zouden controleren dan zouden we ze wel leren wat efficiëntie is. Dit volk is niet in staat zichzelf te regeren.’
‘Waarom niet?’ vroeg ik.
‘Wel, kijk eens om je heen. Kijk hoe ze dingen doen. De oosterling zal nooit waarderen wat de blanke voor hem deed, daarom. Als wij zouden doen als de Siamezen, wat zou er dan van ons terecht komen?’

Uit de memoirs van Prins Willem van Zweden, 1915

(Na de kroning van koning Rama VI te hebben bijgewoond.)

De volgende dag, de laatste van het jaar, kwamen we moe maar veilig terug in Bangkok, met alleen goede herinneringen aan een interessante jachtpartij. De hoornen van een buffel uit Ban Chee-wan behoren nu tot de meest trotse exemplaren van mijn jacht trofeeën want voor zover ik weet zijn Leewenhaupt en ik de enigen die ooit deze soort van de Siamese fauna hebben afgeschoten. En in de toekomst zal het nog moeilijker worden, en misschien wel onmogelijk, want er is een jachtverbod op komst voor deze beesten die bijna zijn uitgestorven.

Radio uitzending regering, 7 november 1939

‘Overeenkomstig het Vijfde Edict vraagt de regering aan alle Thais noedels te nuttigen want noedels zijn goed voedsel, ze bevatten rijst en noten, alles met een zure, zoute en zoete smaak en allemaal in Thailand geproduceerd. Noedels zijn voedzaam, schoon, goedkoop, makkelijk aan te schaffen en het smaakt uitstekend.’

Time, 24 november 1947

‘Phibun Sonkraan (generaal die de macht greep in 1946) verbood de Siamezen zonder hoed of schoenen de straat op te gaan, betel te kauwen, op de straat te zitten of te hurken, of de panung te dragen. Op officiële foto’s werden schoenen en hoeden bijgekleurd op afbeeldingen van boeren.

Phibun verordonneerde ook dat ambtsdragers hun vrouw moesten zoenen voor ze naar hun kantoor gingen. Overtreders van deze decreten werden naar ‘opvoedingskampen’ gestuurd.’

(Panung: traditionele kleding voor mannen en vrouwen: een doek om de heupen geslagen en vervolgens tussen de benen door achteraan vastgemaakt.)

TIME magazine, 1950

Ananda (Rama VIII, 1925-1946) was een vreemde jonge koning. Vol met westerse ideeën weigerde hij met bezoekers te praten die vóór hem beneden onderaan zijn stoel gingen zitten, op de Siamese manier. Hij eiste dat ze op stoelen plaatsnamen, op dezelfde hoogte als hij.

Neue Zurcher Zeitung, 15 april 1950

Op de ochtend van 9 juni 1946 verspreidde het nieuws zich in de stad dat de jonge koning in zijn slaapkamer dood was aangetroffen met een kogelwond in zijn hoofd. Was het een ongeluk? Zelfmoord? Of een moord?

Er waren argumenten voor elk van deze drie mogelijkheden. Er waren mensen die volhielden dat Ananda Mahidol opzag tegen de grote verantwoordelijkheden en moeilijke taken die hem te wachten stonden. Uiteindelijk ging de verdenking uit naar een groep ambitieuze politici wier veronderstelde bedoeling was de monarchie af te schaffen.

Associated Press, 1952

Koning Bhumiphol Adulyadej tekende vandaag de nieuwe Thaise grondwet afgekondigd door de militaire junta die de regering vier maanden geleden omver wierp in een bloedeloze coup d’état.

De koning was aanwezig bij de uitgebreide ceremonieën die precies om 11 uur begonnen, een tijdstip heel gunstig geacht door de astrologen.

Gisteren kondigde Radio Bangkok aan dat de plechtigheid was uitgesteld maar de militaire junta overtuigde de koning ervan zijn gedachten te veranderen. Maarschalk Sarit onthulde dat ‘s maandags, om 11 uur ‘s avonds, generaal Thanom Kittichachorn, onderbevelhebber van het leger, de koning had ontmoet. Gevraagd wat de koning vond van de staatsgreep antwoordde Sarit: ‘Wat moest de koning zeggen, alles was al achter de rug.’

Alfred McCoy, 1971

De ‘opiumoorlog’ tussen Phao (hoofd van de politie) en Sarit (generaal en premier) was een verborgen oorlog waar alle veldslagen schuil gingen onder een mantel van officiële geheimhouding. De grappigste uitzondering vond plaats in 1950 toen één van Sarit’s leger konvooien het station in Lampang benaderden met een lading opium.

De politie van Phao omsingelde het konvooi en eiste dat het leger de opium moest afstaan omdat het bestrijden van drugs de uitsluitende verantwoordelijkheid van de politie was. Toen het leger weigerde en dreigde zich al schietend een weg te banen naar het station sleepte de politie machinegeweren aan en groeven zich in voor een vuurgevecht.

De nerveuze stand-off duurde twee dagen totdat Phao en Sarit zelf in Lampang verschenen, de opium in bezit namen, het samen begeleidden naar Bangkok waar het stilletjes verdween.

Bron:
Chris Burslem, Tales of Old Bangkok, Rich Stories From the Land of the White Elephant, Earnshaw Books, Hongkong, 2012.

Verhalen uit het oude Siam (deel 1) stond op 24 september op Thailandblog; Verhalen uit het oude Siam (deel 2) op 28 september.

Foto’s: Tableaus in het Thai Human Imagery Museum, 43/2 Mu.1, Pinklao Nakhon Chasi Road, Nakhon Pathom. Tel. +66 34 322 061/109/607. Openingsfoto: Acht koningen van de Chakri dynastie; Rama IX, de huidige vorst, staat er niet bij. De foto van de vrouw in panung is niet in het museum genomen.

Bekijk hier afbeeldingen van het oude Siam.

3 reacties op “Verhalen uit het oude Siam (deel 3, slot)”

  1. Alphonse zegt op

    Boeiend om te lezen. Vooral die brief uit 1620. Er waren dus Thaise vrouwen die bij de Compagnie kwamen klagen omdat ze een buitenechtelijk kind van een Engelsman hadden. Heel geëmancipeerd!

  2. Tino Kuis zegt op

    Ik moet je teleurstellen, Paul, ik heb er over nagedacht maar weet het gewoon niet. Het is interessant om eens te lezen hoe buitenlanders in het verleden tegen Thailand aankeken maar wat is het waarheidsgehalte? Hoe gekleurd zijn hun verhalen? En hoe schat je de mentaliteit van het huidige Thailand in? Ik denk dat je daarom voorzichtig moet zijn lijnen te trekken van het verleden naar het heden. Ik heb er niet zoveel van geleerd wat het heden aangaat.
    Ik beleef eigenlijk het meeste plezier aan wat je kunt zien als uitzonderlijk, niet passend bij een inschatting van de Thaise mentaliteit toen. Koning Ananda die er op stond dat bezoekers niet op de grond plaatsnamen maar op een stoel even hoog als hijzelf. De les die ik trek is misschien dat de werkelijkheid heel divers is.

  3. ruud zegt op

    Weer een erg interessant verhaal, en speciaal de verzameling foto”s die er onder geplaatst waren heb ik met veel plezier bekeken. Ik kijk uit naar de volgende boekbespreking!


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website